De rosse woelmuis (Myodes glareolus of Clethrionomys glareolus) is een knaagdier uit de familie van woelmuizen. Rosse woelmuizen eten plantaardig voedsel als zachte zaden, vlezige vruchten, bladeren, kruiden en boomschors (tot op vijf meter hoogte), aangevuld met paddenstoelen, mossen, wortels, knoppen en gras, en ook insecten, wormen en slakken. Dieren in noordelijke streken leggen voedselvoorraden aan.
De dieren zijn zowel 's nachts als overdag actief, maar 's zomers voornamelijk 's nachts. Ook 's winters zijn de dieren actief. Het zijn goede klimmers en laten zich regelmatig zien op omgevallen bomen. De rosse woelmuis maakt een bolvormig nest van bladeren, mos, gras en veertjes. Dit nest heeft een duidelijke ingang en ligt zo'n twee tot tien centimeter onder de grond, meestal onder boomwortels of omgevallen bomen. Vanuit het nest loopt een systeem van gangen. Het nest waarin de jongen worden geboren, kan ook in een holle boom liggen.
Het voortplantingsseizoen loopt van april tot september of oktober. De jongen worden geboren na een draagtijd van 16 tot 18 dagen. Vrouwtjes krijgen meestal drie tot vijf jongen per worp, en vier à vijf worpen per jaar. Een jong weegt bij de geboorte zo'n twee gram. Enkel de moeder zorgt voor de jongen. De zoogtijd duurt veertien dagen. Vrouwtjes kunnen na 4,5 week geslachtsrijp zijn, maar jongen uit late worpen kunnen zich meestal pas na de winter voortplanten. De rosse woelmuis kan tot 18 maanden oud worden in het wild, en tot 40 maanden in gevangenschap. De rosse woelmuis is een belangrijk prooidier voor uilen, wezels en vossen.
De bosmuis (Apodemus sylvaticus) is een knaagdier uit het geslacht bosmuizen (Apodemus) van de onderfamilie van muizen en ratten van de Oude Wereld (Murinae) van de familie Muridae.
De rug is donkerbruin, de flanken geelbruin en de buik zilverachtig grijs van kleur. De bosmuis wordt 97 tot 110 millimeter lang en 13 tot 27 gram zwaar. De staart is 69 tot 115 millimeter lang. Mannetjes worden iets groter dan vrouwtjes
De bosmuis is een opportunist. Hij heeft een gevarieerd dieet: hij leeft van graan, noten, vruchten, bessen, eikels, beukennootjes, hazelnoten, zaden, knoppen, paddenstoelen, mossen en galappels, maar ook van insecten, duizendpoten, spinnen, regenwormen en slakken. 's Zomers eet hij voornamelijk boomzaden en noten, 's winters voornamelijk scheuten, knoppen en rupsen.
De bosmuis is meestal 's nachts actief, 's zomers ook in de schemering. De bosmuis woont in een zelfgegraven ondergronds hol, meestal met één ingang, een nestkamer en een voorraadkamer. Het nest bestaat uit bladeren, mos en reepjes gras.
Het voortplantingsseizoen duurt van maart tot oktober, met een piek in juli en augustus. Een vrouwtje krijgt één à twee, soms tot vier worpen per jaar. De bosmuis wordt maximaal achttien tot twintig maanden oud, hoewel hij in gevangenschap meer dan vier jaar kan worden. Natuurlijke vijanden zijn onder andere wezel, hermelijn, das, marter, vos, kat, steenuil, bosuil, velduil, kerkuil en torenvalk.
De bosmuis komt in vrijwel geheel Europa voor, met uitzondering van het noorden van Scandinavië en het overgrote deel van Rusland en de Baltische Staten. Bosmuizen leven over het algemeen in bossen, tuinen, braakliggend terrein, graanvelden, struikgewas en zandduinen; soms ook in gebouwen.
De zwarte rat (Rattus rattus) is een knaagdier van het geslacht Rattus uit de onderfamilie Murinae (muizen en ratten van de Oude Wereld). De zwarte rat is ook wel bekend onder de namen scheepsrat, huisrat, dakrat en pestrat. Verreweg de meeste ratten in Nederland zijn bruOndanks zijn naam komt de zwarte rat in verschillende kleurvarianten voor. De kleur verschilt van zwart tot lichtbruin, de buikzijde is lichter van kleur. Zwart is wel de meest voorkomende kleur in stedelijke gebiedenine ratten.
De zwarte rat verschilt van de bruine rat door de langere, ruigere vacht, de grotere, dunner behaarde oren, de grotere ogen en de langere, dunnere staart.
De zwarte rat leeft voornamelijk in de buurt van havens, schepen en gebouwen als pakhuizen, supermarkten en andere gebouwen met een ruime voedselvoorraad, en in gebouwen met holle muren of kleine zolders. In tropische gebieden leeft hij voornamelijk op daken. Anders dan de bruine rat legt de zwarte rat geen ondergrondse gangen aan, en ontbreekt hij in meer open gebieden.
Het dier kan een drager zijn van een aantal ziektes, waaronder de pest en trichinose de meest bekende zijn. De zwarte rat is de belangrijkste verspreider van de pest. Vlooien, die op de huid van de zwarte rat leven, brengen de pestbacterie Yersinia pestis over van de rat naar de mens. Anders dan de bruine rat is de zwarte rat geen drager van Leptospira interogans, de bacterie die de ziekte van Weil veroorzaakt.
Hantavirussen zijn een groep virussen behorend tot de familie van de Bunyavirussen. Er zijn een aantal verschillende hantavirussen, zoals Puumalavirus, Seoulvirus, Hantaanvirus, Sin Nombrevirus en nog enkele anderen.
De hantavirussen circuleren in wilde knaagdieren, elk hantavirus heeft een eigen knaagdiersoort als gastheer. Daar waar knaagdieren wonen zal het virus in de omgeving terecht komen. In ingedroogde urine, speeksel en keutels kan het virus nog lang in leven blijven. Mensen besmetten zich met name door het inademen van besmette stofdeeltjes, door opdwarrelend stof. Ook via bijtwonden kan het virus de mens besmetten
De hantavirusziekte die in Europa, met name in Scandinavië, veelvuldig voorkomt wordt veroorzaakt door het Puumalavirus. Een rosse woelmuis brengt het virus over. De ziekte lijkt in het algemeen op een vrij onschuldige griep: hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid, koorts en spierpijn zijn de belangrijkste verschijnselen. De nieren kunnen licht ontstoken zijn, maar dit leidt in het algemeen niet tot complicaties. De ziekte gaat veelal vanzelf weer over.
Ook besmetting met het Seoulvirus, waarvan de rat drager is, verloopt meestal zonder complicaties.
Knaagdieren dragen het virus bij zich zonder er zelf ziek van te worden. In Nederland wordt de diagnose hantavirusinfectie slechts sporadisch gesteld, gemiddeld is er één geval per jaar.
Bronnen: Wikipedia, RIVM (vroege vogels vara nl)