Alleen jonge mierenleeuwen gedragen zich als leeuwen. Volwassen mierenleeuwen zijn softies en worden niet voor niets juffers genoemd. Berend Jan Speek heeft leeuwen in de achtertuin. Onder het afdak aan de garage ziet hij al een paar weken wel twintig kuiltjes in het zand.
Kraters met mooi afgewerkte, gladde kanten die in een punt naar beneden lopen. Het grootste kuiltje heeft een diameter van 8 cm, de kleinste is 2,5 cm. Het lijken vangkuiltjes van de mierenleeuw, maar ondanks het leegscheppen met een lepel komt er geen leeuw te voorschijn. Als Berend de kuiltjes vlak strijkt, worden ze nachts weer opnieuw gemaakt. Ik heb de waarnemer aangeraden toch nog eens goed te spitten. En ja hoor een week later kreeg ik foto's met daarop heuse mierenleeuwen.
Een paar jaar geleden vertelde iemand mij dat hij vangkuilen van mierenleeuwen in het losse zand van zijn plantenkasje had. We hebben samen een uur op een krukje bij de kraters gezeten en we hadden 'voer' bij ons: een potje met daarin een twintigtal mieren. Met onze neuzen hingen we boven de kuiltjes nadat we er een mier in gegooid hadden. Een voor de mier luguber, maar voor ons fantastisch schouwspel speelde zich daar af. Er werd zelfs met zand gegooid door de geheimzinnige aardbewoner. Als de mier langs de wand omhoog probeerde te klimmen, gooide de mierenleeuw hem met zand naar beneden. De wand stortte dan een beetje in en de prooi zakte naar het centrum van de valkuil. Bliksemsnel hapte de vijand toe. De mier spartelde even tegen en dan werd het stil.
De mierenleeuw, Myrmeleon formicarius, is een netvleugelige. Dat is een groep insecten waar ook de gaasvliegen en de kameelhalsvliegen toe behoren. Linnaeus rekende alle insecten met geaderde doorzichtige voor- en achtervleugels tot de netvleugeligen; dus ook de libellen en de kokerjuffers. Latere systematici hebben in deze groep orde op zaken gebracht. Op grond van onder andere de volkomen of onvolkomen gedaanteverandering werden de libellen en de kokerjuffers tot een aparte orde verheven.
Mierenleeuwen kennen een volkomen metamorfose. De larve lijkt totaal niet op het volwassen insect en de levenscyclus kent een popstadium. Het slanke imago lijkt het meest op een waterjuffer. Het heeft in tegenstelling tot de juffers echter knotsvormige voelsprieten en de vleugels worden anders gevouwen. De mierenleeuw vouwt in rust de vleugels als een afdakje op de rug, terwijl een juffer de vier vleugels achter de rug tegen elkaar legt met de rand naar boven. De volwassen dieren worden tegen de avond pas actief. Overdag hangen ze in de vegetatie. Omdat ze stil zitten en met de transparante vleugels en het donkere lichaam goed gecamoufleerd zijn, ziet men ze maar zelden. Net zoals gaasvliegen zijn mierenleeuwen slechte vliegers: ze vliegen langzaam en zijn weinig wendbaar.
De insectengroep dankt de naam aan de naam aan de larven. Deze beestjes zijn, het formaat in ogenschouw genomen, inderdaad zo sterk als een leeuw. Een larve is kort en dik. Heeft een gespierde nek en een platte kop. Deze kop en de gewapende kaken dienen als zandschep. De achterpoten zijn verbreed tot graafpoten. Steeds, achteruitschuivend, graaft de larve een rond kuiltje. Het uitgegraven zand wordt met een zwaai van de kop naar achteren geslingerd.
Ik heb mierenleeuwen ook wel eens grotere prooien dan mieren aangeboden. Kleine pissebedden werden graag gepakt. Met grotere had de leeuw moeite. Volwassen pissebedden en oorwormen wisten te ontsnappen. De 'sterkte' van de valkuil werkt selectief. Als grote, sterke prooidieren niet zouden ontsnappen, zouden de rollen wel eens omgedraaid kunnen worden. Dan is de mierenleeuw het haasje. Als een prooi door het ingespoten gif wordt verlamd, zuigt de larve het hapje langzaam leeg. De lege resten worden met een kopstoot uit de valkuil gesmeten. Een in de val gegooide miljoenpoot, werd wel geconsumeerd, maar het lege omhulsel was te zwaar om verwijderd te worden.
Het is niet moeilijk een mierenleeuw in gevangenschap te houden. Neem een schaal en doe daar wat droog zand in. Binnen een kwartier bouwt de larve zijn eerste valkuil. Wat prooi betreft, is de jager niet erg kieskeurig: als er geen mieren voorradig zijn, doen vliegen het ook wel. Als er geen prooi aanwezig is, moet je goed kijken of de larve nog wel aanwezig is. Is hij hongerig dan zie je onder in de krater een stukje kop met opengesperde kaken.
Spannend een leeuw in huis? Ja, voor een paar dagen. Breng hem daarna maar weer naar de vindplaats. Daar voelt hij zich thuis.
Mierenleeuwen komen oorspronkelijk op droge zandgronden voor. De valkuilen treffen we vaak onder overhangende heidestruiken langs zandpaden aan. Veel van dergelijke zandpaden zijn inmiddels verdwenen en ook de omvang van het heideareaal houdt niet over.
De meeste soorten overleven een dergelijke biotoopvernietiging niet en worden daarom zeldzaam. De mierenleeuw is echter meer opportunist dan men dacht. Het blijkt dat de dieren op de zandgronden hun valkuilen steeds vaker onder viaducten graven. En, zoals we uit de waarneming van Berend Jan kunnen opmaken, ze hebben ook de bebouwde kom ontdekt. Dat komt omdat particulieren minder met gif spuiten en meer ecologisch tuinieren. Daardoor ontstaat er meer diversiteit aan micromilieus. Prachtig toch dat een zeldzame soort als de mierenleeuw in je achtertuin leeft. Het kost weinig moeite een plekje in een kasje of onder een overkappingen voor de mierenleeuw geschikt te maken. Zorg voor fijn zand en voorkom dat de plek nat wordt. De bevruchte vrouwtjes laten 's nachts boven het losse zand hun eieren vallen. De larve leeft twee of drie jaar in het zand. Die periode hangt af van het aantal mieren dat in de val loopt. In de verpoppingfase zit het 'roofdier' een paar weken in een bolletje spinsel gemengd met zand. De leeuw verandert tijdens de verpopping in een ware juffer. Een zachtmoedig insect zonder leeuwenstreken.
