Het esparcetteblauwtje leeft in de warmere gebieden van noordelijk Afrika, Europa en Azië. Er zijn twee tot drie generaties per jaar. De waardplant is esparcette. Het kleine rupsje overwintert tussen de stenen. In het voorjaar duurt het lang voor hij volgroeid is en verpopt in de strooisellaag. Ook onder moeilijke omstandigheden weet het esparcetteblauwtje zich te handhaven. De vlinders drinken nectar uit bloemen, maar ook water tussen steentjes aan de rivieroevers.
Deze vlinder komt voor in Texas en Mexico in Noord-Amerika tot in Brazilië. De vlinder heeft geen voorkeur voor bepaalde terreinen. Hij komt in grote aantallen voor in een grote verscheidenheid aan natuurgebieden. De eieren worden gelegd op casimiroa, zanthoxylum en citrus. De rupsen eten gelijktijdig en vervellen ook synchroon. Als de rupsen niet eten verzamelen ze zich op de stam van de waardplant in grote hoeveelheden bij elkaar. De kleur van de pop is variabel en hangt af van de kleur van de ondergrond. De vlinders zijn zwart met rode vlekken op de achtervleugels en soms wit op de voorvleugels. Met dat uiterlijk bootsen ze de vrouwtjes van de giftige Parides-soorten na.
De grote beer is één van de bekendste vertegenwoordigers van de Arctiidae of beervlinders, een vlinderfamilie met zo'n achtduizend soorten. De grote beer komt voor in Europa, Azië en Noord-Amerika. Vrouwtjes leggen hun eitjes op allerlei planten, zoals lage heesters, brandnetel en zuring. De rupsjes zijn dichtbehaard. Daaraan heeft de vlinder zijn naam te danken. In een jong stadium overwinteren ze. In het voorjaar verpoppen ze in een cocon, waarin de irriterende haren van de rups verwerkt zijn. De vleugels van de grote beer hebben een spanwijdte van zes tot zeven cm. Ondanks hun grootte vallen de vlinders niet op zolang ze stil blijven zitten. Bij verstoring tonen ze hun vuurrode achtervleugels. Het laten zien van dergelijke felle kleuren schrikt de meeste belagers af. De vlinders hebben geen ontwikkelde monddelen en nemen geen voedsel op.
Deze vlinder heeft een groot verspreidingsgebied. De vlinder met de opvallende blauwe band komt voor in Korea, Japan, India, Birma, Thailand, Filipijnen, Indonesië en Australië. Hij voelt zich thuis in bossen en open terreinen. De favoriete bloem om nectar uit te drinken is lantana. Deze vlinder is niet kieskeurig in de keuze van waardeplant. Planten uit verschillende families komen daarvoor in aanmerking. In Australië brengt hij soms schade toe aan de kamferbomen, die daar verbouwd worden
Het tweekleurig hooibeestje komt verspreid voor in Europa en in het westelijk deel van Azië. Als de vlinder vliegt, vallen de oranje voorvleugels en de donkergrijze achtervleugels op. Het vlindertje leeft van nectar uit bloemen van struiken die op vrij droge grond staan. Op een aantal soorten grassen en zeggen worden de eitjes gelegd. De rups van het tweekleurig hooibeestje groeit langzaam. Hij verpopt eind mei, begin juni. De pop hangt in de vegetatie. Er is ieder jaar één generatie. De vlinders vliegen eind juni, begin juli plaatselijk in grote aantallen.
|