Pauwen waren al bij de oude Egyptenaren bekend. Ook bij de Romeinen en de Grieken waren deze dieren geliefd. In India worden ze ook tegenwoordig nog als heilig beschouwd en vereerd. De pauw leefde oorspronkelijk in bossen en oerwoudgebieden in India. Vanwege zijn schoonheid wordt hij inmiddels overal op aarde in gevangenschap gehouden. Hij behoort tot de hoendervogels. De mannetjes hebben grote staartveren die over de eigenlijke staartveren heen liggen. Tijdens de balts zet het mannetje zijn staartveren op tot een prachtige waaier. Daarbij komen het patroon van de ogen en de oplichtende kleuren goed tot hun recht. De blauwe pauw wordt beschouwd als de stamvader van de tamme dieren. Zijn kop, hals en borst zijn blauw gekleurd, zijn rug is groen. De staartveren zijn groenblauw en ze zijn voorzien van de typische pauwenogen. Op de kop draagt het mannetje een pluim. De veren zijn aan de bovenkant franje-achtig.
Het verenkleed van het vrouwtje is een stuk gewoner en bruinachtig van kleur. De staart duidelijk kleiner. De sleep ontbreekt totaal. Na de balts leggen de hennen maximaal 10 eieren in een eenvoudig nest. De broedtijd bedraagt ongeveer 30 dagen. Kort nadat de kuikens uit het ei zijn gekomen, kunnen ze de moeder al volgen. Pauwen voeden zich met graankorrels, zaden, knoppen, wormen, kleine weekdieren en reptielen. Een andere bekende pauw is de argusfazant. In Afrika leeft de Kongopauw, deze soort heeft duidelijk kortere staartveren (worldwildbase)
|