
Veel zanglijsters zingen al weer minder uitbundig dan twee weken geleden. De territoriumgrenzen zijn afgebakend en een aantal zit al op eieren. foto's Otto Faulhaber ;Torenvalken.

Veel zanglijsters zingen al weer minder uitbundig dan twee weken geleden. De territoriumgrenzen zijn afgebakend en een aantal zit al op eieren. foto's Otto Faulhaber ;Torenvalken.
Iedere vogel zingt zoals hij gebekt is en daarom verstaan alleen soortgenoten elkaar. Als een mens niet goed in zijn vel zit of alleen maar chagrijnig is, zal hij niet gauw een vrolijk lied ten gehore brengen.
Vogels zijn waarschijnlijk nooit chagrijnig, maar ook niet vrolijk. Ze zingen als het moet en als ze er tijd voor hebben. Toch vraag ik mij wel eens af hoe een boerenzwaluw zich 'voelt', als hij er net een reis van een paar duizend kilometer op heeft zitten. Ben je eindelijk thuis, dan word je op hagel en sneeuw getrakteerd. Logisch dat je dan even je snavel houdt. Toch weet zo'n vogel dat, wanneer hij eenmaal op de plaats van bestemming is aangekomen, hij zo gauw mogelijk moet laten horen dat hij er is.
Vogelzang heeft een duidelijke boodschap en moet daarom opgevat worden als een signaal.
Bij vogels die in vaste paren leven, zoals kauwen en eksters, stelt de zang, hoewel zij gezien de bouw van hun strottenhoofd wel zangvogels zijn, niet veel voor. Ook vogels met een opvallend verenkleed zijn minder gebekt dan de grauwe onopvallende soorten, zoals fitis, tuinfluiter, spotvogel en de nachtegaal niet te vergeten.
De gekleurde vogels hebben niet zo'n uitgebreid zangrepertoire omdat zij met hun bontgekleurde verenpak al voldoende opvallen. De wielewaal, wat kleuren betreft een plaatje, komt dan ook niet veel verder dan 'dudeldjo'. Mezen en kwikstaarten weten met hun kleuren ook voldoende te imponeren. Met een herhaald 'tjiet- jiepè' bij de koolmees en een kwetterend 'tsis-sit' van de kwikstaart houdt het bij deze twee zangvogels wel op.
Elk voorjaar wil ik minstens één keer, voordat de vogels wakker worden, buiten zijn. Ik wil mijn oor te luisteren leggen bij de gevederde muzikanten in de bebouwde kom. Ruim voor zonsopkomst wordt het al licht. Daarom zette ik de wekker op half zes. De alarmroep van de merel onder ons slaapkamerraam vertelt mij om tien voor half zes dat dit rijkelijk laat is.
Om half zes sta ik dan ook buiten. Als eerste hoor ik het scherp krassende 'kraaa', viermaal herhaald. Dat komt van een zwarte kraai en daar kun je nu niet bepaald van zeggen dat hij de sterren van de hemel zingt.
Vijf minuten later hoor ik de eerste merel zingen. Ongelooflijk, binnen een paar minuten zingen alle merelmannen in de buurt en dat zijn er heel veel! Drie minuten later klinkt het gepingel van een ontwakende roodborst en de metaalachtige roep van de koolmees.
De roodborst had ik eigenlijk nog eerder verwacht, want onderzoek heeft uitgewezen dat hij met recht een vroege vogel is.
Gemiddeld begint hij drie kwartier voor zonsopkomst te zingen. Altijd nog even eerder dan de merel. Deze roodborst zingt bij de oprit van de dijk onder een lantaarnpaal; soms doet hij dat zelfs midden in de nacht. Hetzelfde onderzoek wees uit dat de koolmees en de tjiftjaf van uitslapen houden. Ik hoorde de laatste dan ook pas om zeven uur zijn eentonige liedje roepen en dan te weten dat hij pas twee dagen thuis is. Ik zeg bewust roepen, want een grote zangkunstenaar kun je de tjiftjaf niet noemen. Dat geldt wel voor de heggenmus; vanaf half zeven preludeert een drietal heggenmusmannen met grote overgave. Op een televisiemast jubelt een zanglijster. Het is er een met veel noten op zijn zang. Misschien is hij wel muzikaler dan zijn naaste neef, de merel. Op verschillende plaatsen hoor ik het gedempte 'koe-koe- roe.., koe-koe' van de houtduiven. De luide, vlugge triller van de groenling klinkt weinig ingetogen. Eén duidelijke stem heb ik tijdens mijn fietstochtje door het dorp gemist, maar als ik thuis de oprit weer oprijd blaast Klein Jantje, de winterkoning, vrolijk zijn deuntje mee.
Vroeg in de ochtend valt er meer vogelzang te beluisteren dan later op de dag. Rond het middaguur is het dikwijls uitgesproken stil, terwijl de avond weer een kleine opleving te horen geeft. Voor die stilte op de middag is wel een verklaring.
De meeste zangvogels voeden zich in het voorjaar en in de zomer met dierlijke, eiwitrijke hapjes. Insecten zijn wat hun activiteiten betreft afhankelijk van hoge temperaturen. Daarom moeten door onze zangvogels de vliegjes, kevertjes en spinnetjes voor het grootste deel rond het middaguur buit gemaakt worden.
Net voordat ik naar de koffie wil, dient het paartje torenvalken zich boven de nestkast aan. Het mannetje wisselt zijn zweefvlucht regelmatig af met snelle vleugelslagen, waarbij een vliegbeweging ontstaat alsof hij aan een touw wordt rondgedraaid. Als het vrouwtje in de nestkast landt, verdwijnt hij even uit beeld.
Een scherp ki-ki-ki maakt duidelijk dat hij weer in aantocht is. Torenvalken kunnen niet zingen, maar ook zij gebruiken hun stem om het territorium af te bakenen en een dame te lokken.
(Gelderlander.nl)