Het klinisch belang en de risico's van obesitas
Obesitas kan bepaalde ziekten verergeren en ook zelf aanleiding geven tot het ontstaan van het aantal aandoeningen. In het algemeen wordt aangenomen dat een combinatie van duur, graad van zwaarlijvigheid en de verdeling van het vetweefsel het risico bepalen.
Bij de mens spreekt men van een verhoogd risico voor de gezondheid wanneer het vetweefsel 30% van het totale lichaamsgewicht overschrijdt. Een normale volwassen hond heeft gemiddeld 22% vet.
Het is dus aan de dierenartsen en assistenten om de eigenaars te overtuigen door de gevolgen op lange en op korte termijn aan te tonen. Deze gevolgen op lange en korte termijn bij obese honden en katten zijn :
- De dierenarts kan de diagnose van je hond of kat moeilijker stellen. Zoals bij het klinisch onderzoek zal de palpatie moeilijker verlopen alsook het overtollig vet zal de geluiden dempen van de stethoscoop.
- Motorische problemen : bij extreem dikke honden is er een verhoogde frequentie van traumatische (ruptuur van de voorste gekruiste banden) en degeneratieve (degeneratieve gewrichtsletsels) orthopedische problemen. Arthrose en discushernia zouden rechtstreeks door overgewicht worden veroorzaakt. Het is zeker waar dat aandoeningen zoals heupdysplasie, en osteochondrosis minder last veroorzaken bij magere honden en dat op lange termijn meer arthrose optreedt bij dikke dieren. Katten met obesitas lopen drie keer meer risico op verlammingen.
- Ademhalingsproblemen : bij extreem dikke dieren kan er een verminderd longvolume ontstaan en daardoor krijgt die minder zuurstof in het bloed. Dit leidt vaak tot dyspnee (kortademigheid) bij de minste inspanningen, mede tgv hogere lichaamsgewicht.
- Hun vermogen tot inspanningen gaat dalen, zijn lui, zijn snel vermoeid (met dyspnee), hebben geen zin om te wandelen, kan vaak geen trappen meer doen of de zetel inspringen!
- Cardiovasculaire problemen : bij honden ziet men een verhoging van de bloeddruk (hypertensie) die correleert met de graad van vetzucht en weer normaliseert bij gewichtsverlies.
- Leverproblemen (kan men vaststellen bij een bloedonderzoek). Sedert jaren is in de U.S.A. bekend dat er bij extreem dikke katten een reëel gevaar bestaat bij vermageren voor plots ontstaan van hepatische lipidose, vooral bij sterk ondervoeden of anorexie. Daarom zal men dikke katten nooit meer dan 3% per week laten verliezen. Maar ook bij de hond ziet men vaak dat de levertesten (vooral alkalisch fosfatase en aspartaat aminotransferase) verhoogd zijn. Bij de behandeling van obesitas normaliseren de waarden zonder speciale behandeling van de lever.
- Vruchtbaarheidsproblemen : bij teven kan de bronst achterwege blijven of ze vertonen een stille bronst. Bij de reu kan plasma testosteron verlagen ten gevolge van een verminderde capaciteit om de testes (teelballen) op een lagere temperatuur te houden. Dit heeft een verminderde leefbaarheid van de spermatozoïden tot gevolg.
- Partusproblemen: door vertraagde partus (geboorte) en minder sterke weeën kan de placenta voortijdig loskomen en de foetus (pup of kitten) aan asfyxie (verstikkingsgevaar) sterven.
- Endocriene problemen : te dikke katten hebben vier keer meer kans om diabetes mellitis te ontwikkelen dan magere katten. Obesitas kan leiden tot diabetes mellitis of het verergeren.
Obesitas kan eveneens een verminderde secretie van groeihormonen door de hypofyse veroorzaken.
- Overgevoeligheid tegenover warmte : honden gaan meer hijgen en zich ongemakkelijk voelen bij temperaturen waarbij zij normaal geen last hebben. Katten tonen dit minder.
- Huidproblemen : dikke katten lopen ongeveer 40% meer kans op niet allergische huidaandoeningen dan katten met een normaal gewicht.
Dikke mensen ontwikkelen vaker eczema in de huidplooien door excessief zweten, daar katten en honden geen zweetklieren hebben in de oksels en huidplooien speelt dit minder een rol, toch ziet men gelijkaardige letsels vb. thv de vulva.
- Belangrijk voor de eigenaars is te weten dat het risico bij heelkundige ingrepen gaat verhogen! Een grotere lichaamsmassa vraagt een grotere dosis anestheticum, maar het metabool actieve deel van het lichaam is vooral het magere lichaamsweefsel. Hierdoor wordt de grens tussen doseren en overdoseren zeer klein. Daarbij komt dat bij sommige zeer dikke dieren de afbraak van het anestheticum vertraagd wordt vanwege een aangetaste leverfunctie. Technisch worden operaties ook bemoeilijkt door de grote vetmassas die kunnen aanwezig zijn vb. in het abdomen (buik). Er bestaat ook een verhoogd risico van wonddehiscentie (terug opengaan van operatiewonde) en wondinfecties.
- Minder weerstand tegen infecties : vanwege een veranderde cellulaire immuniteit hebben muizen een verminderde weerstand tegenover infecties. Bij de hond heeft men ook een verminderde weerstand opgemerkt tegenover bepaalde infecties (o.a. hondeziekte en Salmonella)
- Constipatie (verstopping) : vaak ziet men constipatie bij zeer dikke dieren, waarschijnlijk vanwege de aard van hun voeding die toch vaak vezelarm is. Periodes van constipatie worden soms afgewisseld met periodes van diarree.
diagnose en behandeling van obesitas
diagnose
De diëtiste zal een klinische diagnose stellen en deze omvat drie elementen :
1. Wegen
De diëtist vergelijkt het lichaamsgewicht met vorige keren dat het dier gewogen werd, en met de rasstandaarden.
2. Visuele evaluatie
Een visuele evaluatie van een dier geeft heel wat aanwijzingen over de lichaamsconditie. Van bovenuit bekeken moet een dier een zandloper vorm hebben, en de flanken moeten onmiddellijk achter de laatste rib invallen. Wij gaan ook het profiel van je hond bekijken want opzij bekeken moet het abdomen duidelijk zijn opgetrokken. De afwezigheid van de typische zandlopervorm, een waggelende gang en sloomheid wijzen op obesitas.
3. Body Condition Score (BCS)
BCS moet gebeuren bij alle dieren die worden aangeboden in de kliniek. Het lichaamsgewicht zonder BCS zegt onvoldoende. De diëtiste gaat de lichaamsconditie van je hond evalueren door het toekennen van een score van 1 tot 5. Een score 3 is optimaal, 4 is te dik en 5 is obees.
Dit is een BCS 4, te dik......
Dikke honden met een BCS van 4 hebben meestal ongeveer 30% vet. De kat heeft minder vetaanzet aan de staartbasis dan de hond. Het schouderblad en de ribben zijn de beste plaatsen om de kat te testen.
Een combinatie van klinisch onderzoek met BCS, tabellen met optimale lichaamsgewichten, en gegevens over het lichaamsgewicht op het ogenblik dat het dier pas volwassen werd maakt het mogelijk voor de diëtiste om op een nauwkeurige en objectieve wijze een diagnose te stellen en een streefgewicht te bepalen voor de behandeling.
Behandeling
Hoe word je hond of kat nu behandeld in de kliniek?
Ziekten die predisponeren tot obesitas moeten eerst worden uitgesloten, en behandeling met geneesmiddelen die aanleiding kunnen geven tot verhoogde eetlust of verminderd gewichtsverlies gaat de dierenarts stopzetten tenzij dit echt noodzakelijk is voor je huisdier.
De behandeling van obesitas omvat 3 aspecten die elk hun belang hebben :
1. Psychologisch aspect
Om succes te hebben moet obesitas aangepakt worden als een ziekte. Eerst en vooral zal de diëtiste de eigenaar en alle leden van de familie ervan overtuigen van het nut van de behandeling en ze vootbereiden om mee te helpen. Hierbij gaan we concrete richtlijnen volgen. De diëtiste zal je helpen om de vermageringskuur vol te houden door concrete en duidelijke instructies mee te geven over het type en hoeveelheid voer, aantal maaltijden en tijdsduur van de behandeling. Een vermageringskuur is een ernstige behandeling en mag niet onderschat worden. Een hond van 12 kg moet tenminste 10 dagen volledig vasten om 1 kg vet te verliezen. Daarom is het belangrijk om alle aspecten van de behandeling gelijktijdig toe te passen en strikt te respecteren. Het verwaarlozen van één van deze drie aspecten kan het succes van de behandeling in het gedrang brengen.
2. Dieet zelf
De diëtiste zal een berekening maken aangepast aan jouw huisdier.
Een goed vermageringsdieet voldoet aan 3 kenmerken:
1) Energiedichtheid: De beste manier om de energiedichtheid van een voer te verminderen is het vetgehalte te verminderen.
2) Verzadigingsgevoel: Dit kan bereikt worden door de samenstelling van het voer, de frequentie van voederen en de manier van voeren. De beste manier om te vermijden dat een hond aan tafel komt bedelen is door de hond te voeren nadat de eigenaar heeft gegeten, dit stelt de hond op een lager hiërarchische plaats t.o.v. de eigenaar, waardoor het dier minder geneigd is voedsel te gaan opeisen. Het is ook belangrijk om op dezelfde tijdstippen te eten. Het respecteren van deze twee vuistregels helpt ook bij het overschakelen op een nieuw voer, en kan ook bij andere gelegenheden toegepast worden.
3) Evenwichtige voeding: Een goed geformuleerd dieet helpt om de vermagering beter te laten verlopen en het risico op verwikkelingen te voorkomen. Zo moet ernaar gestreefd worden om vetweefsel te verliezen met behoud van de spiermassa. Een goed vermageringsdieet moet daarom voldoende rijk zijn aan eiwit, en de gepaste gehalten mineralen en vitaminen bevatten. Indien je als eigenaar absoluut snacks wil geven, moet men strikt bepalen hoeveel snacks kunnen gegeven worden. Een andere benadering is als de diëtiste een droog vermageringsdieet voorschrijft en de berekende totale dagelijkse hoeveelheid aantal korrels apart houden als snack. De aantrekkelijkheid van snacks voor het dier ligt niet in de smakelijkheid, maar in het feit dat het aandacht krijgt en in het spel-element (zie gedrag).
3. Lichaamsbeweging
Zoals eerder aangehaald is het héél belangrijk dat je je hond uitlaat! Hierbij zal het energieverbruik door spieractiviteit stijgen en door het energieverbruik zal het basaal metabolisme verbeteren. Beide effecten resulteren in een verhoogd energieverbruik echter zonder dat daarom het hongergevoel en de voederopname worden gestimuleerd. Bij zeer dikke dieren moet de activiteit zeer geleidelijk worden opgedreven.
Hoe gaat de diëtiste te werk?
- Eerst en vooral wordt de eigenaar overtuigd van de voordelen van gewichtsverlies tegenover de risicos van extreme zwaarlijvigheid.
- Het optimale gewicht wordt bepaald van de hond of kat.
- Het metabole gewicht wordt berekend o.b.v. het streefgewicht
- De Daily Energy Requirement (DER) wordt berekend o.b.v het optimale gewicht
- Een specifiek voeder wordt uitgekozen voor je huisdier. Indien gelijktijdig andere aandoeningen aanwezig zijn, zal de keuze van het voer hieraan worden aangepast.
- De dagelijkse hoeveelheid voer wordt berekend.
- Mogelijke snacks worden besproken, vb. voor het geven van de medicatie.
- Het wekelijks gewichtsverlies wordt berekend.
- De duur van de behandeling. Hierbij wordt ook een afspraak gemaakt voor een volgend bezoek omdat de hond op regelmatige tijdstippen moet terugkomen. Dit laat toe de behandeling te evalueren en eventueel bij te sturen.
Preventie van obesitas
Preventie van obesitas is natuurlijk de beste behandeling. De eigenaar moet op de predisponerende factoren voor obesitas gewezen worden. Risicogroepen moeten preventief op een aangepast voer gezet worden.
Vooral op jeugdige leeftijd is het belangrijk zwaarlijvigheid te vermijden. Het aantal vetcellen ligt reeds op jonge leeftijd vast, indien pups te kampen hebben met overgewicht, zal het aantal vetcellen hoger zijn en zullen zij later dus makkelijker problemen hebben met overgewicht.
Als eigenaar is het belangrijk om zoveel mogelijk snacks te vermijden en de activiteit van je hond te stimuleren.
dierenkliniek Causus - Oudenburg (Belgium)
correctie op vorige mail: Dierenkliniek Causus, Oudenburg ligt wel degelijk in België
|