Avondrondje
Kom, mijn vriend, we gaan een eindje lopen; we halen graag een frisse neus, dat het droog is mag ik hopen, al hebben we eigenlijk geen keus.
Til maar op, je poot, maar niet tegen de planten van de buren, nu, in 't gloeiend avondrood, zie ik de buurvrouw naar ons gluren.
Kom, naar het parkje aan de overkant, waar de struiken van de gemeente staan, waar je door hoge nood overmand, rustig, ongestoord je gang kunt gaan.
Nu nog even rond de "kop", want je hebt nog niet gezeten, daarna geef ik het maar op, dan moet je het zelf maar weten.
Heb je nu nog niets gedaan? Flapdrol die je bent, verder wil ik niet meer gaan, dan maar niet een grote vent.
Terug maar weer naar huis, naar de mand die op je wacht, in de stilte, zonder ruis, slapend ingaan in de nacht.
Schrijver: Robert Klaassen , 11-04-2006
|