Het is ideaal weer om te tellen, weet piloot Aad Droog deze ochtend al bij voorbaat. Het is helder en dat is gunstig voor het fotograferen van de zeehonden die op de zandplaten liggen. Eenmaal boven de Waddenzee blijkt bovendien dat het rustig is. Er zijn amper recreanten die de dieren verstoren.
Vertrekpunt is het vliegveld van Texel. Droog is de piloot van de vierpersoons Cessna, Sophie Brasseur en Hans Verdaat van Imares (maritiem en ecologisch onderzoeksinstituut op Texel) doen het telwerk. Dat wil zeggen: ze houden met behulp van een satellietsysteem nauwkeurig bij waar ze zich op welk tijdstip bevinden en fotograferen de zeehonden op de zandplaten onder zich. Twee dagen later herhalen ze vlucht, bij wijze van controle. Terug op kantoor werken ze de gegevens uit.
Zo ver is het nog niet. Eerst wacht nog een ronde van een kleine vier uur boven de Waddenzee, van de Razende Bol bij Den Helder tot en met de Dollard in Groningen. Direct al op de eerste zandplaat ligt een flink aantal, in verschillende groepjes. Toch gauw 150 grijze en 100 gewone zeehonden, schat Brasseur.
Op het Balgzand liggen er een paar honderd. Op sommige plaatsen lijkt het zwart te zien van de zeehonden. Het is een prachtig gezicht; ze liggen op de punt van de zandplaat en aan de rand van een geul.
Het is niet erg warm, gelukkig. Want dan zouden de zeehonden, op zoek naar wat verkoeling, half in het water blijven hangen, wat het tellen lastig maakt.
Er zijn geen militairen aan het oefenen en bij de Razende Bol zijn alleen een paar kanovaarders in de weer. Op deze deels vrij toegankelijke plaat is het ook wel eens anders. Brasseur: ,,Dan zijn er groepen aan het barbecuen. Of ze spelen er voetbalwedstrijdjes.''
Vanuit de Cessna is alles wat er op de Waddenzee gebeurt goed te volgen. Voor het telwerk hebben de onderzoekers een ontheffing voor laagvliegen: ze mogen zakken tot 500 voet, pakweg 150 meter. ,,Daar gaan we wel behoedzaam mee om'', vertelt piloot Droog. ,,Waar geen zeehonden te verwachten zijn, vliegen we hoger. We veroorzaken niet meer overlast dan nodig is.''
Na de vlucht, op zijn kantoor op 't Horntje, legt onderzoeker Peter Reijnders van Imares uit dat het tellen van de zeehonden erg nauw luistert. De telling waar het nu om gaat, vindt altijd begin augustus plaats, op een dag dat het tussen elf uur 's morgens en drie uur 's middags laag water is.
Onder deze omstandigheden laten de zeehonden zich het meest zien. De tellers volgen het verloop van het laag water, te beginnen bij Den Helder tot aan Delfzijl. Het gaat allemaal volgens een standaardmethode, zegt Reijnders. ,,Anders krijg je geen deugdelijke reeks tellingen.''