De alpensneeuwhoen of lagopus mutus Een standvogel. Iets groter dan de patrijs. In de zomer bruin met witte (meestal alleen in de vlucht zichtbare) vleugels, witte onderkant en wit bevederde klauwen. In de winter zijn beide geslachten helemaal wit met een zwarte staart. De geslachten kunnen het best onderscheiden worden aan de rode verdikking boven de ogen (rozen), die bij het vrouwtje veel minder geprononceerd is. In de winter heeft alleen het mannetje een zwarte oogstreep. Bij de jongen zijn ook de vleugels en de hele staart bruin. Sterk overeenkomend met het Noordeuropese moerrassneeuwhoen. Verspreiding en woongebied : Noord-Europa, Alpen en Pyreneëen. In de Alpen boven de kromhoutgrens in het rotsachtige gebied. Voortplanting : komvormig nest verborgen tussen stenen en kleine struikjes. De zes tot negen roomkleurige tot roodbruine eieren zijn bedekt met talloze kleine bruine en zwarte vlekjes; ze worden meestal in juni gelegd en aansluitend 20-24 dagen bebroed door het vrouwtje. De jongen verlaten al na één dag het nest en worden tot in de herfst door beide ouders gevoed. Voedsel : bijna uitsluitend vegetarisch : knoppen, bladen, zaden en bessen. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De kleine plevier of charadrius dubius Trekvogel, eind maart tot oktober. Waadvogel met het formaat van een vink. Verschilt van de vergelijkbare bontbekplevier door de zwarte (niet oranje-gele)snavel; de grijzige tot vleeskleurige (niet oranje) poten en de citroengele oogring. In de vlucht geen witte band zichtbaar zoals hij de bontbekplevier. Verder is de stem zeer kenmerkend. Jonge vogels en vogels in rustkleed hebben geen zwarte tekening op de kop. Holt zoals alle plevieren met snelle dribbelpasjes en stopt plotseling. Verspreiding en woongebied : broedvogel in het ganse Europese binnenland, niet langs de kust, behalve in het hoge Noorden. bij ons verspreid voorkomend, maar nergens talrijk. Heeft een voorkeur voor vegetatie-arme vlakten in de buurt van water. Is door waterregulering afgenomen. Broedt nu in grindgroeves, maar ook in boerderijen ver van de bebouwing en steenbergen, waardoor het bestand weer enigszins hersteld en zelfs uitgebreid is. Voortplanting : vlak nest op de grond, vaak met kiezels. De vier kiezelkleurige eieren zijn lichtgrijs met donkere punten en worden tussen april en juni gelegd. In de regels slechts één legsel per jaar. Beide ouders broeden 22-28 dagen . De jongen kunnen met 25-30 dagen vliegen. Voedsel : insecten en andere kleine diertjes, die van de grond gepikt worden. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------De roerdomp of botaurus stellaris Gedeeltelijke trekvogel. Plompe reiger met een dikke hals en dolkachtige snavel; groter dan de buizerd. Vrijwel helemaal goudbruin met opvallende donkerbruine en zwarte vlekken en strepen. Zwarte plek op het hoofd. Vliegt als een uil, met brede ronde vleugels. Verspreiding en woongebied : plaatselijk in heel Europa tot het westen van Spanje en het noordoosten van Europa. Overal echter zeldzaam en steeds minder voorkomend. Bewoont uitgestrekte rietlanden. In de winter ziet men roerdompen ook vaak op open vlakten, waarbij ze meestal schuw zijn en opvallen door hun langzame bewegingen. Zelfs in de koude winters worden roerdompen hier waargenomen. Vaak ook worden ze ernstig ondervoed, uitgeput of dood gevonden. Voortplanting : nest in dik, oud riet, meestal boven het water. Legtijd april en mei : één legsel - vijf tot zes olijfbruine, matte eieren. Het vrouwtje broedt 25-26 dagen . De jongen verlaten het nest na 15-20 dagen en zijn met 50-55 dagen in staat om te vliegen. Voedsel : kikkers, vissen, insecten en wormen. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- De condor is een roofvogel die tot de familie van de gieren van de Nieuwe Wereld behoort. Hij heeft de opvallende kenmerken van de gieren: hij heeft namelijk een bijna naakte kop en hals, stompe klauwen en een zeer krachtige snavel. Hij voedt zich overwegend met aas. Condors leven vaak in groepen. Wanneer één van hen met zijn scherpe ogen een prooi ontdekt laat hij zich in duikvlucht naar beneden vallen en de anderen volgen onmiddellijk. Met de krachtige haaksnavels wordt de huid van de prooi kapot getrokken, de klauwen zijn hiervoor te stomp. Het lievelingsvoedsel van de condor is de guanaco of de lama. Ze eten alleen kadavers. De condor kan niet goed ruiken. Proeven hebben aangetoond dat de dieren eerder op een namaakkadaver afvliegen dan op een echt kadaver dat de onderzoekers hadden bedekt. De condor legt per dag honderden kilometers af op zijn zoektocht naar voedsel. De condor is naast de reuzenalbatros de grootste vliegende vogel op aarde. De vleugels van de Andescondor, die helaas met uitsterven wordt bedreigd, hebben bijvoorbeeld een spanwijdte van meer dan drie meter. Hierdoor kan de vogel bij gunstige weersomstandigheden en bij opstijgende luchtsstromen meerdere kilometers in de lucht glijden of zweven. De uiteinden van de slagveren, die hij kan openen en sluiten, worden samen met de brede staart gebruikt om te sturen. De condor besteedt bijzonder veel tijd aan het grootbrengen van de jongen. Het vrouwtje legt maar één keer per twee jaar één enkel ei in een rotsspleet. De ouders broeden om de beurt 8 tot 9 weken op het ei. Als het jong uit het ei komt heeft het een dik lichtbruin donskleed. Dit blijft in de nek en op de kop nog enige jaren zichtbaar. Na ongeveer een half jaar kan het jong vliegen, het wordt echter nog meer dan een jaar door de ouders verzorgd en gevoerd. De condor is pas geslachtsrijp als hij zes of zeven jaar oud is. Dan zoekt hij een partner voor het leven. Condors kunnen maximaal 50 jaar oud worden. (worldwidebase)
|