|
ALGEMENE INFORMATIE: Er zijn drie soorten bevers. Twee ervan zijn nauw verwant, ook al wonen ze op verschillende continenten. De derde soort is de vrij onbekende bergbever of bevereekhoorn.
De Noordamerikaanse en de Europese bever lijken erg op elkaar. Ze zijn groter dan het gemiddelde knaagdier en hebben een vrij kleine kop op een gedrongen lichaam, dat bedekt is met een dichte, donkerbruine vacht. De poten zijn kort en er zijn vijf tenen met sterke klauwen aan iedere voet. De achtervoeten zijn groter dan de voorvoeten en hebben zwemvliezen tussen de tenen, wat erop wijst dat bevers waterbewoners zijn. De grote staart is horizontaal afgeplat en bedekt met hoornschubben. Hij dient als peddel en roer bij het zwemmen. De bergbever is een middelgroot knaagdier, maar veel kleiner dan de echte bever. Zijn lichaam is rond en plomp en hij heeft een brede, platte kop. De doffe, zachte vacht is bruingrijs met kenmerkende witte vlekken onder de oren. Hij heeft een kor staartje en korte poten met elk vijf tenen. Sterke klauwen helpen hem bij het graven.
BOUWKUNDIGEN: De echte bevers bevinden zicht altijd in de nabijheid van water, meestal rivieren en kleine meren, waar ze hun uitgebreide, koepelvormige burchten bouwen. Ze beginnen met het leggen van een fundering van modder en stenen. Daar worden twijgen en takken bovenop gestapeld, die op un plaats worden gehouden met nog meer modder en stenen, tot het bouwwerk een stuk boven het wateroppervlak uitsteekt. Er wordt één grote woonruimte boven de waterspiegel uitgehold, waarvan de wanden wel 1 meter dik kunnen zijn. Er is minimaal één ingang onder water die toegang geeft tot het bouwwerk. Behalve hun burchten, bouwen bevers ook buitengewoon doeltreffende dammen en kanalen. De dammen worden eveneens van modder, stenen en twijgen gemaakt, maar er worden ook dikke takken en zelfs hele boomstammen gebruikt. Het doel van de dammen is het water niveau in de kanalen, die worden gegraven om boomstammen aan te voeren, op peil te houden. Ook zorgen de dammen ervoor dat de burcht omringd blijft door water en op die manier beschermd is tegen aanvallen van roofdieren. Ondanks zijn naam, leeft de bergbever zelden op groten hoogte. Hij komt wel voor op hoogtes tot 2.200meter, maar is veel talrijker in lager gelegen naaldwouden of andere dichtbeboste gebieden. Hij leeft vaak in de buurt van stromend water of in moerassige gebieden. De woonruimte van de bergbever is een ingewikkeld hol, dat dicht bij het wateroppervlak wordt uitgegraven. Het hol heeft een vrij grote nestkamer die bekleed is met plantenmateriaal en het heeft een doolhof aan tunnels. Sommige tunnels leiden naar een voedselopslagplaats, maar andere lopen dood en doen dienst als dumpplaats voor uitwerpselen.
NACHTELIKE ACTIVITEITEN: Alle bevers zijn hoofdzakelijk nachtdieren. Hoewel ze geen van alle een winterslaap houden, zijn ze s winters wel minder actief. De echte bevers voelen zicht ongetwijfeld het beste thuis in het water en kunnen uitstekend zwemmen en duiken. Op het land zijn ze langzaam en onhandig en lijken constant op hun hoede te zijn voor dreigend gevaar. De bergbever kan ook wel zwemmen, maar voelt zicht beter thuis op het droge. Hij klimt wel in bomen tot een hoogte van ongeveer 7 meter om dunne takken af te knagen en te verzamelen.
VOEDSEL: Zowel de echte bevers en de bergbevers zijn planteneters, die hun dieet aanpassen aan wat er in de verschillende seizoenen beschikbaar is. In de herfst en de winter eten de Nooramerikaanse en Europese bevers de schors en twijgen van loofbomen en in het voorjaar en de zomer bestaat hun dieet meer ui bladeren, wortels en plantenscheuten. Ze zijn vooral gek op waterlelies. De bevers bemachtigen hun houtachtige voedsel op dezelfde manier als waarop ze bomen vellen, namelijk door het met hun beitelvormige snijtanden af te knagen. Deze grote tanden slijten snel af, maar groeien steeds weer aan. De bergbever is vooral dol op varens, maar hij eet ook twijgen, schors en grassen. In het najaar leggen al deze dieren een wintervoorraad aan van houtachtige stengels, twijgen en takken. De echte bevers verankeren ze onder water, waardoor de voedingswaarde beter bewaard blijft. De met water verzadigde lucht in het hol van de bergbever, waar het voedsel in speciale ruimten wordt opgeslagen, heeft hetzelfde conserverende effect.
GEZINSLEVEN: De echte bevers leven in gezinsverband in hun burcht. Een gezin bestaat meestal uit een paar volwassen dieren, waarvan men denkt ze hun hele leven bij elkaar blijven, met hun jongen van de laatste paar jaar. Het gezin markeert zijn territorium rond de burcht door geurvlaggen uit te zetten met hun anaalklieren. Bij onraad waarschuwen ze hun soortgenoten door met hun staart op het water te slaan. Ook maken ze een aantal vocale geluiden. Wat ongebruikelijk is onder knaagdieren, is dat alle beversoorten een lage voortplantingssnelheid hebben met maar één nest per jaar. Bij de echte bevers vindt het paren in januari en februari plaats en de jongen worden na een draagtijd van 100-110 dagen geboren. Nesten van negen jongen komen voor, maar vier of vijf is het normale aantal. Ze worden met open ogen geboren, hebben meteen al een vacht en binnen een paar uur kunnen ze zwemmen. Hoewel ze bij de moeder drinken tot ze ongeveer drie maanden oud zijn, beginnen ze al een paar weken na de geboorte vast voedsel te eten. Jongen van eerdere nesten helpen met voedsel aanbrengen en moeten de burcht verlaten als het jaar erop een nieuw stel jongen geboren wordt. De bergbever lijkt niet zon gezelligheidsdier. Hoewel er soms veel holen dicht bij elkaar in de buurt zijn, is dit meestal omdat de omstandigheden gunstig zijn en niet omdat dieren gezelschap zoeken. Het paren gebeurt in de winter en de draagtijd is slechts ongeveer 30 dagen. Er worden twee tot vier blinde, naakte en hulpeloze jongen ondergronds geboren, die ongeveer twee maanden door de moeder worden gezoogd. Ze blijven bij haar in het nest, tot ze haar kroost er n de vroege herfst uitgooit.
BEDREIGD: Jagers stellen de vacht van de Nooramerikaanse en Europese bevers al heel lang zeer op prijs. De jacht op de beer vanwege zijn vacht is in feite verantwoordelijk geweest voor de verkenning en kolonisatie van het noorden van de VS en Canada. De voortdurende jacht op de Noordamerikaanse bevers in het begin van de 19de eeuw betekende dat hun aantal in het zuidelijk deel van hun verspreidingsgebied drastisch terugliep. De Europese bever is in een groot deel van zijn vroegere verspreidingsgebied uitgestorven en wordt in Europa nog nauwelijks in het wild aangetroffen. Ze zijn in allerlei natuurgebieden echter opnieuw en met succes uitgezet. De bergbever is altijd meer als een schadelijk dier beschouwd dan als een dier met commerciële waarde. Hij knaagt aan de schors van de jonge bomen en de schade die hij hiermee aanricht op naaldboomplantages in de VS wordt op duizenden euros per jaar geschat.
Wild Life |