De raaf

De raaf (Corvus Corax) is ravenzwart. Hij is veel groter dan andere kraaiachtigen en kan wel 1,5 kg wegen. Hij vliegt in een speelse, buitelende vlucht. Kenmerkend aan het vliegbeeld zijn de prominente kop en het wigvormige uiteinde van de staart. Een raaf kan 25 jaar oud worden. Hij nestelt graag in hoge, oude dennenbomen. Zijn diepe, krachtige, knorrende stem reikt twee tot drie kilometer door het bos. Hij vangt konijnen en vogels, maar eet ook veel aas en verder vruchten, insecten en afval. Raven zijn slimme, opportunistische beesten. Zo weten ze dat jagers het geschoten wild vaak al in het veld van de ingewanden ontdoen. Zodra ze schoten horen gaan ze daar op af in de hoop op een feestmaal.
Rond de eeuwwisseling waren raven in Nederland nog algemeen., maar daarna is hun aantal snel geslonken. In 1944 broedde het laatste Nederlandse paartje in Limburg. Ook in de rest van Europa werden de raven steeds zeldzamer, alleen in Sleeswijk-Holstein, Oost-Polen, Bretagne, Normandi, de Alpen en de Pyreneeënn broedden ze nog. Vervolging door de mens was de voornaamste oorzaak. De bijnaam galgvogel is veelzeggend. Raven zouden lammetjes aanvallen en de oogst beschadigen. In sprookjes en sagen kondigt hun naargeestige krassen steevast onheil aan. Bovendien werden ze vaak gevangen en als kooivogel gehouden, omdat ze zo leuk kunnen leren 'praten'. Pas toen hij bijna uit ons land verdwenen was, verwierf de raaf wat meer sympathie. Inmiddels is de soort beschermd. In 1936 werd een eerste poging gedaan om de stand op te krikken door negen jonge raven uit Litouwen te importeren, maar die verdwenen spoorloos. In 1966 volgde een tweede poging. Een oude vogel met vier jongen werd vanuit Sleeswijk-Holstein in de bossen bij Austerlitz losgelaten. Later volgden ook Oost-Duitse vogels, eerst in grote volires en pas later in het wild. Zo werden in tien jaar 116 raven uitgezet. Sommige paren kregen geen jongen. Ook gingen er veel jongen dood en soms werden ze gestolen. Ook zetten onbekenden de kooien open. In 1973 waren er pas drie broedparen in het wild gevestigd. Maar geleidelijk ging de stand vooruit, in 1985 broedden er weer 50 ravenpaartjes in het wild en hadden 30 andere (nog) niet broedende paren een eigen territorium.

In 1996 bereikte de ravenstand een top met zo'n 110 broedparen. Daarna zakte de stand terug naar zo'n 90 broedparen en waarvan er 50 ook jongen voortbrengen. Oorzaak is het sterk teruglopen voedselaanbod op de Veluwe. Om te beginnen is de konijnenstand in korte tijd sterk uitgedund door de nieuwe konijnenvirusziekte Viraal Hemologisch Syndroom (VHS). Bovendien zijn de wildbeheerders op de Veluwe abrupt gestopt met bijvoederen. Niet alleen reen en wilde zwijnen, maar ook raven aten volop op de voederplaatsen en voerden hun jongen met dit voer. Daar was hun hele broedstrategie op afgestemd. Nu er ineens niet meer wordt bijgevoerd, moeten de oudervogels veel langer zoeken naar voedsel voor hun jongen. Terwijl hun nest onbewaakt is, kunnen roofvogels zoals de havik gemakkelijk kan toeslaan. Het past in een natuurlijker wildbeheer om de wilde zwijnen en reen niet meer bij te voeren, maar dan zou men ook de kadavers van dode beesten in het bos moeten laten liggen voor de aaseters. Die worden echter allemaal opgeruimd uit al dan niet terechte vrees voor het uitbreken van besmettelijke veeziekten. Daarom moet de raaf het als aaseter nu vooral hebben van de vele doodgereden vogels en andere slachtoffers langs de autowegen.
(martijndejonge.nl)

|