Het was vroeg dag, maar nog pikkedonker buiten. Dat is meestal zo als ik vroeg in mijn beddenbak kruip de avond voordien. Gevolg: weer veel fims, series, info- en docuprogramma's opgenomen. De bib van mijn tv zit al aardig vol en moet nodig eens opgekuist worden. Het is ook tijd, dat ik besef ik nu, om eens grote kuis op mijn pc te doen. Ik ondervind dat ik té weinig geordend heb, niks correct opgeborgen heb in mappen of wat dan ook. Ik heb ook geen treffelijke lijst met foto's en contactpersonen aangemaakt. Werk aan de winkel de volgende dagen. Vandaag en de volgende dagen, kijk ik alleen naar beroepen die eigenlijk al verdwenen zijn of aan het verdwijnen zijn. En eerlijk, ik heb me wel degelijk misrekend in de tijd dat ik er wilde aan besteden. Het opende een wereld die ik niet gekend heb of nog net heb meegemaakt. Ja, en dan begin ik het verhaal van die beroepen te lezen en vergeet ik de tijd. Nooit is er iets raps rap bij het bekijken van tijden die ik, gelukkig, niet heb meegemaakt. "Zeg ken jij Jan de Mosselman (x3) ...die woont in Scheveningen...". Een kinderliedje dat iedereen kan zingen. 'Mosselman' is een beroep dat verdwenen is. Dat deuntje duikt voor het eerst op rond 1890 en komt uit Engeland aangevaren. Iedereen denkt dat die mosselboer uit Scheveningen komt. Niets is minder waar want op het strand van Scheveningen valt er geen mossel te plukken wel in Zeeland. Waarom dan die stad in dat liedje. Curieus? Lees het boek "Weet wat je zingt", een boek over kinderliedjes of een artikel uit 2016 "Herhomst van volksgebruiken in Nederland", van Bert van Zantwijk. Dan weet je ook waarom sommige vrouwen "n'en hete mossel" genoemd worden. In hetzelfde vaarwater is er ook de 'oesterman'. Geen leurder meer van lekkernijen uit de zee, maar een man/vrouw met spierwitte gesteven schort die wat meer cachet geeft aan een event. Voor je ogen worden nu de verse oesters op een feestje, open gedaan. Ik ben geen liefhebber van deze prijzige zeevruchten. Een 'marskramer' komt ik ook niet meer tegen. Komt van het Middel Nederlandse 'merse' of koopwaar en 'kraemer' koopman. Dingetjes die hij in een 'mars' of rugkorf meenam en daarmee het land afreisde om op kermissen en markten zijn spulletjes te verkopen. 'Kruikenzeiker', nu de bijnaam voor de bewoners van Tilburg (NL). De vele textielfabrieken verwerkten de schaapswol, die eerst moest ontvet worden. Daarvoor gebruikte men urine en dat lichaamsvocht is leverancier van ammoniak, een goede ontvetter. In een akte uit 1689 spreekt men van het gebruik van 'warm stinckende pis of zeep'. De burgers spaarden hun urine in kruiken/emmers en leverden die tegen een kleine vergoeding (halve stuiver) aan de bedrijven. De kuip voor de wassing bevatte 1/3 urine en 2/3 water en verwarmt tot 50°. Nadien werd de wol gespoeld in het propere riviertje De Ley. 'Bakker aan huis', 'kruidenier', 'melkboer', zien we ook steeds minder in het straatbeeld. Morgen vervolg van beroepen die ik niet zal uitoefenen. Tot morgen
|