Lichaamsbouw vissen
Vissen zijn gewervelde dieren die qua ademhaling, voorbeweging, voedselopname en voortplanting zijn aangepast aan het leven in het water. Zij vormen de meest soorten- en vormrijke groep van gewervelde dieren. Veel vissen hebben een gestroomlijnde torpedovorm, bijvoorbeeld bij een makreel. Deze vorm biedt in het water weinig weerstand. De elkaar gedeeltelijk overlappende schubben hebben een beschermende functie; een schimmel- en bacteriënwerende slijmlaag houdt het lichaam glad. Op de flanken, meestal tot aan de staartwortel, ligt een reeks schubben met poriën, de zogenoemde zijlijn. Via een onder de huid gelegen kanalenstelstel, het zijlijnstelsel, kunnen veranderingen in waterdruk waargenomen worden. Wasvissen en dolfijnen zijn geen vissen, maar aan water aangepaste zoogdieren. Prikken, haaien en roggen zijn in feite ook geen echte vissen, dat wil zeggen geen beenvissen, omdat ze slechts kraakbeen in hun skelet hebben. Daarom worden prikken, haaien en roggen 'visachtigen ' genoemd.
![vissen5](http://www.robsdomein.nl/pictures/animatie/vissen/vissen5.GIF)
| |
|
Vissen
Meer dan de helft van de ongeveer 43.500 soorten gewervelde dieren die men kent, zijn vissen. In hun waterwereld zijn ze uitgegroeid tot een reusachtig scala van gespecialiseerde diervormen, dat minstens even gevarieerd is als dat van de viervoetigen. De eerste hoofscheidslijn in deze groep valt tussen de vissen met en die zonder kaken. De kaaklozen of Agnatha vormen een restgroep uit een vroeg stadium van de ontwikkeling van de gewervelde dieren, met als enige recente vertegenwoordigers de klassen rondbekken, waartoe de prikken en de slijmprikken behoren. De vissen met kaken, die iets minder dan vierhonderd miljoen jaar geleden ontstonden, zijn op hun beurt in twee sterk uiteenlopende groepen verdeeld. De ene omvat de kraakbeenvissen, zoals haaien, roggen en zeekatten. De andere omvat de drie hoofdtypen van de beenvissen : enerzijds de straalvinnigen, met korte vinnen die door stralen worden gesteund, anderzijds twee typen spiervinnigen : de longvissen en de kwastvinnigen. De laatste groep wordt thans alleen nog vertegenwoordigd door de coelacanth.
Ereli en Knudde
|