Van Wikipedia
Schorpioenen (Scorpiones) zijn een orde van geleedpotigen , behorend tot de klasse der spinachtigen . Zweepstaartschorpioenen en bastaardschorpioenen zijn overigens geen echte schorpioenen en missen ook de staart met gifstekel. Schorpioenen zijn verwant aan spinnen , mijten , teken en hooiwagens . Toch zijn ze eenvoudig van de andere groepen te onderscheiden door het langgerekte lichaam, de grijpscharen en de dikke staart met een gifstekel. Alle soorten zijn giftig, maar veruit de meeste zijn niet gevaarlijk voor de mens. Schorpioenen komen voor in subtropische en tropische landen, maar ook in Europa. Ze komen op alle continenten voor, maar niet op Antarctica . Ook in Nieuw-Zeeland komen van nature geen soorten voor. Schorpioenen leven in spleten en holen, soms graven ze zelf een ondergrondse gang of hol en er zijn zelfs soorten die in bomen leven. Omdat schorpioenen kannibalistisch zijn, leven ze solitair. De oudst bekende fossielen van schorpioenen zijn ruim 400 miljoen jaar oud; pas 200 miljoen jaar later verschenen de dinosauriërs . Ze zijn hiermee tevens de oudst bekende spinachtigen. Sommige soorten werden bijna een meter lang. Schorpioenen zijn allemaal carnivoor , en ruimen veel insecten en spinnen op. Het zijn zonder uitzondering bestendige dieren, die in extreme omstandigheden kunnen overleven. In totaal zijn er meer dan 1000 soorten schorpioenen, die bijna allemaal leven in de tropen, veel soorten leven ook in woestijnen. Kleinere soorten leven vaak maar een jaar, maar grotere soorten zijn pas na meer dan 5 jaar volwassen.
Anatomie
Het lichaam van een schorpioen bestaat uit een kopborststuk (1, ook wel cephalothorax of prosoma) en een achterlijf (2 en 3, ook wel abdomen of opisthosma). Het voorste deel van het achterlijf is opgebouwd uit zeven segmenten en is dikker, bevat de organen en wordt mesosoma genoemd (2). De staart van de schorpioen (3), is dus onderdeel van het achterlijf. De staart bestaat uit 5 segmenten en wordt metasoma genoemd. Aan het einde zit de telson (11) met de gifstekel (10). Aan de voorzijde zitten de monddelen, die cheliceren worden genoemd (6).
Een schorpioen heeft vijf paar gesegmenteerde poten (5), vier looppoten en twee tasterpoten waarvan het voorste paar (4) sterke scharen heeft (7). De scharen zijn het laatste segment van de tasterpoten en bestaan uit een onbeweegbaar deel (9) en een beweegbaar deel (8). Aan de onderkant zit het sternum of buikschild, de genitaalheuvel en de pectines (12). Dit is een soort kam -vormig orgaan dat onder de achterste poten hangt en de grond aftast. Met de pectines wordt de geur van prooidieren waargenomen maar ook eventuele partners kunnen worden opgespoord. Aan de achterkant van de onderzijde heeft de schorpioen vijf buikplaten. Aan de bovenkant zitten achter het rugschild, dat de kop en borststuk verbindt, zeven rugplaten.
Een schorpioen heeft twee ogen voorop het halsschild en geen of vijf paar ogen aan de zijkant van het rugschild. Met de ogen aan de zijkant ziet de schorpioen weinig. De schorpioen heeft vier paar boeklongen die gepositioneerd zijn aan de onderkant van het laatste segment. De huid van schorpioenen houdt het water vast, zodat veel soorten in heel droge gebieden kunnen overleven. Schorpioenen hebben geen felle balts- of schrikkleuren, hoewel sommige soorten naar blauw of paars neigen, maar vertrouwen op de camouflage. Soorten die in woestijngebieden leven zijn meestal zandgeel gekleurd en soorten die de bosbodem in regenwouden leven zijn veel donkerder. Dit heeft te maken met de nachtelijke levenswijze; overdag zit de schorpioen verstopt en pas 's nachts gaat hij jagen. Kleinere soorten schorpioenen blijven onder de centimeter, grotere soorten kunnen langer dan 20 cm worden.
Vervelling
Schorpioenen moeten bij hun groei naar volwassenheid, net als kreeftachtigen en spinnen en een aantal insecten, geregeld vervellen; het harde pantser groeit niet mee. Tijdens de vervelling is de schorpioen volkomen weerloos, zeer zacht en erg kwetsbaar voor vijanden. Jonge schorpioenen vervellen een aantal maal (4 tot 6 keer), het jaar daarop meestal maar drie keer en in het derde jaar zijn veel soorten pas volwassen en vervellen niet meer. Het vervellen geschiedt door de huid van de kop open te klappen, waarna de schorpioen uit zijn oude huid kruipt. Het komt voor dat deze wordt opgegeten. Het vervellen gebeurt gewoonlijk 's nachts en op een verborgen plaats, zoals onder een steen.
Voedsel en vijanden
Maurus palmatus in dreighouding.
Schorpioenen zijn nachtactief en leven van insecten en spinnen . Grotere soorten pakken wel eens kleine gewervelden. De prooi wordt opgemerkt met haren die trillingen opvangen die op de grijpscharen zitten. Schorpioenen grijpen de prooien beet met de scharen en rijten deze aan stukken met de chelicerae (dat zijn grote kaken aan de zijkant van de mond), of vermorzelen deze met de scharen. Daarna wordt de prooi met de scharen ontleed en met de monddelen opgegeten, waar het dier uren mee bezig kan zijn. Alleen als de prooi zich verzet, gebruikt de schorpioen zijn gifstekel. Pas 14 dagen na een steek is het gif namelijk weer volledig aangevuld. Bij een steek buigt de schorpioen zijn staart naar voren over het lichaam heen en doorboort de prooi met de punt. Als een schorpioen wakker is, staat zijn staart overigens altijd omhoog gericht; alleen als hij slaapt ligt de staart plat. Met de tastharen, die ook geluidstrillingen kunnen waarnemen, merkt het dier ook zijn vijanden op. De belangrijkste zijn spinnen, vogels , slangen , bavianen , stokstaartjes en hagedissen . Sommige dieren zijn immuun voor het gif, maar bavianen en stokstaartjes niet; deze verwijderen altijd eerst de staart van de schorpioen voor deze wordt opgepeuzeld. Schorpioenen zijn gevreesd door de giftige steek, die bij de meeste soorten in de regel alleen zeer pijnlijk is: slechts een klein aantal soorten heeft een potentieel levensgevaarlijk gif, en meestal alleen in het geval van kleine kinderen en bejaarden. Alleen tropische soorten zijn soms gevaarlijk, de Europese schorpioenen niet. Als algemene regel kan gesteld worden: hoe kleiner de scharen, hoe groter de gifstaart en de giftigheid, en omgekeerd. Dit is ook logisch: een soort met grote scharen kan zijn prooi met de scharen verpletteren en heeft geen gif nodig. Het gaat echter niet altijd op; soorten uit het geslacht Androctonus hebben een zeer dikke staart, maar zijn juist heel gevaarlijk. Sommige schorpioenen maken een tsjilpend geluid door de onderkant van de grijpschaar tegen de onderkant van zijn voorste looppoot te wrijven ( stridulatie ). Dit geluid gaat vooraf aan een aanval en geldt als waarschuwing. Door de tastharen op de poten voelt hij trillingen van vijanden, een schorpioen heeft geen goed zichtvermogen. Bij een aanval houdt de schorpioen zijn scharen wijd open en schuin omhoog gericht. Bij een verdediging houdt het dier de scharen omlaag en vlak voor de kop.
Voortplanting
Als het mannetje wil paren, gaat hij voorzichtig bij het vrouwtje in de buurt staan en maakt hij een soort liefdesdans . De liefdesdans gaat als volgt: het mannetje komt klapperend met zijn grijpscharen naar het vrouwtje toe. Als het vrouwtje beweegt, blijft het mannetje stil staan. Als het vrouwtje hem dan goedgekeurd heeft, komt het mannetje naar haar toe en gaan ze met de koppen tegen elkaar aan staan en houden ze elkaars scharen vast. Het mannetje pakt haar dan vast met zijn grijpscharen en drukt haar op zijn spermafotoor , waarin het sperma zit. Het sperma komt dan in haar geslachtsopening, en de bevruchting is voltooid. Het vrouwtje kan het sperma ook opslaan en kan dan verscheidene keren jongen ontwikkelen. Als de bevruchting achter de rug is, gaat het mannetje er snel vandoor: het kan voorkomen dat hij anders door het vrouwtje wordt opgegeten. Dit is echter zeldzaam. Dit gebeurt ook bij bidsprinkhanen en spinnen, hoewel deze vrijwel altijd worden opgegeten en de schorpioen meestal wegkomt. Dit kannibalisme heeft als voordeel dat het vrouwtje een voedzame maaltijd heeft voor de ontwikkeling van de eitjes. Een zwanger vrouwtje stopt namelijk met eten bij schorpioenen. Ze krijgt acht tot meer dan 30 jongen. Als de schorpioen hoogzwanger is, lijkt het of ze gaat ontploffen; de rug en buikschilden staan dan ver van elkaar af. Dit komt omdat de nimfen zich bij de schorpioenen, in tegenstelling tot veel andere spinachtigen, volledig in de moeder ontwikkelen. Als ze geboren worden, rijden de schorpioentjes de eerste tijd van hun bestaan op de rug van hun moeder mee; ze worden als ze op de rug zitten niet verzorgd en dus ook niet gevoed. Als de kleintjes voor het eerst vervellen, gaan ze kort erna meer en meer van de rug van de moeder af, maar keren in het begin steeds terug naar haar. Circa 2 a 3 weken na geboorte verlaten de kleintjes de moeder voorgoed.
Fabels over schorpioenen
De
bastaardschorpioenen zijn geen echte schorpioenen en zijn zo klein dat ze leven in boeken van stofluizen en andere kleine diertjes.
Over schorpioenen doen diverse fabeltjes de ronde; zo zouden ze zelfmoord kunnen plegen, als uitzondering radioactiviteit kunnen overleven etcetera. Het bekendste fabeltje is de vermeende giftigheid van schorpioenen: in sommige streken denkt men dat iedere steek van elke soort dodelijk is, wat geen enkele relatie heeft met de werkelijkheid. Van de vele honderden soorten schorpioenen zijn er maar enkele tientallen dodelijk voor de mens, en zeker niet bij elke steek. Geschat wordt dat één procent van alle gestoken volwassenen sterft, en alleen bij de gevaarlijke soorten. Bij kleine kinderen liggen de percentages wel hoger. Een andere misvatting is dat een schorpioen zichzelf zou doodsteken bij gevaar, bosbranden of onder invloed van alcohol. Van geen enkel dier is bekend dat zelfmoord gepleegd kan worden en bovendien is de schorpioen immuun voor zijn eigen gif en dat van soortgenoten. Wel maakt de schorpioen nogal spastische bewegingen als de temperatuur te hoog wordt, maar dat geldt voor bijna alle dieren, en zeker alle geleedpotigen omdat ze koudbloedig zijn. Het feit dat tweestaartige schorpioenen voorkomen is waar, dit is echter geen soort schorpioen maar een zeer zeldzame genetische mutatie . Tweekoppige dieren, zoals sommige slangen en schildpadden, zijn nog zeldzamer, met name levende exemplaren. Dat een schorpioen radioactiviteit in grote hoeveelheden zou kunnen overleven is wel beschreven, maar bijzonder is het niet: van ongewervelden als kakkerlakken en kevers is ook bekend dat ze radioactieve straling overleven. Een bijzonderheidje is dat sommige soorten schorpioenen oplichten als ze in het donker met blacklight worden beschenen.
Schorpioenen in de cultuur
Een antieke armband uit
Iran met schorpioenmotief.
Schorpioenen zijn in veel landen algemeen, zoals het Midden-Oosten ; ook in de bijbel komen ze voor. Het gif van sommige soorten wordt gebruikt in de medische industrie om medicijnen van te maken. In sommige culturen worden ze zelfs gegeten. In de Egyptische mythologie staat de schorpioen symbool voor Seth , de broer van Osiris , die hij later zou vermoorden.
Trivia
Leiurus quinquestriatus , ook wel bekend als de 'death stalker", is een van de gifstigste soorten schorpioenen. Deze soort leeft in Noord-Afrika en het Midden-Oosten