De Sneeuwpanter
De vacht van de sneeuwpanter is lichtgrijs en neigt soms iets naar geel. Hij heeft zwarte vlekken op zijn kop, hals en het onderste gedeelte van zijn poten. De vacht is dik en zijdezacht en de ronde kop is relatief klein. De sneeuwpanter kan van andere panters worden onderscheiden doordat hij kleiner is, en doordat zijn staart relatief langer is. Deze staart helpt hem om zijn evenwicht te bewaren bij de sprongen die hij maakt over de vaak diepe kloven in het bergachtige gebied waarin hij woont. Hij gebruikt hem ook om zijn neus en bek te beschermen als het erg koud is. Zijn grote harige poten functioneren als sneeuwschoenen, zoals die van de lynx.
Leefgebied
De sneeuwpanter komt voor in China, Rusland, Mongolië, Nepal, Bhutan en Afghantistan. De wereldpopulatie wordt geschat op 4.000 exemplaren, en daarmee is het een ernstig bedreigde diersoort. Vanwege zijn vacht wordt er veel jacht op hem gemaakt. De sneeuwpanter verblijft het liefst boven de boomgrens. Maar in de winter daalt hij af naar de dalbodems om de barre weersomstandigheden te ontvluchten en ook om zijn prooi te volgen die eveneens naar lager gelegen gebieden trekt.
Voedsel
De sneeuwpanter voedt zich opportunistisch met dieren die hem de weg kruisen. In de hogere gebieden zijn dat bijvoorbeeld geiten, steenbokken en muskusdieren. Lager in het bergland vangt hij herten en wilde zwijnen. De sneeuwpanter vangt weinig grote prooidieren, maar als ze dat toch doen dan deinst hij niet terug voor een prooi van drie maal zijn eigen afmeting. Deze grote prooien dienen dan als voedsel voor meerdere dagen.
Voortplanting
De paringstijd valt aan het begin van het jaar. Ander dan andere grote katachtigen brult de sneeuwpanter niet, maar beschikt hij over een groot arsenaal van kreten. De sneeuwpanter kan in een worp tot 5 welpen krijgen, maar meestal zijn het er 2 of 3. Deze welpen worden na een draagtijd van 90 tot 100 dagen geboren in een rotsholte. Bij de geboorte wegen de welpen 450 tot 550 gram en zijn ze ongeveer 40 centimeter lang. De vacht is wolliger en donkerder dan die van de volwassen dieren, met minder duidelijke vlekken. Na 3 maanden gaan de welpen hun moeder volgen en leren ze te jagen. De eerste winter blijven ze nog bij hun moeder, maar na 2 jaar zijn ze volledig zelfstandig. (Bron : WNF)
|