Voor de meeste tuinliefhebbers is de roodborst een wintervogel. Alleen in grote tuinen zien we hem ook in de zomer. Zelfs in hartje winter prevelen zowel man als vrouw hun liedje. Dit is bittere noodzaak, want in die tijd verdragen zij elkaar niet.
Ik heb iets tegen verkleinwoordjes. Er zitten in onze tuin dan ook geen musjes, meesjes of vinkjes maar gewoon huismussen, koolmezen en vinken.
Toch zeg ik liever roodborstje dan winterkoninkje en dat heeft duidelijk niet met het formaat te maken.
Een winterkoning gedraagt zich in de winter, in ieder geval vocaal, als een kerel: enorm wat kan dat beestje een stem opzetten. Beestje, daar heb je het weer.
Het roodborstje daarentegen, ook een winterzanger, prevelt heel zacht, maar o zo muzikaal zijn maar ook haar liedje.
Het zoetgevooisde geklets van dit familielid van de nachtegaal is niet alleen aan de man voorbehouden. In oktober als alle andere vogels zo'n beetje zwijgen, zingen zowel man als vrouw roodborst volop. Mannetjes en vrouwtjes leven dan solitair en zijn gedurende de winter elkaars concurrenten. Niet alleen 's morgens vroeg, ook bij het vallen van de schemer kan men in deze tijd van het jaar genieten van de zang. Hoge fluittonen schieten uit het lieflijke gemurmel omhoog. Thijsse beschrijft in 'Het vogeljaar' de zang van de roodborst heel treffend: 'Het lijken vuurpijlen van vreugde, opstijgend uit een zee van tevredenheid.' Een roodborst straalt inderdaad tevredenheid uit. Het vogeltje boeit niet alleen door kleur en gedrag. Het grote gitzwarte oog is meer dan imponerend.
De Engelsen gaan met hun vriendschap voor het roodborstje heel ver. Geen kerstkaart zonder 'robin' daarginds. Geen wintervertelsel of er komt een robijntje in voor. In Engeland is kraaloog een echte standvogel. Zomer en winter kun je hetzelfde individu in dezelfde tuin aantreffen. Onze roodborstjes zijn echter trekvogels. De meeste tuinen krijgen de roodborst alleen in de winter op bezoek. In grotere meer parkachtige tuinen kan men hem gedurende het gehele jaar aantreffen. Ringonderzoek heeft aangetoond dat dit meestal niet dezelfde exemplaren zijn. Een onbekend aantal trekt in het najaar weg naar Zuid-Frankrijk en het Iberisch schiereiland. Noordelijke vogels, voor ons de winterroodborsten, nemen hun plaatsen in. Zij zijn lang niet zo schuw als de roodborsten die bij ons hun jongen grootbrengen.
Dat voor de meeste mensen het roodborstje een wintervogel is, bevestigt Hans Dorrestijn nog eens in zijn 'Dorrestijns Vogelgids'. Hij beschrijft een roodborst die met veel plezier met zijn ijle pootjes schaatsbewegingen maakt over een bosvennetje bij de Planken Wambuis. Wel anderhalve meter schaatste het robijntje over de ijsvloer en aan de finish keek kraaloog volgens de schrijver verrukt om zich heen als of hij een prestatie van formaat had geleverd. Ik heb wel meer vogels zien schaatsen; nou ja schaatsen, eigenlijk sleetje rijden. Wat te denken van de eend of de meerkoet die komt aanvliegen en een tiental meter voor het wak op het ijs landt en dan als een pinguïn verder glijdt. Van ijsplezier is volgens mij echter geen sprake.
Roodborstjes hebben weinig met de winter op. Dat geldt voor de meeste kleine vogels, zij hebben gezien hun relatief grote lichaamsoppervlak meer problemen met de warmtehuishouding dan de grotere vogels. Kleine vogels hebben weinig massa; veel van de bij de verbranding vrijgekomen warmte raken ze door het relatief grote huidoppervlak snel kwijt. Ze moeten dan ook veel eten of snel de bolvorm aannemen, waarmee ze het contactvlak met de buitentemperatuur verkleinen. Maar dan zitten ze wel stil en blijft er weinig tijd over om te foerageren. Anders dan de namen doen vermoeden, hebben winterkoning en ijsvogel ook weinig met de winter op. Beide soorten zijn bij ons standvogelvogel. Ze trekken voor de winter niet weg naar gebieden die aangenamer zijn wat temperatuur en voedsel betreft. Dit blijven brengt risico's met zich mee. In strenge winters worden de populaties van deze twee 'kou- kleumen' gedecimeerd.
Roodborsten zijn uitermate nieuwsgierig. Met wat afval van tafel, wat meelwormen of universeelvoer uit de dierenwinkel is het vogeltje heel tam te maken. Pas wel op met de meelwormen. De roodborst is er verzot op en kent geen grenzen. Meelwormen laxeren enorm en dat kan de dood van de vogel tot gevolg hebben.
Onze winterroodborst komt me zingend tegemoet, wanneer ik in de tuin wat blad weghark. Als ik hem een kleine regenworm toegooi, gaat hij er met korte pasjes op af. Even draait hij het hoofd schuin en kijkt met een groot donker kraaloog naar de kronkelende worm. Dan pakt hij de pier in de snavel; schudt hem even heen en weer en werkt hem naar binnen. Even later vliegt hij in de meidoornhaag. Hoge fluittonen schieten uit het lieflijke gemurmel omhoog. Niet vreemd dat hij het tot de nationale vogel van Engeland heeft weten te brengen.