Reptielen en Amfibieën
Slangen en hagedissen, krokodillen en alligators, water- en landschildpadden vormen samen de klasse der reptielen, die nauw met de vogels en zoogdieren verwant zijn. Ze onderscheiden zich van hen in één belangrijk opzicht: ze zijn koudbloedig. Dat houdt in dat hun lichaamstemperatuur zich richt naar de omgevingstemperatuur. Daardoor zijn ze afhankelijk van de zon, die hen moet opwarmen zodat ze zich snel kunnen bewegen en hun normale lichaamsfuncties mogelijk zijn.
Reptielen zijn beter aan het leven op het droge land aangepast dan de amfibieën waarvan ze afstammen, doordat ze goed functionerende longen bezitten om te ademen. De voortplanting vindt plaats na een echte paring en de jongen ontwikkelen zich in eieren. Bij sommige soorten worden de eieren buiten het lichaam afgezet, terwijl ze zich bij andere, levendbarende soorten in de buik van het vrouwtje ontwikkelen. De huid van reptielen is dik en meestal voorzien van schubben en plaatjes, die glad of ruw kunnen zijn en waardoor ze tegen uitdroging beschermd worden. Reptielen bestaan al veel langer dan vogels en zoogdieren. De eerste verschenen ongeveer 300 miljoen jaar geleden. Terwijl vele soorten inmiddels uitgestorven zijn, hebben andere zich de laatste 200 miljoen jaar nauwelijks veranderd.
Amfibieën zoals kikkers, padden en salamanders behoren tot de minst ontwikkelde gewervelde dieren. Ze stammen van zeer sterk overeenkomstige wezens af die ongeveer 370 miljoen jaar geleden het land op kropen. Het woord 'amphibium ' betekent 'tweesoortig leven' en slaat op het feit dat deze dieren een deel van hun bestaan in het water en een deel op het land doorbrengen. Eieren worden in het water gelegd. Wanneer de jongen uit de eieren komen, hebben ze kieuwen om onder water mee te ademen. Eenmaal op het land gekomen, nemen longen de ademfunctie over. Amfibieën ademen ook dan nog altijd door de huid, wat verklaart waarom deze altijd vochtig moet zijn en aanzienlijk dunner en gladder is dan die van reptielen. Net als reptielen leggen amfibieën eieren. Bij de meeste soorten vindt echter de bevruchting buiten het lichaam plaats, waarbij eicellen en zaad samen uitgestoten worden.
AMPHIBIA Amfibieën |
GYMNOPHIONA Wormsalamanders |
URODELA Salamanderachtigen |
ANURA Kikvorsachtigen (kikkers en padden) |
REPTILIA Reptielen |
RHYNCHOCEPHALIA Brughagedissen |
SQUAMATA Hagedissen en Slangen |
CROCODILIA Krokodillen |
CHELONIA Schildpadden (land- en waterschildpadden) |
{ zolang er mensen zijn die denken dat dieren niet voelen,
zullen dieren voelen dat mensen niet denken.}
|