Elke dag wandelde hij door de straat: een man van rond de zestig met zijn handen diep in zijn broekzakken en de kraag van zijn jas rechtop. Steeds liep hij met zijn ogen naar de grond gericht als was hij op zoek naar iets. Zou hij ooit vinden wat hij zocht ? Zocht hij wel iets ? Op een morgen - even verder speelden twee kleine jongens - zag hij iets glinsteren tussen de straatstenen. Hij wist niet wat het was, maar het voelde aangenaam en warm aan. Hij stak het in zijn broekzak en wandelde verder. Iets in hem zei dat hij HET geluk gevonden had. Ganse dagen liep hij met zijn handen in zijn broekzakken en streelde en koesterde zijn geluk. Niemand mocht het zien of bestasten, want HET was alleen van hem. Op een woensdagnamiddag voelde hij plots een snijdende pijn in zijn handen trok ze uit zijn broekzak. Hij schrok zich een ongeluk, toen hij zag dat zijn hand helemaal onder het bloed zat. Op hetzelfde ogenblik belde zijn beste vriend dat hij met zijn nieuwe wagen tegen een boom geknald was ... Langzaam besefte hij dat het geluk soms heel scherpe kanten heeft. Ik moet het geluk terug op zijn plaats leggen, dacht hij, zodat iedereen het kan zien en kan oprapen. Hij trok zijn jas aan en ging als herboren de straat op. De twee jongetjes speelden op de stoeprand met hun knikkers en zagen niet hoe hij achteloos het geluk in de kortbije struiken dropte. "Speel je mee, opa ?" vroeg de oudste. "Ik wil wel eens zien of je evenveel geluk met de knikkers hebt als ik." De man voelde een warme wind langs zijn lijf en glimlachend legde hij zijn pas gewassen hand op het hoofdje van de kleinste. Even verder hoorde hij "Walking back to happiness" uit een keukenradio klinken. "Ik kom zo terug", zei hij en hij liep dolgelukkig nog een straatje om met de handen diep in zijn broekzakken. Helen Shapiro achterna ...
Toen ik nog klein was, mocht ik af en toe boodschappen doen voor mijn moeder en als ik bij de slager kwam, vroeg de vrouw van de slager telkens of ik een "vleesje" wilde. Met begerige ogen knikte ik dan van ja en liep even later met een schijfje boterhamworst terug naar huis. Maar ik werd natuurlijk groter en op een dag zei de slagersvrouw: "Je moet zeker geen vleesje hebben, want je bent nu al een grote jongen." Achter mij in de winkel begonnen twee vrouwen te lachen. Ik heb me nog nooit zo klein gevoeld als toen...
Er was eens een kleine jongen, die dolgraag nog een broertje wou hebben. Op een avond vroeg hij zijn moeder of zij voor hem een broertje wilde kopen, maar zijn moeder had het veel te druk: zij moest 's anderendaags hoogdringend naar de kapper, want haar haar moest geverfd worden en nadien stonden haar vriendinnen erop dat ze een partijtje gingen tennissen. Dagen gingen voorbij en zijn moeder kocht een nieuw koffieservies, oorbellen die hij niet mooi vond en het gras in de tuin werd weggehaald om er een groot en diep zwembad te maken. De jongen werd groter en groter en telkens hij zijn moeder om een broertje vroeg, was er wel iets dat bij zijn moeder hoger op het verlanglijstje stond. Toen hij achttien werd, zag hij in dat al zijn pogingen om er een broertje bij te krijgen geen zin hadden en hij vertrok naar een ver, vreemd land... Jaren later kwam hij als een volwassen man terug en onder zijn arm droeg hij een klein pakje. Zijn moeder was dolblij hem te zien en was vol verwachting over het geschenk, maar hij zei dat hij voor haar geen geschenk had meegebracht: op een zomerse avond had hij zichzelf in een gulle bui en in een ver land een broertje gekocht ...