de Eekhoorn
De eekhoorn behoort als eekhoornachtige tot de grote groep van de knaagdieren. Deze in bomen levende eekhoornachtige komt voor in Europa en in grote delen van Azië. Hij geeft de voorkeur aan naald- of gemengde bossen.
Het ongeveer 20-24 cm lange dier heeft een grote snuit en grote ogen, waarmee het zelfs kleuren kan onderscheiden. De haren zijn bruin en zacht, de 15-20 cm lange staart is pluimachtig.
Met zijn krachtige achterpoten kan de Eekhoorn in de bomen, maar ook op de grond, grote sprongen maken. De voorpoten zijn veel korter en van stevige klauwen voorzien. Hiermee grijpt het dier zich aan de boomstam vast als hij omhoog of omlaag (met de kop naar beneden) klimt. Bij het springen door de takken doet de omvangrijke pluimstaart dienst als evenwichtsorgaan. Hij is in staat aan één poot te hangen. Soms springt een Eekhoorn pardoes uit een boom naar omlaag, bijvoorbeeld wanneer hij door een boommarter wordt achtervolgd. Bij dergelijke sprongen, die soms meer weg hebben van een glijvlucht spreidt het dier de poten. Een bijzonderheid van de Eekhoorn is dat het een van de weinige overdag actieve zoogdieren is. In de bomen heeft hij vrijwel alleen iets van de boommarter te vrezen, maar op de grond ook van roofvogels en vossen.
Eekhoorns herkennen voedsel aan de geur. Bij een gevarieerd aanbod van plantaardig voedsel, vruchten, noten, zaden en paddenstoelen, gedijen ze het best. Een enkele keer wisselen ze hun vegetarisch menu af met insecten, eieren en jonge vogels. Voedsel wordt met de voorpoten vastgehouden. Om bij de sappige bast van bomen te komen, schillen ze de schors van de stam. Van kegels bijt de Eekhoorn de schubben af om bij de zaden te komen. Losse schubben en kernen van kegels onder de bomen duiden op zijn aanwezigheid. In de herfst, wanneer er voedsel in overvloed is, leggen Eekhoorns wintervoorraden aan van eikels en beukennoten. Ze eten dan ook extra veel om een vetreserve te vormen voor de komende winter. Eekhoorns houden geen winterslaap (ze blijven alleen bij nat weer in hun nest). Ze kunnen slechts enkele dagen zonder voedsel. Op winterochtenden zijn Eekhoorns soms reeds in alle vroegte op zoek naar voedsel, zoals de zaden van lariksappels.
De paartijd begint al in december. Op mooie dagen maakt het mannetje het vrouwtje onder veel gejacht het hof. Per seizoen heeft het wijfje diverse partners. Het wijfje werpt gewoonlijk, na een draagtijd van ca. 38 dagen, eenmaal per jaar drie of vier jongen. Soms zijn het er zes, maar in grote nesten treedt meer sterfte op. Oudere vrouwtjes produceren tegen het einde van de voortplantingsperiode, in augustus, nog een tweede worp. De jongen worden in een speciaal kraamnest geboren, dat bestaat uit een vlechtwerk van takken, gevoerd met een dikke laag gras. De doorsnee is ca. 40 cm en het is dicht tegen de stam gebouwd. Eerst zijn de jongen naakt en blind, maar na 3 weken zijn ze volledig behaard en na 4 weken kunnen ze zien. Als het kraamnest wordt verstoord, brengt het wijfje de jongen stuk voor stuk in haar bek naar een noodnest. De mannetjes helpen met het grootbrengen van de jongen. Op een leeftijd van circa 2 maanden verlaten de jongen het nest. Kort daarna worden ze onafhankelijk van de moeder en krijgen ze het volwassen kleed. De grootste risico's lopen Eekhoorns gedurende de eerste paar maanden van hun leven, nadat ze het nest hebben verlaten en voordat ze volkomen zelfstandig zijn. Voor de jongen zijn de belangrijkste vijanden eksters, kraaien en vlaamse gaaien.
(Het Dierenrijk.nl)
|