De wetenschappers vonden in het gebied waar, duizenden jaren voor Christus, de Botai leefden beenderen en scherven aardewerk die erop wezen dat het paard niet zon 4.000 jaar geleden voor het eerst werd getemd, maar tijdens de bloeitijd van de Botaicultuur tussen 3.700 en 3.100 voor Christus.
Eerder al waren in de streek van de Botai overblijfselen gevonden die duidelijk maakten dat paarden een belangrijke rol speelden in hun cultuur.
Nu ontdekten onderzoeksleiders Akan Outram en Richard Evershed dat de anatomie van die oerpaarden meer gelijkenissen vertoonden met onze latere tamme paarden, dan met hun wilde soortgenoten, wat erop wees dat ze werden gekweekt voor specifieke doeleinden en werden gebruikt om op te rijden en om zware lasten te laten dragen of slepen. Ook bleek hun melk te worden gedronken.
Onderzoek van de tanden van Botaipaarden gaf sporen aan van het gebruik van teugels, zodat duidelijk werd dat de dieren werden bereden (en dus getemd).
Dat paarden ook werden gemolken, blijkt uit de aanwezigheid in stukken Botai-aardewerk van vetrestanten die alleen afkomstig kunnen zijn van de melk van een merrie, destijds vermoedelijk een belangrijke bron van eiwitten voor de mens.
Ook in het hedendaagse Kazachstan wordt trouwens nog paardenmelk gedronken, dat men doorgaans laat gisten tot de licht alcoholische drank 'koumiss'.
'Het is bekend dat het temmen van paarden zeer grote sociale en economische betekenis had en een grote bijdrage leverde aan de communicatie, het vervoer, de voedselproductie en het oorlogvoeren', zegt dr. Outram.
'Onze bevindingen geven aan dat paarden veel eerder werden getemd dan we dachten, wat onze kennis van de manier waarop vroege beschavingen zich ontwikkelden verandert.'