De slimste dieren ter wereld hebben relatief nogal grote hersens en zijn bijna allemaal zoogdieren. En anders wel vogels. Overeenkomst: ze zijn allemaal warmbloedig en hebben een hoge stofwisseling. Maar stofwisseling is minder belangrijk voor hersengrootte dan gedacht, volgens nieuw onderzoek. Moederzorg blijkt doorslaggevender.
Welke dieren zijn bijna even slim als mensen? Hoe het ook met intelligentie zit, één ding is zeker: om slim te zijn heb je grote hersenen nodig. Althans, in verhouding met je lichaamsgewicht dan. Grotere dieren hebben grotere hersenen nodig om hun enorme lijf aan te sturen. De grootste hersenen ter wereld zijn daarom niet die van de mens, maar van de loodzware potvis .
Wetenschappers schatten de slimheid van dieren daarom met de volgende berekening: pak het aantal kilo hersenen en deel dat door het lichaamsgewicht. Dat lijkt redelijk te kloppen. Maar er is iets aan de hand. Zoogdieren blijken per kilo lichaamsgewicht meer kilos hersenen te hebben dan reptielen of vissen. Op zich wel bevredigend, want dat bevestigt dat wij evenals onze honden en katten slimmer zijn dan goudvissen. Maar wat maakt zoogdieren dan zo bijzonder, dat ze grotere hersenen dan vissen en reptielen hebben?
Daar zeggen onderzoekers sinds een jaar of dertig een verklaring voor te hebben: een hogere stofwisseling bij zoogdieren en vogels. Want ja, een fors brein slurpt nu eenmaal veel energie. Die verklaring klopt aardig, maar niet super, blijkt uit nieuw onderzoek. Biologen Vera Weisbecker en Anjali Goswami schrijven daarover deze week een dwars artikel in het tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences (PNAS). Zij zeggen: moederzorg, niet stofwisseling, maakt het zoogdierbrein groter en groter.
Weisbecker en Goswami hebben voor deze bewering een prima basis: ze maakten de meest uitgebreide vergelijking van zoogdierbreinen tot nog toe. Ze vergeleken naast 493 gewone zoogdiersoorten voor het eerst 198 buideldiersoorten zoogdieren die hun jongen in een buidel grootbrengen, zoals de kangoeroe. Daarnaast verkeken de biologen zich niet enkel op de factor stofwisseling. Ze telden ook andere eigenschappen mee: dingen die met moederzorg hebben te maken.
Wat bleek? Als een zoogdier een groot deel van zijn leven als zuigeling leeft, is de kans groot dat hij flinke hersenen zal krijgen. Dat verband blijkt sterker dan het stofwisselingsidee. Om precies te zijn kan een hogere stofwisseling bij slechts één op de tien zoogdiersoorten een groter brein verklaren, terwijl lange kinderzorg in maar liefst twee op de tien gevallen een groter brein voorspelt. En met kinderzorg bedoelen de biologen de tijd die het jong in de baarmoeder doorbrengt, plus de tijd dat het melk drinkt.
Deze moederzorg-verklaring is overigens niet nieuw. In de jaren negentig opperde bioloog Robert Martin dat de stofwisselingstheorie niet voldoende kon zijn om de grote hersens van zoogdieren te verklaren. Een brein onderhouden kost minder energie dan een brein groeien, is zijn idee. En des te groter de hersenen moeten worden, des te meer hulp het jonge dier van zijn ouders nodig heeft.
Niet alleen geeft dit nieuwe onderzoek Martin een beetje gelijk hij werkte overigens achter de schermen mee het helpt ook een ander misverstand uit de wereld. En dat is het idee dat buideldieren gemiddeld kleinere hersenen hebben dan placentazoogdieren. Dat beeld paste goed bij de stofwisselingsregel: buideldieren hebben namelijk gemiddeld een iets lagere stofwisseling dan zoogdieren met placentas en hoe bevestigend gemiddeld ook kleinere hersenen. Maar Weisbecker en Goswami vinden dat te kort door de bocht. De gemiddelde hersengrootte voor placentadieren is overtrokken, zeggen ze, omdat bijzondere uitschieters zoals mensen en chimpansees worden meegerekend. Tel je die niet mee, dan blijken placentadieren en buideldieren gemiddeld even grote hersens te hebben.
Niet dat stofwisseling nu helemaal van de baan is. De biologen zijn er nog steeds van overtuigd dat grotere hersenen enkel toebedeeld zijn aan warmbloedige dieren die met hulp van een hoge stofwisseling hun lijf op warmte houden. Maar dat is eerder een minimumeis om een groter brein dan reptielen en vissen te krijgen. De echte dikkoppen krijgen gewoon langere verzorging; het zijn echte moederskindjes.
(kennislink Nederland)
Auteur: Ronald Veldhuizen
|