Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Het schaap (Ovis aries ) is een zoogdier , dat door de mens is gedomesticeerd om onder andere wol te leveren. De soort behoort tot het geslacht Ovis , waar ook de moeflon en het dikhoornschaap toe behoren.
Ook worden schapen gehouden voor hun melk . Schapenvlees wordt bovendien gegeten, waarbij vooral het lamsvlees wordt gewaardeerd. De schapenmaag wordt gebruikt in de gerechten tripes en haggis .
Schapendarmen werden (en worden, indien gewenst, nog steeds) gebruikt om de snaren van een viool en andere strijkinstrumenten te maken.
Een mannetjesschaap wordt ram genoemd, een vrouwtjesschaap ooi en het jong lam .
Vroeger was Nederland een schapenland. Nu is Australië zo'n land. De wol wordt voornamelijk geëxporteerd naar andere landen.
Er bestaan 970 rassen die alle zijn beschreven in een boek (zie externe link). Zie lijst van schapenrassen voor een (onvolledig) overzicht.
Het schaap verschilt van de geit door het ontbreken van een sik . Ook hebben schapen niet de sterke geurklieren die geiten wel hebben. Ook is het verschil te zien door de vorm van de hoorns van het mannetje: een volwassen mannetjesschaap, ram, heeft hoorns die omlaag achter de oren langs krullen, een volwassen mannetjesgeit, bok, heeft rechte of licht gebogen hoorns.
Een schaap kan een leeftijd van 15 tot 20 jaar halen, maar dit komt in de praktijk zelden voor: meestal worden ze veel eerder geslacht. Op hoge leeftijd verliest een schaap zijn tanden en kiezen waardoor het niet meer goed kan eten. Schapen hebben 32 tanden en kiezen; ze hebben geen hoektanden en bovenaan geen snijtanden . Boven en onder hebben ze 6 voorkiezen en 6 kiezen, en alleen in de onderkaak 8 snijtanden.
Historie
Het gedomesticeerde schaap stamt af van wilde schapen uit het geslacht Ovis . Er bestaan verschillende soorten wilde schapen, waaronder de oerial en het dikhoornschaap . De meest waarschijnlijke voorouders van het gedomesticeerde schaap zijn de moeflon (Ovis gmelini ) uit Zuidwest- Azië en waarschijnlijk ook de argali (Ovis ammon ) uit Centraal-Azië . Alle schaapstypen zijn kuddedieren .
Het schaap werd, net als de geit, voor 7500 v.Chr. gedomesticeerd, en behoren tot de vroegst gedomesticeerde dieren. Vanuit het Midden-Oosten , waar het schaap waarschijnlijk is gedomesticeerd, verspreidde het schaap zich over de rest van de wereld. Gewoonlijk trok een schaapherder rond met zijn kudde om overbegrazing te voorkomen. Het houden van schapen in afgezette weiden werd pas in het laat- middeleeuwse Europa gedaan. Het grazen op brinken en meenten is een tussenfase.
In Nederland en België zal men vanaf ongeveer 5000 voor Christus schapen zijn gaan houden. Door natuurlijke selectie (verschillende leefomstandigheden) en door gericht fokken zijn in de loop der eeuwen veel verschillende rassen ontstaan. Bij de Nederlandse rassen kan onderscheid worden gemaakt tussen heideschapen en weideschapen .
De Europese moeflon , die voorkomt op Sardinië en Corsica en is uitgezet in grote delen van Europa , stamt waarschijnlijk af van verwilderde tamme schapen. Ook leeft er een verwilderde populatie schapen, zogenaamde Soaigh-schapen , op de Saint Kilda -archipel, ten noorden van Schotland .
Heideschapen
Heideschapen zijn ontstaan op voedselarme gronden. Men liet de beesten overdag op uitgestrekte, ruige gronden grazen en dreef ze 's avonds bijeen in de stal. Zo kon de mest worden verzameld en weer gebruikt worden voor de armetierige akkers . Mede door de ontwikkeling van kunstmest zijn de dieren overbodig geworden en deels zelfs met uitsterven bedreigd.
Bij de heideschapen wordt onderscheid gemaakt tussen grote heideschapen (het Veluwse en Kempense heideschaap en de Schoonebeeker ) en kleine heideschapen, met als enige vertegenwoordiger het Drentse heideschaap .
Weideschapen
Weideschapen zijn ontstaan op voedselrijke gronden, zoals op de zware klei langs de rivieren en langs de kust of in het mergelland, met zijn eigen specifieke, maar rijke vegetatie. Weideschapen zijn op te splitsen in rassen die voor het vlees worden gehouden zoals de Texelaar en rassen die voor de melk worden gehouden zoals het Fries en Zeeuws melkschaap . Andere bekende weideschapen zijn het Mergellandschaap en de Zwartbles .
Schapen op dijken
"Vier gouden pootjes en een gouden bekkie", dat is waarom schapen op dijken geweid worden. Met hun pootjes trappen ze de grond vast en met hun bek voorkomen ze dat er struiken en bomen op de dijk groeien. De wortels hiervan zouden de dijk kunnen beschadigen.
Gekleurde schapen
Aan het eind van de herfst hebben de ooien in Nederland en België groene, blauwe of rode vlekken op de vacht. Dit komt doordat in de herfst de rammen tussen de ooien worden losgelaten. De rammen krijgen een stempelkussen (een dekblok genaamd) op hun buik gebonden met rode, groene of blauwe kleurkrijt. Als de ram bovenop de ooi springt om haar te dekken, wordt tegelijkertijd de ooi gekleurd. Zo kan de boer controleren welke ooien gedekt zijn en door welke ram. Bovendien kan de boer zo ook in de gaten houden wanneer welk schaap moet lammeren, om tijdig maatregelen te kunnen nemen.
Schapenrassen
Er zijn diverse schapenrassen, zie lijst van schapenrassen .
Een schaap op zijn rug
Een schaap dat op zijn rug ligt, noemen men ook wel een verwenteld schaap. Verwentelingen komen meestal voor bij schapen die een geruime tijd niet geschoren zijn. Wanneer schapen op hun rug liggen, zullen zij sterven, aangezien zij niet zelfstandig weer op hun poten terecht kunnen komen. Directe hulp is dan noodzakelijk. Wanneer een schaap niet geholpen wordt, drukken de ingewanden op de longen en de ruggengraat , waardoor het moeite krijgt met ademen en na verloop van tijd zal stikken.
Het dier moet altijd via de kont weer op de poten geholpen worden, waarbij de achterpoten het eerst de grond moeten raken. Er moet hierbij niet teveel aan de wol of de hoorns worden getrokken omdat er dan allerlei bloeduitstortingen bij het schaap ontstaan. Het best kan je het dier bij de vang , de oksels van een schaap, pakken. Omdat een schaap soms wel 60 tot 70 kilogram kan wegen, is het verstandig het schaap met zijn tweeën op te tillen. Als het schaap op de kont getild is, kan je het dier beter even laten zitten. Er komt dan weer zuurstof naar de spieren en de organen krijgen dan weer meer ruimte.
Een schaap dat nog levenskracht heeft, zal zelf ook willen opstaan, en dat hoef je alleen maar te helpen. Een schaap dat geheel niet meewerkt, moet je niet met geweld op de poten zetten, maar in etappes, zodat de organen zich weer aan kunnen passen aan de nieuwe situatie. Een schaap dat op tijd geholpen wordt, zal meestal binnen 10 minuten weer gaan grazen. Een schaap dat langer op de rug heeft gelegen, zal in het begin wat slingeren bij het lopen. Men moet er dan altijd even bij blijven staan zodat het dier niet ergens in loopt, bijvoorbeeld een sloot. Pas als de dronkemansloop over is en het dier gaat grazen, is het grootste gevaar geweken.
Het is niet zo dat een verwenteld schaap zo naar links of rechts omgerold kan worden en weer op de poten gezet kan worden. Op deze manier is er een grote kans op een maagkanteling . Een maagkanteling (ook wel maagtorsie genoemd) veroorzaakt veel gasvorming in de maag en de darmen waarna het dier vaak eerst in coma raakt, en uiteindelijk alsnog overlijdt.
Trivia