De koeskoes
Orde : Diprotodontia - familie : Phalangeridae - geslacht : Phalanger en soort : Verschillende. Er zijn elf soorten met een naam in dit geslacht. Eén daarvan is de witte koeskoes.
Met zijn geplooide handpalmen, lange klauwen en andere in hoge mate aangepaste kenmerken, klautert de koeskoes door de bomen van het regenwoud. Als dit trage buideldier zich een weg langs de takken baant, is de kans op uitglijden miniem. Zijn grijpstaart dient als veiligheidskoord bij het beetpakken van de dichtstbijzijnde tak en zorgt tevens voor evenwicht tijdens het klimmen. De sterke, gedrongen koeskoes woont in het dichte struikgewas en de tropische wouden van Papoea-Nieuw-Guinea. Hij leeft vooral in de bomen, al zoekt hij soms ook op de grond naar voedsel. Dit wolachtige buideldier slaapt overdag en houdt zich dan schuil in een boomholte, onder wortels, tussen losse stenen of opgerold op stevige takken. 's Nachts komt hij te voorschijn om zich te voeden. Om andere koeskoesen af te weren, markeert dit solitaire dier zijn territorium met een sterke, muskusachtige geur en twee koeskoesen die elkaar tegenkomen, vallen elkaar vaak gemeen bijtend en schoppend aan. Koeskoesen kunnen op elk moment van het jaar paren, waarbij ze elkaar via geur lokaliseren. Na een korte verleiding paart een stel in de bomen. Kort daarna vertrekt het mannetje en laat hij het vrouwtje alleen om haar jongen te werpen en groot te brengen. Net als alle buideldieren heeft de koeskoes een korte draagperiode. Als dertien dagen na het paren baart het vrouwtje maximaal drie kleine, hulpeloze en onontwikkelde jongen. Alle baby's klimmen in de buidel van de moeder, maar meestal overleeft er maar eentje. Als het jong te groot wordt voor de buidel, gaat het op zijn moeders rug zitten, terwijl zij voedsel zoekt. Hier leert de jongen koeskoes hoe hij moet overleven voordat hij het er alleen op waagt. Koeskoesen bewegen zich 's nachts traag door het woud om voedsel te zoeken, waarbij ze met hun scherpe gezichtsvermogen en goede reukvermogen hun voedsel lokaliseren. Ze eten vooral bladeren, zaden, bloemen en fruit, al voeden ze zich ook met insecten die ze in de bomen of in de dichte ondergroei vinden. Bij gelegenheid vallen ze zelfs kleine gewervelde dieren aan en doden die. Van sommige koeskoesen slaan de vrouwtjes voedsel op in hun broedbuidel, waarna ze dit naar hun hol dragen om het voor later te bewaren of om het op een veilige plek op te kunnen eten. Ondanks zijn geringe economische waarde voor de mens, dreigt de koeskoes toch te worden uitgeroeid. Op veel van de grotere soorten is op grote schaal jacht gemaakt vanwege hun vlees en vacht. Eén van de belangrijkste bedreigingen vormt de mens, die hun leefgebied verkleint. (worldexplorer.be)
|