Het kleine koolwitje (Pieris rapae) Het kleine koolwitje heeft een vleugelspanwijdte van 45 - 58 mm en op de bovenkant van de voorvleugels een kleine driehoekige zwarte puntvlek, vanaf de onderkant van de vleugel is deze vlek eveneens zichtbaar. Het wijfje heeft twee zwarte vlekken bovenop elk van haar bovenvleugels, het mannetje heeft slechts één vlek. Het volwassen wijfje, dat overdag vrij actief is, kan wel honderden eitjes leggen op de onderkant van de gastheerbladeren, deze eitjes komen nooit in clusters voor, altijd afzonderlijk, dit in tegenstelling tot het grote koolwitje. De vlinder is meestal drie generaties actief: de eerste generatie is er vanaf begin april tot eind juni (met een piek in de maand mei), de tweede en de derde generatie is actief van eind juni tot eind september (met een piek tussen 10 juli en 20 augustus). In gunstige omstandigheden kan er zelfs een vierde generatie uitvliegen!
Het grote koolwitje (Pieris brassicae) is de tweede meest voorkomende dagvlinder. Dit koolwitje is groter (zoals de naam aangeeft) heeft een vleugelspanwijdte van 65 mm. De vlinders hebben op de bovenkant van de voorvleugel een zwarte randvlek die zich uitstrekt van de top tot over de helft van de vleugel. Vanaf de onderkant is deze randvlek eveneens zichtbaar, maar is de kleur eerder geelachtig grijs. Het wijfje heeft zowel op de bovenkant als op de onderkant van de voorvleugel twee duidelijke zwarte stippen. Bij het mannetje ontbreken deze stippen op de bovenkant. De eerste generatie is actief van eind april tot eind juni (met een piek tussen 10 en 31 mei), de tweede en derde generatie vliegen van eind juni tot eind september (met een piek tussen 10 juli en 20 augustus).
De Atalanta (Vanessa atalanta) of de admiraalsvlinder.
Een vrij grote vlinder met een vleugelspanwijdte van 5-6 centimeter. In de lage landen komen er twee generaties per jaar voor. De waardplant voor de rupsen is de brandnetel. De hele zomer is de atalanta in de tuin aanwezig. Aangezien het een trekvlinder is vertrekken in de herfst een deel van de atalanta's naar het zuiden om dan in het voorjaar terug te keren.
Het bont zandoogje (Pararge aegeria tircis) met flets-gele vlekken. De vleugelspanwijdte is 32 tot 42 mm. De vlinder leeft bij voorkeur aan de rand van gemengde bossen en naaldbossen. Je kunt het bont zandoogje van april tot in september zien. Aangezien het de vijfde meest geziene vlinder was bij de vlindertelling van eind juli kunnen we zeggen dat het een algemene soort is die je van begin juli tot eind augustus kunt zien vliegen.
Het oranje zandoogje (Pyronia tithonus). Het is een oranje vlinder met zwart oogjes en daarin nog een kleine witte stippen. Het oranje zandoogje kun je vanaf begin juli tot eind augustus zien vliegen.
Dagpauwoog (Inachis io) vleugelwijdte van 45-65 mm. De ogen op de vleugels doen inderdaad denken aan de ogen van een pauwenveer. De 4 opvallende oogvlekken op de bovenkant van de vleugels, dienen echter om vijanden af te schrikken. Dagpauwogen zien we al vroeg in het voorjaar vanaf april en mei verschijnen en ook nog eens van juli tot en met september. In de winter trekt de dagpauwoog zich terug onder onder bladeren of tussen spleten en kieren van een tuinhuisje of zolder. Zodra de lente zich laat voelen, komt de dagpauwoog terug naar buiten.
Het bruin zandoogje (Maniola jurtina)
Het bruin zandoogje is een vrij grote bruine vlinder met op elke voorvleugel één zwart oogje met witte punt. Het mannetje is alleen bruin en het vrouwtje heeft op de bovenkant van de vleugel een grote oranje vlek.
De vlinder vliegt in vanaf half juni tot eind augustus in heel Nederland en België. Hij vliegt ook nog als het een beetje regent. Als je één bruin zandoogje ziet, zie je er vast meer, want ze leven en vliegen vaak in groep.
Het boomblauwtje (Celastrina argiolus) is een klein blauw vlindertje. De spanwijdte van de vleugels bedraagt amper tussen de 26 en 32 millimeter. Het mannetje is volledig blauw. Het vrouwtje heeft zwarte randen langs haar blauwe vleugels. De onderkant van zijn vleugels zijn zilverwit met kleine zwarte stippen. Het boomblauwtje vliegt van half april tot begin juni en weer in juli en augustus. Hij overwintert als pop.
De gehakkelde aurelia (Polygonia c-album) 50 mm vleugelspanwijdte. Deze vlinder heeft opvallend gekartelde vleugelranden die dienen als camouflage als hij overwintert tussen dorre bladeren. Na de winterslaap paren de vlinders in maart en april, de volgende generaties zijn te zien vanaf juni tot oktober. Op de onderkant van de vleugel zit een witte c-vormige tekening.
De kleine vos is gemakkelijk te herkennen aan de oranje-met-zwarte vleugels, met aan de rand blauwe halve maantjes. De eieren worden op brandnetelbladeren gelegd. De rupsen maken gezamenlijk een spinselnest. De kleine vos heeft 2 a 3 generaties per jaar en kun je zien vliegen vanaf april tot oktober. De kleine vos overwintert als vlinder onder bladeren of tussen houtstapels. Daar blijven ze de hele winter zitten. Zodra het in het voorjaar warm genoeg is, komt de kleine vos weer te voorschijn. Het is altijd één van de eerste vlinders die je ziet vliegen in het voorjaar. Ze gaan dan op een zonnig plekje zitten om op te warmen. Vooral in augustus zitten er soms veel vlinders van de kleine vos tegelijk op distels.
De dagpauwoog.
Auteur: Vossaert Kurt (Tuinadvies)
|