Deze morgen bij t ontwaken,xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
probeer ik kreunend uit bed te geraken.
Ach, k ben nog zo moe,
langzaam vallen mijn oogjes, terug toe.
Een poosje later, ik schrik me rot.
k heb me verslapen, O God.
Vlug wat water door t aangezicht,
spontaan ontstond toen dit gedicht.
Naar beneden, verse koffiearoma,
komt mij tegemoet,
Een lekker tasje, dat doet goed.
K kijk naar buiten en tot mijn groot verdriet,
de zon is weg, ik zie ze niet.
Een grijze sluier, o zo kil,
t grijpt me aan, t maakt me zo stil.
Ons zonnetje is verdwenen,
t heeft gisteren teveel geschenen.
Dan maar naar de PC,
het is triest, t valt echt niet mee.
Er is geen mailtje te bespeuren,
hoe kan dit nu toch gebeuren.
Zijn alle dierenvrienden opeens verdwenen,
het brengt mij bijna, aan t wenen.
Buiten geen vogeltje dat fluit,
Binnen valt de mailbox uit.
Mijn trouwe viervoeter kijkt mij aan,
alsof hij wil zeggen: laat ons naar t fort gaan.
Dus niet verder getreurd,
Schoentjes aan, t is zo gebeurt.
Maar aan het fort aangekomen,
Overtreft de stilte, mijn stoutste dromen.
Daar de trekvogels weer zijn verschenen,
Zijn alle eendjes helaas verdwenen.
Omarmt, door deze onwezenlijke stilte,
wandelen we door,
tot ik opeens een stemmetje hoor.
En ja, aarzelend, maar daar is ze dan,
ons zonnetje schijnt,
op mijn rechterhand.
Dus lieve mensen, al begint de dag niet goed,
weet dat liefde en warmte, wonderen doet.
Paul