Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
20-05-2007
Geschikte vissen voor siervijver
Geschikte vissen voor de siervijver.
Dat niet elke vissoort in onze siervijver thuishoort weet wellicht iedereen. Goudwindes zijn de meest bekende siervissen maar daarnaast zijn er nog een aantal bekende en minder bekende vissen die we in een siervijver kunnen uitzetten. Het zijn niet bodemwoelende en planten etende vissen die een siervijver kunnen bevolken.
Bittervoorn(Rhodeus Sericeus) Bittervoorn is een 6 tot 9 cm groot visje dat het goed doet in de moerasvijver. Bittervoorns behoren tot de karperachtigen. Bittervoorns kunnen in een groepje van 5 - 6 stuks worden gehouden. Het zijn eigenlijk karperachtigen. De Europese soort is beschermd en mag niet verhandeld worden. Het Chinese Bittervoorntje wordt in Hong Kong massaal nagekweekt. In het leven van een Bittervoorn is en zwanenmossel of zoetwatermossel onmisbaar. In het voorjaar ontwikkelt het wijfje een lange legbuis. In deze tijd is het mannetje reeds op zoek naar een geschikte mossel. Net zoals bij de stekelbaarsjes ondergaat het mannetje tijdens de paringsperiode een kleurverandering. De vinnen worden rood en de buik krijgt een gele kleur terwijl op de kop witte knobbeltjes te voorschijn komen. Het wijfje gaat via de legbuis eicellen loslaten in de ademopening van de mossel. Het mannetje gaat direct daarna zijn zaadcellen afzetten in de buurt van diezelfde mossel, juist bij de mondopening. Deze zaadcellen worden dan automatisch naar b innen gezogen. De mossel gaat nu voor de bevruchting zorgen. In de daaropvolgende weken zullen de eitjes geen last hebben van zuurstofgebrek of andere vijverbewoners. Bij het verlaten van de mossel kunnen de jonge Bittervoorns reeds zeer goed zwemmen.
Goudvoorn(Scardinius erythrophthalmus ) De Goudvoorn of Roselt is een voornachtige vis met donker (diep)rode rug en een lichtrode buik. Hij kan 15 tot 20 cm groot worden en is geschikt voor zowel de moeras- als de siervijver. De goudvoorn is volledig winterhard en doet het uistekend in onze moeras- of siervijver. Het zijn mooie visjes die de vijver sierlijk opvullen wanneer ze in school zwemmen. Echt een aan te raden vis.
Zoetwatermossel(Anodonta Cygnae) Zoetwatermosselen worden in de vijver vaak uitgezet als waterzuiveraars. Bij kleine vijvers van 2500 l kunnen een 20-tal mosselen het water zuiveren als de visbezetting niet al te groot is. We kunnen zien hoe de mossels het water langs de ene kant naar binnen zuigen, filteren en dan langs de andere kant opnieuw naar buiten laten stromen. Ze kunnen zich verplaatsen, maar bevinden zich meestal voor 75% in het zand of in het moeras en staan lichtjes open. In de zomer planten de mosselen zich voort. Het vrouwelijk exemplaar produceert duizenden eitjes. Het mannelijk exemplaar gaat deze eitjes bevruchten door zijn zaad bij het vrouwelijk exemplaar uit te spuwen. Het vrouwtje gaat deze zaadcellen dan naar binnen zuigen. Zo ontwikkelen zich parasitaire larven die eruit zien als kleine vlindertjes en reeds een schelpje dragen. Ze zijn parasitair en zetten zich daarom bijvoorbeeld vast op Stekelbaars en Bittervoor. Daar ontwikkelt zich een nieuwe schelp onder de oude, eerste schelp. Een nieuw klein mosseltje ontstaat . Het verlaat de gastheer (de vis) en vestigt zich ergens op de bodem. In siervijvers gaan deze mosselen zich niet zo snel voortplanten maar hun activiteit, het water zuiveren, is een aardige bezienswaardigheid. Zoetwatermosselen mogen daarom tussen de planten in de siervijver voorkomen of in kleine tonnen of vaten zijn deze diertjes ook welkom. Een zoetwatermossel kan tot 15 cm worden. Zoetwatermosselen kunnen wel voor een probleem zorgen in de vijver. Wanneer een mossel dood is, verspreidt hij een enorme stank en dat is niet om mee te lachen.
Zonnebaars(Lepomis gibbosus) Dit is de enige roofvis die in onze vijver mag vertoeven. Het is een klein, prachtig roofvisje van maximum 10 cm dat ons goede diensten kan bewijzen door het bestrijden van kwalijke parasieten in de sier- of moerasvijver. Enkele parasieten die op z'n menu staan zijn Visbloedzuigers, Karperluizen en Ankerwormen. Ook kleine visjes eet hij graag. Hierdoor gaat hij overbevolking tegen. Plaats wel niet meer dan één zonnebaars in de vijver want zijn broedzorg is zo goed dat we binnen de kortste keren teveel zonnebaarsjes zullen hebben. Die gaan dan bij gebrek aan insecten en kleine visjes onze grotere vissen aanvallen en stukken uit hun vinnen bijten.
Stekelbaarsjes(Gasterosteildae) Stekelbaarsjes zijn 6 cm grote moerasvijvervisjes die in scholen zwemmen. Voor een moerasvijver zijn ze een echte aanwinst. Vooral in de paringstijd zijn ze echt een streling voor het oog.
Steur(Acipenser Ruthenus) In de handel worden een aantal Steursoorten verkocht, maar eigenlijk is er maar één Steursoort die min of meer geschikt is om in een siervijver gehuisvest te worden en dat is de Sterlet of Acipenser Ruthenus. De Sterlet is de kleinste soort van het geslacht, (wordt max. 1,20 m) en lijkt wel wat op de Baeri, maar heeft een spitsere snuit en witte randen om de vinnen. Er is ook een albino kleurvariëteit, die mooi wit is en daardoor goed zichtbaar is in de vijver. Ze komen oorspronkelijk voor in de Donau en de Wulga.
Elrits Elritsen zijn een beetje de dwergvormen van onze Goudwindes. Ze worden maximum 8 cm groot. Het visje wordt wel niet echt oud: drie jaar. Het kweekt wel ontzettend goed zodat er altijd genoeg aanwezig zullen zijn, soms teveel en dan moeten maatregelen genomen worden. Een Zonnebaars kan de oplossing bieden. Elritsen zijn echte schoolvissen en moeten daarom met twintig tot veertig stuks in de vijver uitgezet worden. Elritsen zijn door hun grote getale geschikt voor natuurvijvers.
Niet alle vissen zijn even geschikt om in een siervijver onder te brengen. De lijst hieronder omvat alle vissen die in een siervijver kunnen worden gehouden en waarvoor ze geschikt zijn. Het zijn afstammelingen van de gewone goudvis die de nadelige eigenschappen van de gewone goudvis niet meer hebben.
Blauwe Sluierstaart(Oranda Calico) Deze Sluierstaart die 10 tot 20 cm groot wordt, is een variëteit van de blauwe Shubunkin en behoort tot de familie van de goudvissen. Hij is samengesteld uit de kleuren blauw, zwart, rood en doorschijnend satijnwit. Hij is donkerder dan de 'Red cap' of de rode Oranda. De Blauwe Sluierstaart is een siervijvervis.
Komeetstaart(Sarasa 'Comet') Komeetstaarten behoren tot de goudvissen, worden 10 tot 20 cm lang en zijn een aanwinst voor de siervijver. Het zijn slanke, smalle vissen met een enkelvoudige staartvin. Deze staart kan lang worden waardoor de Komeetstaarten grote snelheden kunnen halen. Ze zijn afkomstig uit Japan en stammen af van de goudvis. Ze hebben echter wel niet de eigenschappen van de goudvis als het op woelen en planten eten aankomt. Hij is zeer gemakkelijk te houden en winterhard. Tevens zijn deze vissen zeer beweeglijk. De Komeetstaart is rood. De Sarasa-komeet is rood van kop tot staart en de onderkant is wit. De Blauwe Komeetstaarten zijn de variëteiten met een blauw, wisselend kleurenpatroon.
Rode Sluierstaart(Carassius Auratus 'Oranda rood') De Sluierstaart is een siervijvervis van 10 tot 20 cm groot die behoort tot de familie van de goudvis, maar deze woelt niet en eet ook geen planten. Sluierstaarten zetten we het best in de vijver als de watertemperatuur ongeveer 18°C is. Sluierstaarten zijn niet echt winterhard. Bij een matige winter kunnen ze in de vijver overleven als die minstens op een plaats 80 cm is. Toch is het aan te raden Sluierstaarten in een koude aquarium binnen te brengen als de winter nadert. De Sluierstaarten zijn kort, gedrongen en wat eivormig. Hij heeft een dubbele staartvin die bovenaan is samengegroeid. De rugvin is hoog geplaatst en hangt af naar beneden. Dit is wel in zijn nadeel, de vis kan zo moeilijk zwemmen, is traag en bijgevolg een gemakkelijke prooi. Hij heeft daarentegen wel een andere zwemwijze dan onze andere vissen. Door zijn sierlijkheid past hij dan ook uitstekend in de siervijver. Hij komt voor in de kleuren rood, geel, oranje en wit.
Shubunkin De Shubunkin die 10 à 20 cm wordt, is eigenlijk afkomstig van de Japanse goudvis, zijnde de Wakin. Kenmerkend bij Shubunkins zijn de lange vinnen waaronder de staartvin het langst is. Shubunkin komt voor in verschillende tinten. Je hebt de Blauwe Shubunkin met overwegend een blauwe kleur met daartussen witte, rode, zwarte en zelfs gele vlekken. Van de Blauwe Shubunkin is zelfs een variëteit met helderblauwe kleuren op de rug. Er is ook het Bristul-type met een overwegend rode kleur met daarin wit, wat blauw en zwarte vlekken. De kleurenpracht van Shubunkins is vooral te danken aan de schubben. Ze hebben gewone schubben die het licht weerspiegelen en ze hebben transparante parelmoerachtige schubben die de kleuren van de onderste huidlagen laten doorkomen. Deze combinatie geeft soms prachtige kleurschakeringen. Het zijn veeleer goedkope vissen, sterk en gemakkelijk om kweken. Als men Goudwindes in de vijver heeft, dan zullen de Shubunkins ze graag vulgen. Shubunkins zijn redelijk winterhard, sterk en ze blijven van de planten af. De Shubunkin is een heel dankbare vis voor de siervijverliefhebber.
Telescoopvis(Carassius auratus) De Telescoopvis is een siervijvervis. Het is een niet winterharde variëteit van de gewone goudvis die 10 cm groot kan worden. Hij kan met metaalachtige schubben bedekt zijn of een transparante huid hebben. De Telescoopvisjes hebben een kort, hoog lichaam en kunnen een bult hebben op de rug bij de overgang naar de kop. Hij heeft zeer merkwaardige ogen die bijna uitpuilen op zijn uitsteeksels. Ze komen voor in de kleuren helderoranje met wat wit of blauw met zwart. De vinnen zijn buitensporig groot. De staartvin is veel langer dan de romp en daardoor zeer kwetsbaar. Omdat hij zich altijd langs de vijverrand bevindt, is het nogal een makkelijke prooi voor katten. Deze soort is niet winterhard. Hij moet daarom in het najaar uit de vijver gehaald worden en binnenshuis gehouden worden bij 10-16° C. In het late voorjaar kan hij opnieuw in de siervijver geplaatst worden.