Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    06-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pijproken met Felix Timmermans - Frans Verstreken

    Pijproken met Felix Timmermans.

     

    Uit De Pijprokers 1973  door Frans Verstreken.

    ondervoorzitter van het Felix Timmermans Genootschap.

     

         "Het leven is een soep met vier troostende mergpijpen in : de drank, de liefde, de toebak en de kunst. En daar heb ik het mijne van genomen! " Dit is de simplistische levensfilosofie van Adriaan Brouwer in de gelijknamige schildersroman van Felix Timmermans. Behalve de pijptabak klopt dit helemaal niet met de opvatting van de bezadigde auteur.

     

         Timmermans (1886-1947), die een unieke plaats in de Nederlandse letterkunde bekleedt, is de meest vertaalde Vlaamse schrijver. Zijn boeken worden nog steeds in 27 talen gelezen. Geen psychologische diepgraver is hij, maar zijn veertigtal werken schenken de lezer een zeldzaam geluksgevoel. Zijn blijgeestige vertelkunst werd gevoed door een sterk observatievermogen, een originele beeldspraak en een dichterlijke visie.

         Zijn oorspronkelijkheid en zijn humor, o.a. door Godfried Bomans hoog gewaardeerd, bezorgden hem grote populariteit in Nederland, waar hij talloze lezingen hield. Zijn taal is doorweven met schilderachtige Zuidnederlandse woorden en gekruid met plaatselijke dialectvormen. Met graagte schrijft hij dan ook over 'smoren' en 'toebak'.

         Vele boeken spelen zich af in zijn geboortestadje Lier aan de Nete. De schrijver stond dicht bij zijn volk, hij bewoog zich tussen de kleine ambachtslui en de zonnekloppers van het provinciestadje. Hij beschreef hun door-de-weekse leventje. In de anekdotisch getinte verhalenbundel "Het keersken in de lanteern" komen bij herhaling pijprokers voor.

         Het vrouwtje uit de vertelling "De begrafenis van Matantje" verkocht tabak, snuif en pijpen. Tegen haar winkelgevel was een uithangbord geplaatst met 'een vetten Indiaan, die op een baal tabak gezeten, een Goudse pijp smoorde'. In de fantasie "De verliefde Moor" wekt Timmermans heiligenbeelden en figuren van uithangtekens 's nachts tot leven. Hoofdpersonage is het zwarte beeld met een tabakspot in zijn arm en rookkringetjes blazend uit een stenen pijp. De Moor verongelukt echter in zijn avontuur.

     

    De langste smoorder van de stad.

         De verzameling Pijp en toebak ontleent haar titel aan het eerste verhaal De lange stenen pijp. Schoenmaker Gommeer van 't Beukeleerken stond gekend als de beste om ter langste smoorder van de stad. Twee uren en half aan vijf gram toebak zonder dat zijn pijp uitging! Hij was het strafste lid van de smoorders-maatschappij: 'Hoe langer, hoe liever', met als kernspreuk: 'Stillekens aan'. De man won het nationaal kampioenschap in Mechelen en werd op het Lierse stadhuis ontvangen.

     

         In de lyrische evocatie Schoon Lier komt de Gevangenenpoort ter sprake. Dit overblijfsel van de middeleeuwse stadswallen heeft een eerder vriendelijk uitzicht. Waren er zo geen dikke tralies voor de ramen, waarachter men soms een gevangene ziet zuchten, men zou geloven: 't Is voorzeker de vergaderplaats voor een maatschappij van om ter langst te smoren.

         Pallieter is een uitbarsting van levensvreugde. De titelfiguur van deze beroemde bestseller stak zijn hoofd door het kijkgat van zijn windmolen. 'Hij ontstak zijn pijp, en de blauwe smoor wapperde als 'n fijne struisvogelenpluim in de gezonde lucht'.

    Drie hoofdstukjes verder blies hij van geluk zeepbellen uit zijn pijpekop.

     

         Na het eten van een boterham 'stak Pallieter zijn pijp aan en zag voldaan, hoe de blauwe smoor bijeenbleef in rondrollende krollen'. Toen de 'dagenmelker' eens tot in de kruin van een hoge populier geklauterd was, genoot hij met volle teugen van het 'paradijsschoon' landschap. Alles scheen zo klein en zuiver als een stuk nieuw speelgoed en Pallieter zei: 'Van hier gezien is de mens nog gin pijp toebak weerd! ..

         Rond Anna-Marie cirkelt een uitgesproken romantische geschiedenis uit de vorige eeuw en kennelijk te Lier gesitueerd. De eigenwijze notaris Pirroen loopt in biedermeierkostuum met wandelstok, hoge hoed en onafscheidelijke pijp.

    Felix Timmermans liet zich zo met zijn vrouw in de tuin fotograferen.

     

         Dit is slechts een greep uit zijn literaire scheppingen. Op menige plaats duikt de pijp op. De auteur laat 'pijpesmoor door de kamer wandelen', elders 'buikt een Delftse tabakspot met koperen scheel op de tafel', rookslierten 'krullen uit een vuistdikke pijp' of 'krinselen naar omhoog'. Bij een heftige stortbui 'regent het pijpestelen'. Wie er het volledige werk op naleest, zal ontdekken dat er nog op vele pagina's pijpen worden gestopt.

    Ook in het plastische werk.

         Timmerman's voorliefde tot de pijp manifesteert zich bovendien in zijn beeldend werk.

    Hij schilderde o.m. het gevoelig Stilleven met peperkoek, waar pijp en tabak evenmin ontbreken. De schrijver illustreerde zijn eigen boeken met naïef aandoende pentekeningen. Allerlei typen gunde hij rookgenot. Pijpen met rookpluimen dienden als vignetten en sluitstukjes. De Lierse kunstenaar was zelf een hartstochtelijk roker. Talloze foto's en getekende zelfportretten tonen hem met de pijp in de mond. 'Ik kan mijn man gewoon niet voorstellen zonder pijp', zegt mevrouw Timmermans.

    'Zijn eerste pijp stopte hij reeds na het ontbijt.

         Ik vond het prettig in huis. Hij bezat verscheidene rechte, doch meestal gebogen pijpen, van diverse oorsprong. Eens kreeg hij van een vriend een pijp cadeau met meerschuimen kop en een mondstuk in amber. Ook stenen pijpen had hij, maar dat was een fantasietje.

         Hij kon zijn rookgerief niet missen, in zoverre zelfs dat zijn secretaris Emiel Lambrechts zijn geliefde, zware tabakssoort moest nasturen, als Felix in het buitenland op voordrachtreis was'.

     

    Handen warmen.

         In zijn bibliotheek stak een boek over de historiek van de tabaksteelt en over de kunst van het pijproken. Dochter Lia Aspeslagh-Timmermans, ook schrijfster, herinnert zich nog dat vader met de kinderen een winterwandeling maakte. Af en toe mochten ze hun van de kou verstijfde handjes warmen aan de pijpekop van papa. Timmermans' geboortestad eert haar beroemde literator bestendig met een uitgebreid museum, waarin o.m. de sfeer van zijn werkkamer wordt opgeroepen.

         Op de schrijftafel staat een tabakspot in keramiek met de tekst 'Fynproevers rooken de tabak d'Ekster'. Dit is een verdwenen Lierse firma, waarvoor Timmermans een reclametekening heeft gemaakt. En vorig jaar werd een genootschap gesticht, dat de studie van de mens en zijn werk stimuleert en geregeld jaarboeken uitgeeft.

    Steevast kon men Felix Timmermans ontmoeten mèt pijp. Deze is tot zijn imago gaan behoren, en heeft hem terecht doen kennen als een kalm en goedmoedig type.


    *****

    06-02-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Causerie over Pallieter en het Kindeke - Felix Timmermans

    De Causerie over Pallieter en 't Kindeken Jezus in Vlaanderen.

     

    Uit Ons Volk – 1921 door Felix Timmermans

     

         We laten hier een zeer verzorgde samenvatting volgen van de bekende causerie, waarmede Felix Timmermans op verschillende plaatsen van Holland en België is opgetreden :

    Het wordt mij nog al eens gevraagd : « Vertel mij eens wat meer van dien Pallieter, waar is die naartoe? Wat gebeurt er met Marieke en den drieling?... en blijft Charlot nog altijd even vet? » Ik kan er niets op antwoorden. Wat iedereen van Pallieter weten moet, staat in het boek en wat er niet in staat weet ik ook niet.

         Ik heb alles van Pallieter gezegd wat er van te zeggen is, en ben niet zinnens nog Pallieterkens bij te maken. Doch wel kan ik vertellen hoe het werk is ontstaan.

    Velen denken dat het zoo maar uit de wolken gevallen is ; dat ik op zekeren dag zou gezegd hebben : « Ik heb vroeger eens iets droevigs gemaakt, nu ga ik eens iets maken om te doen lachen. » Mis....

         Pallieter is geboren in tranen en tribulatiën van zielsellende. Maar de tranen heb ik er later afgedroogd, en daarom schijnt de man daar zoo plots recht te staan, als ineens uit den grond gerezen, kloek en vol levenslust ; neen Pallieter is niet al zingend ter wereld gekomen.

     

         In 1910 verscheen bij Victor De Lille, te Maldeghem « Schemeringen van de Dood ».

    Dat werkje is de pop waaruit de vlinder Pallieter zich heeft losgewrongen.

    Toen ik « Schemeringen » schreef, leefde ik als voortgeblazen op den asem van den Dood, van het ongekende, iets somber mystieks en eendig.

    Ik was in die atmosfeer gekomen door een vriend, die na jaren afwezigheid, mij vertelde van Spiritisme, Theosophie, Astrologie, Kabalisme enz., hij geloofde daar ernstig aan ; had een apostel-sterk woord, en ik die nooit van die dingen had gehoord, overigens niemand te Lier (buiten het tafeltje te doen spreken) ik, die van den huize uit, katholiek was geweest, voelde mij opgetogen en aangetrokken naar die dingen. Het mysterieuse lokte mij, en 'k dompelde mij er in, begeerig als een duikelaar die op den bodem van het water rijkdom glanzen ziet.

         Stel het u voor : Men is jong, er is in u een storm, een snakking naar iets nog onbepaalds, en plots wordt men dan in een bad van methaphysiek gesopt. Ineens duizelt het rond u van Logossen, van miljoenen werelden en reïncarnaties ; een heelalbouw waar Dante een punt kan aan zuigen ; men beseft dat men nog eeuwen van jaren leven moet en men twee lichamen heeft in plaats van één. Ik kocht een stapel boeken en las 't een door 't andere: Blavatsky, de Zend Avesta, Kabbala, Jacob Boehme, Echardt, Ruisbroec, al wat mystiek was.

         Mijn vriend, verstandelijk als hij was, sneed zich door al die tegenelkaar warrelende en toch aan elkaar verwante stelsels en wijsheden een rechte weg; hij was voldaan en kalm, en de zielevrede straalde uit zijn gelaat. Ik kan er bijvoegen dat hij later vroom-katholiek geworden is.

    Maar ik was met die nieuwe wetenschappen zoo ingenomen en vol geestdrift dat ik het al ineens wou slikken. Maar het was meer een bedwelming dan een verrijking; een heele tijd nadien vloeide die narcotique, die nirwana-aandoende geur als droog zand door de vingers.       Het genoegen was er af, maar de begrippen, de stelsels bleven als schaduwen in mijn zielekamers plakken, en 't een zei tot het andere: « Ik ben waar en gij niet. »

    Ik was in een doolhof geraakt en vond den weg niet meer naar de waarheid. Mijn ziel had zich in een knoop gelegd.

         Daarbij had ik toen een zwakke zielestructuur; en omdat ik niet wist en er niet uitkon wat het wezen van het leven nu juist was, wist ik ook niet, hoe naar dit wezen te handelen en ik wilde er naar handelen; mijn daden en denken wierd aarzelend, voorzichtig en « la peur de vivre », « la peur d'agir » hong als een mistig waas over mijn levensdeining. Angstvalligheid. Als men dat eens goed gevoeld heeft, schrikt men van zichzelve terug, en men verlangt terug naar den eenvoud, ontlast te zijn van alle tegen een raspende wijsbegeerte; men kan het niet als stof van de schoenen borstelen, en dan benijdt men den kolenbrander die op zijn simpel geloof staat en gaat en kloek kan zeggen: « Dat is 't! »

         Vrede. Vrede riep mijn hart, maar niemand wierd er wat van gewaar, en iedereen dacht mij vol levenslust.

    Maar mijn hart vond geen vrede, die "ismen" lieten mij niet los.

    'k Was er van doordrenkt en neigingen naar onbewustheid drongen zich naar boven. Zielevrede ging ik zoeken, eerst in de eenzaamheid. Ik vestigde mij een winter in een klein waalsch dorp aan den zoom van eeuwige wouden. Doch ik, die uit een vol en luid huisgezin kwam, voelde die eenzaamheid als een blok op mijn ribben drukken, en bij den uitkoom was ik weer in onze kleine stad, even erg gemarteld en gejaagd van binnen.

         Het verlangen voor zielegerustheid bleef aanhouden. Dan ging ik naar Achel in de abdij der Trappisten, hopende door ’t gebed en de stilte klaar met mezelf te komen.

    Ik ging er naartoe als naar een frissche oase in de woestijn, doch zooals Emerson zegt, men neemt steeds zich zelve mee. In plaats van mij over te geven aan het streng maar ziel rijk leven van het klooster, kwam mij daar in handen « Le satanisme », van Görres, en andere boeken over mystiek, die ik gulzig las. Weer hamerden de begrippen tegeneen. Armer aan vrede dan ik er was ingegaan, kwam ik er uit.

         Later huurde ik op ons Begijnhof twee kamerkens waar ik schilderde en las. Daar tintelden vredesgeluiden als een verre muziekdoos over mijn hart. Ik las Thomas à Kempis. Catherina Emmerich. Doch mijn vrienden, waaronder wijlen Jos Arras, de schrijver der Gekke Sprookje, kwamen mij te veel bezoeken. Mijn kamers waren meer de hunne dan de mijn. Men deed er aan spiritisme, wat opzien verwekte; er werd gerookt, gezongen; 't was een echt artiestenleven met discussies, depressies en vervelingen.

         Zoo bleef ik in die paddestoelenatmosfeer en kelderlucht, en 't was in die stemmingen dat ik « Schemeringen van den Dood » schreef. Ik liet al den moed vallen en hoopte niet meer op verandering. Daar toen kwam er een gelukkig ongeluk over mij. Ik moest voor een operatie aan de ingewanden naar 't gasthuis. Daar lag ik nu met al mijn wijsheid en veelwetendheid, nietig en onaanzienlijk te bed met de tien teenen naar omhoog.

    Ik voelde mijn stonden geteld. Ik had mijns dunkens niets anders meer te doen dan mijnen adem uit te blazen, maar ik deed het niet.

    En het groote wonder gebeurde!

         Door zoo dicht bij den dood te zijn,kwam de weerslag. Toon kreeg ik ineens van den dood genoeg. In mij sprong een fontein van levenslust omhoog. Ik die al mijn levensgulzigheid had verloren, kreeg weer het leven lief, het leven « an sich » het leven zonder boeken, begrippen en wijsheden. Ik was verlost naar den geest. Ik wilde leven, fier zijn van te mogen leven, en de deugd er van staan opsnuffelen lijk een bloem. Toen was de aarde weer een voorhof des hemels.

         Dit gebeurde omtrent Paschen als de lente komt aangehuppeld. En het nonneken dat mij oppaste, bracht mij een bloempotje waarin twee hyacinten kleurden, een roze en een blauwe. Die hebben het eerste zaad van Pallieter in mij gelegd.

    Zij deden mij denken aan de lente die buiten op zijn horen blies, zij gaven mij pastorale vizioenen, en 't daverde in mij om al die schoonheid en goedheid aan den lijve te genieten. Doch ik moest nu eerst van lichaam ook genezen.

         En terwijl ik snakte om mij in de Lente te wentelen, dacht ik aan een mensch die los in het leven zou staan, aan niets gebonden, die liefde zou hebben, en danken zou het leven en God, en zonder theorieën, zonder haarklieverijen in onzen godsdienst zou staan. Een mensch van vreugde. Ik voelde dat ik dat zelf nooit worden zou, en ik kon mij ook een mijner vrienden zoo niet voorstellen. O, zoo een mensen beschrijven!

     

         Eindelijk mocht ik terug naar huis. En 't eerst wat ik deed was 't veld bezoeken. Het salon, zooals Arras het noemde. Ik zag het nu met een vernieuwde, herboren geest, maar hoe schoon was nu de natuur, die ik verwaarloosd had. 'k Stond als in een paradijs waar niets meer verboden is en « Wie zou er willen steurve! » was de jubelkreet van mijn verloste gewasschen ziel. Die woorden waren als een nies waarmede ik de laatste mistlap wegniesde.

         Ik kriebelde om te schrijven, en vol geestdrift zou ik een dagboek maken van de natuur. Dag aan dag, een heel jaar door, een dagboek van de wolken, de boeren, de vruchten der aarde, het gras.

    Het moest een lofzang der aarde zijn en een lofzang aan Hem,die er mij op geblazen heeft.

    Ik schreef den eersten, den tweeden, en derden dag, maar het getal bladzijden minderde van dag tot dag ; het werd eentonig. Toen voelde ik het plots, er ontbrak een mensch in. En weer rees het figuur van dien mensch in mijn geest, dien blijden, dankenden, lossen jubelenden mensch, zooals ik er zelf een had willen zijn.

    Want heel de Pallieter is niets anders dan een verlangen.

     

         En nu zag ik geen boom meer of ik zag dien man daar op klimmen, geen beek of er hem in doorwaden, waar er 's avonds uit de open deuren der hoeven gebeden hommelden, bad hij mee ; waar ik wafelen rook of tikkende glazen boorde zat hij aan tafel. 't Moest iemand zijn lijk een wandelende boom die het leven zou opzuigen en ingenieten. Iemand die niet bang was van een ruw woord, die met voerlieden en moezelmannen zich intiem zou voelen, die kaarten kon, zich nog kunnen kind gevoelen en zeepbellen maken, iemand die nog echt bidden kon zonder te vragen, iemand die nog gezond kon eten, madeliefjes zou eerbiedigen, iemand die boekencultuur achter hem had liggen, en openstond voor alles wat de natuur hem toewierp, en ook veel van de menschen zooals den dans, gedichten, kunst, alles dooreen Gezelle en Rabelais, Wagner, Palestrina, straat- en zigeunermuziek. In een woord, een mensch die van alles de saus aflikt.

         Dat is in ’t kort 't ontstaan van Pallieter, maar nu moest die nog geschreven worden.

    En dat heeft vier jaar geduurd.

    Velen denken dat Pallieter een copie is van een mensch die te Lier woont, er zijn er zelfs wel die denken dat ik het zelf ben!

    Neen Pallieter is louter verbeelding, maar toch heb ik hier en daar motieven genomen en bewerkt bij menschen die nogal Pallieterachtig aangelegd zijn.

         Lijk Charlot is, ken ik nog wel Charlotten, en van de velen heb ik een gemaakt.

    Het pastoorken is een type dat ik vroeger heb gekend, die viool speelde, zacht en goed was en leutig, en bekwaam te doen wat de pastoor in « Pallieter » zegt en doet. Op een keer stond hij op den preekstoel, en hij vroeg aan de mensehen : « Weet ge wat de dood is? » en zelf het antwoord gevend, zei hij : « Nu ziet ge mij en nu ziet ge mij niet meer » en hij stopte zich weg achter den preekstoel.

         Hij Fransoo den schilder heb ik dikwijls voor oogen gehad Valerius de Saedeleer, dien fijnen landschapschilder der miniatuur in 't groot. Van hem het wonen op den molen ; de blozende kinderen en ook de spinazie met verkensgebraad en patatfrit.

    Zooals ik voor de personen heb gedaan zoo ook met het landschap. Op een zekeren dag kwam een boer naar mij en vroeg mij : « Kunt ge mij de Begijnenbosschen niet wijzen; ik heb er al een ganschen dag naar gezocht? »

    Ik kon niet anders zeggen dan dat ik zo ook niet wist.

         Ik heb niet per sé het landschap van de Nethe beschreven. Het zijn landschappen van mijn verbeelding. En als ik die eerst zie met de oogen toe, en ze zie zooals ik een werkelijk landschap zie, dan schrijf ik gemakkelijk. Zoo is dat door al mijn werk. Ik moet het eerst zien van binnen in mij.

     

         « De Horen van Overvloed », schreef ik op den hoek van een schouw op eenige uren tijds, terwijl er rond mij gezang en lawaai was van werkende kantmeisjes, terwijl ik aan «de Feest» al die vier jaar heb gewerkt tusschendoor; eerst in de drukproeven vond in de kern van de feest : de straf der rijstpapschotel!

    Alzoo is Pallieter een verlossingskreet van een zieltje dat zich zelf in de duisternis had gewerkt. Wees gerust, ik zelf ben geen Pallieter, maar tijdens ik hem geschreven heb, al waren daartusschen donkere vlagen lijk bij iedereen, ben ik het toch van binnen geweest, en dat heeft mij dan ook recht gezet en mij het leven schooner en beter doen zien en nog.

     

    OVER 'T KINDEKEN JEZUS IN VLAANDEREN.


        
    Ik wandelde eens met een mystieken vriend door 't juweelige Brugge; voorbij de kaln kanalen. 't Was in October, de boomen stonden verguld, een Champagnezon bestreelde de Sint Marietoren en de versterselen der huizen. Nu en dan verroerde een klokske in de stilte en de gouden afgevallen blaren ritselden over onze schoenen.

         Ineens zei mijn vriend ontroerd : « Ik zie hier nu Jezus met zijn kruis over de ronde bruggen gaan, weerspiegeld in het water. Daar langs die gothieke gevelen ging Maria in 't blauw. Bij de Kapel van ’t Heilig Bloed stonden daarstraks de weenende vrouwen met de gouden balsempotten in hunne dunne handen. »

         Het gevoel dat bij mijn vriend toen zoo natuurlijk omhoog welde, hebben steeds al onze- Vlaamsche kunstenaars ondergaan als zij de tafereelen van het goddelijk leven bewerkten. Van Eyck, Breughel, tot zelfs De Vriendt met zijn kerstmis. 't Zit er nu eenmaal bij ons in in ons land het goddelijk leven voor te stellen.

    Niet uit gewildheid en niet uit onwetendheid, maar uit groote liefde voor ons land, bewondering en er in vergroeid te zijn.

         Zoo is 't ook in onze oude liedjes, zooals : « Herders brengt melk en zoetigheid » — « Met Jezus ter Taveerne gaan » — « ’t Was op Kerstmis na de noene ».

         Zeker niet uit onwetendheid. Van Oostersche kooplieden wisten de menschen en vooral de kunstenaars van die dagen, die alles tot in 't detail werkten, hoe het er in Palestina uit zag. Zooveel wolken niet, geen beemden, andere boomen en huizen, ander klimaat.

    Die kooplieden, lijk iedereen die van ver komt,wierden zeker uitgevraagd,en zoodoende had men min of meer een gedacht hoe het er ginder was.

    Doch er is in hun werk zelfs de geringste moeite niet gedaan om er slechts iets van weer te geven. Want zij konden zich het goddelijk leven niet anders indenken dan hier, (al wisten ze dat 't ginder was gebeurd). Hier was hunne liefde, hier kenden ze al de geheimen van lucht, weer en uitzichten, hier hadden hunne gedachten met de dingen gefluisterd, hier waren de dingen met hun gevoel gepatineerd. Zoo was het hun verteld, bezongen en bedicht, zoo hadden z' het gezien in kerkboeken, zoo hadden z' het gedroomd in hunne gebeden.

         En waren die menschen nu verplicht toen zij schilderden eerst naar ginder te gaan?

    Zij wisten dat 't ginder was gebeurd maar droomden het hier in ons land.

    Toen ik Kindeken Jezus schreef, deed ik zoo omdat ik niet anders kon en nog niet. Al jaren en jaren zat dat werk in mij te broeien; dat lag al lang in 't zout. Ik kende Palestina slechts van op een postkaart, de voorstelling van 't goddelijk leven moest ik ginder maken, terwijl ik ze hier had en ze met mijn oogen toe zag.

         Dit boek beschouw ik als mijn eerste boek, niettegenstaande het na Pallieter geschreven is. Dikwijls ben ik er aan begonnen in verzen en proza, zelfs eens voor 't tooneel.

    Altijd leefde 't in mij en zag ik het bij ons gebeuren.

    Dit was het meest te danken aan mijn vader. Wij waren een groot huishouden : ik ben de dertiende van zestien kinderen.

         Van over overgrootmoederstijd doet mijn familie in kanten, kanten mutsen zooals er de Hollandsche boerinnen dragen. Mijn vader ging die naar Holland verkoopen en droeg volgens kantverkooperseisch een blauwen kiel, een zijden muts, en een blikken doos op den rug. Zooals nu nog de veekoopers te kennen zijn aan hunnen blauwen kiel en rooden zakdoek. Dat was de mode, dat gaf vertrouwen. En om de banen van dorp tot dorp korter te maken zat mijn vader op een hondenkarreken met vijf honden bespannen.

         Intusschen stond mijn moeder alleen om dien reesel kinderen te voeden, te kleeden, te bezorgen, en moest dan nog tulle snijden, patronen nazien enz... En als ’t dan avond was, deed zij ons zoo gauw mogelijk naar boven. De goede vrouw kon niet anders door 't veel werk, noode gingen wij dan slapen.

    Maar kwam vader 't huis, dan deed hij ons slapen en dan vroegen wij niet beter dan van hoe rapper, hoe beter naar bed te gaan, omdat hij dan altijd schoon liedjes zong, en lange vertelskens vertelde.

                Ik zie ons nog altijd naar boven gaan, allen in onzen pon, een heel root kinderen met vader achteraan, de keersepan in de hand. En als wij dan in ons bed lagen, de kamers grensden aan elkaar, dan vertelde hij, na 't avondgebed, in rijmpjes. 't Was van Duimken, Alli Baba, enz... Maar 't meest was ik nieuwsgierig voor Herodes, voor de Vlucht naar Egypte, de drie Koningen, enz.

    En dan vroeg ik hem uit, en hij vertelde met zijn vlugge verbeelding, hoe die drie koningen gekleed waren, wat en wie ze bij hadden. En 't schoonste was dat hij ze zelf had gezien. «Waar vader?» En dan noemde hij een dorp bij Lier, dat ik ook kende. «En hebt ge ook dien zwarte gezien met zijn witte tanden? » « O ge moet niet bang zijn manneke, hij heeft voor u de complementen laten doen.»  O daar heb ik hem dikwijls doen van vertellen.

         En zoo vertelde hij ook van de « Aankondiging » « De moord der Onoozele kinderen » en altijd stelde hij het zoo voor dat ik wist waar het gebeurd was, in onze streek.

    Stelde hij het misschien zich zelf zoo ook voor?

    En dan sliep ik in, en zag de koningen, en al de heilige figuren, maar altijd in ons land.

    Ik kocht veel mannekensbladen bij een drukker, ik zocht altijd een van ’t kindeken Jezus, maar dit had hij niet en dan teekende ik er zelf een.

         Later had die man een marionettenspel, en toen bewerkte ik een vroeger tooneelspel van Kindeken Jezus en van 't lijden Christus, hopende dat. het wel zou aangenomen worden.

    Ik had vroeger zelf dit spel gespeeld en uw dienaar was zelfs Jezus, mijn zuster Veronica met een handdoek, een vriendin was de engel in 't hofken van Oliveten en had rond een bierglas zilverpapier geplakt, dat was de kelk.

         Doch mijn tooneelstuk wierd nooit opgevoerd door de marionetten.

    Later zag ik in 't Museum van Antwerpen het werk van Breughel, dat ontroerde mij zoo vinnig, dat ik voornam, daar liedjes op te maken. Ik ben daar dan ook aanbegonnen. Doch dit ook bleef in 't dak steken.

    Nadat ik met Anton Thiry Begijnhofsprookjes had gemaakt, meende ik van kindeken Jezus een klein vertelsel te maken. Want dit onderwerp bleef steeds als iets zoets in mij gonzen. Doch toen pakte ik het occultisme aan, ging heel andere wegen op. Ik zocht nu naar het mysterieuse. Ik schreef Schemeringen van den Dood. Na het genezen van die ziekelijke aanwaaïngen brak ineens Pallieter los. Dat duurde vier jaar, en een maand nadat Pallieter af was kwam de Groote oorlog.


                Ik zakte er haast van ineen, mijn idealen van broederlijkheid en goedheid onder de menschen kregen zoo een hevigen trap, dat ik mismoedigd wierd en zonder fut. Wij kwamen terug van de vlucht na vier weken in Kortrijk geweest te zijn. Als ik te Lier aankwam was het gemoedelijke en vriendelijke stadje uiteengeschud, elke straat toonde zijn puinen, elk huis zijne wonde; en de ontzetting en de vrees hield de menschen weg zoodat de stad uitgestorven was.

         Ik was vol neerslachtigheid en bitterheid. Buiten regende en stormde het heel die eerste winter. Het glas was kapot, petrol of kaarsen waren moeilijk te krijgen. Dan om 's avonds licht te hebben zetten wij het scheel een weinig van de stoof, en dan plakte er tegen de zoldering een roode klaarte die slechts weerkaatst wierd in de oogen van mijn vrouw.

    Buiten grolden de boomen, de schoorsteen zat vol fluiters. Wij vertelden met schrik over den onmenschelijken oorlog en zwegen dan weer, en waren vol angst en triestig.

         De moeder van mijn vrouw, een heel eenvoudig mensch nam dan in die uren, haren patenoster uit haren zak en begon het rozen hoedje te bidden. En ze bad dit met vóór elke weesgegroet een tafreeltje van de 15 mysteriën te zeggen, b. v. Maria huppelt over de bergen. De drie Koningen zagen de ster, enz...

         En telkens zag ik dit tafereeltje en waarlijk dit deed mij verlangend uitzien naar 't volgend tafereeltje. Zoo ging dit alle dagen. Die tafereeltjes zag ik telkens opnieuw, maar dan zag ik Maria niet over de bergen huppelen in Palestina, maar over de heuvelen van 't Kempenland, door de mastebosschen gaan. Ik zag de drie koningen weer niet in Jeruzalem, maar daar waar mijn vader ze gezien had met den door hem beschreven luister.

         En zoo zag ik alle dagen het leven van 't Kindeken Jezus in ons land en ten langen leste wierd ik er zoo door aangetrokken, want ook mijn neerslachtigheid verdween, dat ik simpel schrijven wilde het leven van 't Kindeken Jezus in de kader en de landschappen van ons goed en schoon Vlaanderen. En zoo heb ik gedaan.

     

    ***

    05-02-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Huldealbum aan Felix Timmermans - Gust Van Brussel

    Huldealbum aan Felix Timmermans.

     

    Uit Huldealbum 1947 – 1957 door Gust Van Brussel.

     

         Timmermans moet blijven leven !

    Met een gevoelen van tevredenheid, omdat het Felix Timmermans betreft, vooral dan - wat mij boeit - de waarde Timmermans, schrijf ik mijn indrukken over dit huldealbum. Het gaat om een blijvende waarde : het blijvende van het fenomeen Timmermans en bij de gedachte mede te werken aan het behoud van Timmermans' werk, al was het dan nog maar in deze bescheiden mate, word ik een vreugde gewaar, welke in de tien mensen, wier hand en hart de bijdragen van dit album schreven, voorzeker in een nog sterkere kracht moet geleefd hebben... en welke de Timmermans-bewonderaar bij het lezen van dit prachtige boek zonder twijfel ondergaan zal.

         Als wij zien hoe groot de hoedanigheden zijn, waarmede dit boek werd geschreven : de piëteit, de durf, de gegrondheid en de duidelijkheid der bedoelingen, dan valt het ons licht waar te nemen dat het hier niet om een Timmermans-euforie gaat, maar om een sterk en eerlijk werk, waarin een schone moraal en een edele stellingname te vinden zijn.

    Hoeveel werken met dergelijke inslag zouden wij voor de vuist kunnen opnoemen? De tien medewerkers hebben allen in een zeer zuivere toets geschreven en het onderwerp anderzijds bood hen de schoonste mogelijkheden.

         Felix Timmermans heeft ons veel te bieden. De dankbaarheid hierom en de bewondering hebben voorzeker de piëteitsvolle sfeer geschapen, de posthume zorg waarmede een vriend over een gestorven vriend spreekt, waarmede de broer de geest van zijn broer tracht op te roepen en waarmede de adel van de mens omwille van de adel van de evenmens de ziel tooit. Zuivere vriendenhanden stelden dit album samen.

     

         En tezamen met de vriendenzorg toonden zij hun durf, om schroomloos een ruime plaats op te eisen voor Timmermans. Als letterkundige en als mens wordt hij door hen groot geacht; zij verhelen het niet, integendeel bewijzen het en gaan er niet voor terug openlijk stelling te nemen vóór de hoedanigheden van de mens Timmermans en tegen de laster en kuiperijen, welke Timmermans' deel geweest zijn in zijn laatste levensjaren. Het is echter geen gevoelsontlading, geen onsamenhangend betoog waarin de vriend zo vaak zijn onmacht toont wanneer hij verdedigen wil. De gevoelens hebben het niet gehaald op de nuchterheid.

         Neen! De gegrondheid van het werk toont zich in de keuze van het feitenmateriaal, de zuivere situering van mens en werk, de scherpe en onbevooroordeelde ontleding en de oorspronkelijkheid der gegevens. Ieder medewerker heeft getracht bij te dragen tot de sinteze; Timmermans. Zij gaven niet toe aan de gemakkelijke zegging, zij verkozen de waardigste maar de moeilijkste houding. Het loonde immers de moeite : het ging om Timmermans.

    Om de blijvende Timmermans! Op die wijze opgevat moest noodzakelijkerwijze de duidelijkheid der bedoelingen zo scherp op de voorgrond komen, dat het album een stellingname werd met een hoge morele betekenis : dit schone werk van Timmermans en die onvergelijkelijke figuur van Timmermans moeten blijven leven voor het nageslacht!

    Onze jeugd moet Timmermans naar waarde schatten, omdat deze waarde; het wezen van Timmermans een Vlaamse waarde is, een zielewaarde van ons volk. Dat mag nooit verloren gaan! Omwille van de zuiverheid van ons volk moet Timmermans blijven leven!

     

    **********

     

    Over de Verzamelde opstellen

     

      

    DE BLIJVENDE TIMMERMANS, door EMIEL JANSSEN s.j.

     

         Emiel Janssen s.j. geeft dadelijk de toon aan : de betekenis van Timmermans is een blijvende waarde. Timmermans mag niet verloren gaan. Onze jeugd moet Timmermans beter kennen.

         « Tien jaar geleden, op een vriesdag in januari, droeg men Felix Timmermans naar het graf; maar het lijkt al veel langer voorbij. De schrijver, de tekenaar en etser, de schilder archaïseerde :vanzelf plaatst men de kunstenaar in het tijdstip waarin hij zijn scheppingen plaatst. – zo week Timmermans terug tot lang vóór de eerste wereldoorlog. Zo verzonk de schrijver van Pallieter en Boerenpsalm, voor de jeugd het meest, in een heel ver verleden, geheel vergaan. En daar alle aandacht thans naar het moderne gaat. – hij wordt vergeten : een vergetelheid die voor hem een miskenning, voor ons een beschuldiging moet heten. Want hij móet opgenomen worden in onze altijd-levende traditie ; en intussen blijven wij arm, omdat wij onze schatten vergooien.»

         Zeer nuchter ontleedt de schrijver Timmermans ; zonder de onvolkomenheden te verdoezelen van de «Brabantse Liereraar, de ouderwetse Vlaming, vriend van de armen», stelt hij voorop dat Timmermans voldoet aan de wet der grootheid, waarover hij de volgende omschrijving geeft :

         «Ieder kunstenaar draagt het eeuwige in zich, scheppend laat hij het stralen als een vlam. Aan ruimte en tijd, die hem noodzakelijk omvangen, ontstijgt hij vanzelf. Zonder uit zijn periode los te breken, legt hij daarin een vonk van de eeuwigheid ; een één plaats vast, overstraalt zijn gloed landen en mensen. Felix Timmermans bleef in zijn tijd en land ; niet minder veroverde hij volkeren en eeuwen. Zijn klein bestaan, zijn beslotenheid en zijn eenvormige aanleg, alles nam hij op in het groot- en diepmenselijk beeld : de artistieke creatie.»

     

     

    IN MEMORIAM FELIX TIMMERMANS, door DENIJS PEETERS

     

         Denijs Peeters schreef het In Memoriam. In een waardige taal ; statig en met een zekere wijding spreekt hij over Timmermans :

         «Hij was naar de woorden van het Evangelie een rechtvaardig mens die alleen geleefd heeft om goed te zijn voor anderen, om de blijdschap te brengen in de ziel van de mensen, om het hart van de mensen voor elkaar bloot te leggen en de goedheid ervan over te brengen aan de anderen. Hij heeft de droefheid geruild voor de vreugde en de armoede voor de rijkdom. Want groot moet zijn erfdeel geweest zijn in de hemel ; veel had hij van God te ontvangen omdat hij altijd door zijn pen en zijn penseel God heeft gediend.

         «Hij is zoals Sint Franciscus door het leven gegaan. Zichzelf vergeten om alleen aan anderen te denken. En zoals Sint Franciscus bij het ontvangen van de heilige wonden zijn zonnelied zong op de Alvernoberg, zo zong Felix Timmermans in andere tonen maar met dezelfde inhoud zijn loflied voor God uit in zijn laatste werk, de dichtbundel «Adagio».

         «Zeer langzaam heeft bij iedere dag de fluit van het leven bespeeld. In zijn prozawerk plaatst hij de mens voor de mens, het gelaat voor het gelaat opdat de mensen elkaar zouden beminnen en helpen naar het grootste gebod van God. In deze «Adagio-gedichten» staat de kunstenaar voor God, rechtstreeks zonder tussenruimte, zonder afleidingen van de wereld. Veel is hem misdaan en alles heeft hij vergeven omdat zijn hart goed was en geen kwaad heeft gekend. Alleen voor God heeft hij rekenschap te geven, alleen voor God, die de uitkomst is voor ieder leven en een mens, die goed heeft geleefd, optilt en door de zuivere lucht draagt naar het paradijs van de eeuwige glorie.»

         Zo opvallend als de flits-beelden uit het «Adagio» is voor Denijs Peetera en Emiel Janssen s.j. ditzelfde «Adagio» de kroon op het werk. Zij beschouwen het leven als een opgang, een voortdurende veredeling, welke teneinden welt in Gods stilte. Een drang naar een uiterste verinniging, waarin de aanvaarding van de dood gewonnen wordt. Timmermans zag de parabool van het eeuwige; «zijn regenbogen», in het menselijke leven.

     

     

    FELIX TIMMERMANS, DE BIOGRAAF, door ARMAND BONI

     

         Over de kennis van dit menselijke leven schrijft Armand Boni, terwijl hij Timmermans verwerkelijkingen : Sint Franciscus, Pieter Breughel en Adriaan Brouwer beschouwt :

         «In Assisi's heilige trof hem het meest de breed spontane bron van Franciscus menselijkheid. Franciscus' figuur schilderde hij boven de dorre wet uit in de sfeer van het zuiver spontaan idealisme. Uit al zijn gevarieerde kleuren penseelt Felix Timmermans een geest, de subtiele, de zwevende, de zonnelicht-ademende zoon van Assisi, de troubadour van het Evangelie. Hij is er in geslaagd de Umbrische heilige uit de natuur naar de mystiek van de bovennatuur op te voeren. En de synthese dan! Is «De harp van Sint Franciscus» niet een geweldige synthese van Assisi's persoonlijkheid?

         Wat zijn mystiek-aangelegde ziel in Franciscus begeerde, dat vond hij ten overvloede als breed-humaan element in zijn Breughel en Brouwer. Wat die mannen bezielde, hun ziel, dat beschreef hij.»

         En tenslotte geeft Armand Boni aan de Brouwer van Timmermans een profetische betekenis wanneer hij schrijft : «Het is alsof Felix Timmermans in dit laatste boek zich te weer heeft willen stellen tegen de elementen van vreemde aard, die de eigen schoonheid bedreigen.»

     

     

    FELIX TIMMERMANS, DE KINDERLIJK EENVOUDIGE. door JEF CRICK

     

         Als de voorname kracht van Felix Timmermans, – wat wij wel het behoud van de mens zouden durven noemen, – behandelt Jef Crick in zijn bijdragen, de eenvoud van Timmermans.

         «In werkelijkheid was Felix Timmermans allesbehalve een geweldenaar» schrijft hij.

    «Het paard Beiaard dat hij met zulke epische allure’s door zijn verhaal laat draven, zou hij stellig niet bereden hebben. Neen ! Hij, de gevierde schrijver, de fascinerende verteller, die aan zoveel dynamisme en kracht gestalte gaf, stond tegenover het leven met de broosheid en de kwetsbaarheid van een kind. Hij mocht het woord van een ander beroemd schrijver tot het zijne maken : «Ik verschijn onbeschroomd voor al de groten dezer aarde, maar het geruis van een blad kan mij doen trillen.» Deze mysterieus-subtiele ontvankelijkheid en ontroerbaarheid, die de kern van zijn wezen uitmaakten, doen onze liefde en waardering voor hem nog stijgen. Vanaf het eerste kontakt kwam men zo totaal onder de bekoring van de grote simpelheid en gulheid die hij uitstraalde.»

     

     

    FELIX TIMMERMANS, DE DIEP GELOVIGE, door D. DE PAUW o.p.

     

         De kinderlijkheid vertoonde echter zuiver de tekenen van een myttisch ziel :

    «Bewonderaar van aardse en hemelse schoonheid kon Felix Timmermans nimmer nalaten toen de schoonheidsontroering hem overweldigde op te kijken naar de Schepper van alle schoonheid. Hij had dan het gevoel «alsof God zijn voeten op de wereld had gezet», zong Onze Lieve Vrouw na : «Mijn ziel verheft de «Heer», kreeg goesting om te psalmeren», riep, jubelend van geluk, bij het aanraken van Fra Angelico : «Ik heb mijn vinger in de hemel gesopt!»

         «Doch het zuiverst en volledigst heeft Felix Timmermans zijn geloof uitgezongen in de mystiek-getinte gedichten van «Adagio», gedurende zijn laatste ziekte geschreven, in het licht van de dood en de eeuwigheid, in de nabijheid van de Heer. Vol deemoed en berouw, keert hij zich af van al de ijdele dingen, weet zich «een arme mens in zak en asse», voelt zich diep in God verdrinken, en bidt :

     

                            «Uw liefde steekt mij als een piek.

                            o zoet pijn, zij maakt mij ziek :

                            toch wil ik niet genezen...»

     

         Juist door het eenvoudige beleven van zijn geloof had hij de mens lief, die immer «een vonk van God» in zich draagt, en achtte hij zich gevolgelijk genoodzaakt goed te zijn en goed te doen, anderen gelukkig te maken.»

     

     

    FELIX TIMMERMANS TUSSEN RIJSTPAP EN PATERNOSTER,

    door  BERT PELEMAN

     

         «Tussen «Pallieter» en «Adagio» met als bronzen brug «Boerenpsalm» ligt de hele wondere wereld die deze kunstenaar heeft betreden. Uit het rijstpapgele licht en de schelle kleurenroes uit «Pallieter» groeiden het getemperd licht en het herfstelijk goud uit «Adagio.

         In dit licht herdenk ik met diepe, ongeveinsde ontroering Felix Timmermans zoals ik hem gekend heb tussen rijstpap en paternoster, als een groot Vlaming, een groot Europeër maar vooral als een «beste bruur» en een doorgoed mens. Mocht de Vlaamse jeugd zijn boodschap begrijpen en beseffen dat niet de rijstpap maar wel de paternoster, dat niet de stof maar wel de geest bij Timmermans primeerde.»

     

     

    SCHOONHEID DOOR BLIJDSCHAP, door FLOR VAN REETH

     

         Na Bert Peleman, van wie wij de weg naar de schoonheid langs, het eenvoudige leven te lezen kregen, (kinderlijkheid, eenvoud en diep geloof, zoals alle klokken van deze beiaard luiden) beschrijft Flor Van Reeth in een ekstatisch proza de betrachting van Felix Timmermans, het visioen der verbeelding dat in hem leefde, te verklanken in de gaafheid van het schone woord.

         «Zijn eerste werk ontstond «Schemeringen van den Dood» alles broos en vaag, – om door opbouwende krachtinspanning, veertig jaar later, te bereiken als eindpunt in «Adagio» het verpuurde visioen :

     

                            God is als bliksem, die door de rotsen slaat...

                            soms als een verre, witte stad,

                            of als een kinderlied,

                            soms als... maar ach, mijn ziel. ik weet het niet,

                            ik heb ineens zo'n schoon verdriet.

     

         Felix Timmermans heeft op een buitengewone wijze, magistraal, woord gehouden! Uit dit begin is alles meer en meer ontluikend openqekomen, groots en naar de ruimte, om uiteindelijk zich als een sierlijke bloem te verheffen, alles meer en meer verinnigd, verpuurd naar de hoogste sferen !

     

     

     

    DE VLAMING FELIX TIMMERMANS, door LOUIS VERCAMMEN

     

         Wat nu voor onze Vlaamse Felix Timmermans ; de volksvriend, Vlaanderen geweest is, om dat in zijn wezenlijk verband van feiten en ideeën uit te schrijven, heeft Louis Vercammen de pen opgenonen.

         Dit is een zeer klare taal. De steller van de bijdrage heeft zich door geen enkele vooringenomenheid laten misleiden en voor allen – en voor onze jeugd zeker – zal het goed zijn, dat een zo deugdelijke verdediging van onze Timmermans, Vlaming in hart en nieren, geschreven werd. Zonder omwegen, zegt Louis Vercammen de naakte waarheid. Wij raden iedereen aan ook om dit zeer feitelijk artikel het huldealbum te lezen. In deze hulde was allerminst een verdediging of zelfs maar een verschoning van node : niettemin doet het ons deugd in dit album een hulde te vinden aan de rechtvaardigheid van Timmermans, welke ook de laster is over hem verspreid.

         Het slotwoord van Louis Vercammen is dan ook een wens : «Hopen wij dat Vlaanderen Felix Timmermans eindelijk weer in het volle licht moge plaatsen, hij die als hoogstaand mens, begenadigd kunstenaar en vurig kristen een van haar trouwste zonen en schoonste sieraden geworden is.»

     

     

    DE GOEDE FEE. door RENAAT VEREMANS

     

         Alle karaktertrekken aangehaald door vorige schrijvers, gans het levensbeeld getekend in deze doordacht geschreven hulde, al deze gegevens komen nog sterker in het licht te staan, worden voor onze bevattelijkheid nog duidelijker, door deze indrukken van intiem geluk met de vriend Felix Timmermans. Het is alsof wij, nadat de verscheidene tema's uitgeschreven werden in gegeven, nu de bewerking krijgen zoals dat in muziek gebeurt en wij weten hoe aangenaam dit is en hoe diep dit de tema's in ons brengt.

         Zo de liefde van Timmermans voor Gezelle... zo de wandeling door de Nazaretsche bossen, het Nethelandschap... de bezegeling van enkele stille momenten in het Allierse kapelleke... De wandeling op de Weefberg en de melancholische stemming waarin «Cecilia kwam». Tenslotte het ziekbed van de goede Fee en de zachtheid van Felix Timmermans' stem bij het voorlezen van zijn «Adagio». De kunstenaar Veremans hoorde er de echo van «De schemerinqen van den Dood» in klinken. Met ontroering schrijft hij deze laatste regels en hij herneemt eveneens als een echo, het immer herhaalde tema :

     

    «Ik zeil langs regenbogen

    Gods stilte tegemoet...»

     

     

    GESPREKKEN MET FELIX TIMMERMANS. door EUGEEN YOORS

     

         Ik houd er bijzonder aan uit deze bijdrage het korte gesprek te snijden, waarin gij dan eindelijk Marieke in levende lijve ziet : Timmermans vrouw, waarvan Felix zo zielsveel hield.

         «Er was een tentoonstelling te Boechout bij Antwerpen waaraan ik deel nam.

    Felix Timmermans kwam er naar toe vergezeld van een stil, lief meisje aan wie hij veel aandacht schonk, Ik stelde op die tentoonstelling een Beethovenkop ten toon, getekend in sanguine op perkament.

         «Da's schoon» zei Felix Timmermans «zo iets zou ik willen hebben.»

         «Da geloof ik» antwoordde het meisje «ik ook»

         De dag nadien stonden zij weer voor de Beethovenkop en herhaalden opnieuw wat zij de vorige dag hadden gezegd.

         Ik vroeg mij af welke de verhouding tussen die twee was en om dit te weten vertelde ik hen dat ik gedurende de voorbije nacht gedroomd had dat zij beiden ruzie hadden gemaakt voor die tekening, die ik per toeval aan elk van hen afzonderlijk als geschenk had beloofd. Door deze belofte in het nauw gedreven, had ik nochtans spoedig een schitterende oplossing gevonden met hen voor te stellen samen te trouwen.

         «Dat zullen wij dan maar doen» zei de lachende Felix en Marieke knikte. Zo vernam ik tot mijn grote vreugde dat die twee elkander liefhadden en gingen trouwen.»

     

         Moge dit «Huldealbum Felix Timmermans 1947 - 1957» in vriendschap en met veel waardering gelezen worden. Wij waarderen het opzet van Denijs Peeters en Rik De Ghein voor het ontwerp en de opmaak van deze uitgave en iedere schrijver voor de voornaamheid en de stille zorg waarmede zij over de vriend Felix Timmermans geschreven hebben.

    Zij hebben daarom niet vergeten duidelijk te maken dat Felix Timmermans een zeer begaafd mens was wiens werken in onze literatuur een voorname plaats innemen en zullen blijven houden. Dat dit werk er toe bijdrage...


    *****

    04-02-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans en zijn werk - Ernest Van der Hallen

    Felix Timmermans en zijn werk

     

    Uit Ons Volk  -  1921 door Ernest Van der Hallen

     

         Daar is in Vlaanderen op dit oogenblik een stille kracht aan 't groeien. Jeugdige schrijvers, tooneelkunstenaars en dichters zijn er opgestaan bij de vleet, en deelen met hun volk den rijkdom van hun gevende ziel. Zijn het allen geen groote kunstenaars noch zullen veel hunner werken de latere kritiek kunnen doorstaan, toch mogen we zeggen dat ieder van hen een steentje bijgebracht heeft aan het grootsche gebouw dat heet de kunstroem van Vlaanderen, waarvan Ruysbroeck en Van Maerlant de basis hebben gelegd.

         En dat onze eigene Vlaamsehe kunst, die gegroeid is uit de ziel van ons Vlaanderen, die de weerspiegeling is van heel ons kultureele leven in al zijne uitingen, dat die kunst stilaan meer gewaardeerd wordt hier te lande, dat is een verheugend feit. Zagen we vroeger niet dat vreemdelingen ons onze grootste kunstenaars kwamen leeren kennen, die wij onverschillig voorbijgingen, terwijl we ons blindstaarden op het licht dat over de grenzen scheen?


        
         Een onzer kunstenaars wier werk door en door Vlaamseh is, is Felix Timmermans, de gekende schrijver van « Pallieter ». ’t Zal wel overbodig zijn dien naam in te leiden bij ons lezerspubliek : alwie ook maar van in de verte iets van de tegenwoordige letterkunde afweet, heeft voorzeker reeds kennis gemaakt met zijn werk, en genoten van het frissche van zijne kunst, die werkelijk eene revelatie was in onzen tijd van suffige, sentimenteele poëzie en tranerige, min of meer zielkundige romans. En juist omdat zijn werk dien eigenaardigen, persoonlijken stempel draagt, dienen we het heelemaal terug te plaatsen in zijn plaatselijken kader — het Liersche landschap — en vooral in verband te brengen met wat ik noemen zou de verschillende perioden die de jeugdige kunstenaar doormaakte, alvorens te komen tot het mooie werk dat hij ons genieten laat.

         Want Felix Timmermans' kunst is gegroeid uit zijne eigene Vlaamsche ziel, is een uitbloeisel van zijn persoonlijk zien en voelen, en 'k begrijp ten volle dat zij die de Vlaamsche ziel niet begrijpen, hoofdschuddend blijven staan voor het werk van dezen kunstenaar.

         Wie of hij is? Een eenvoudige jongen uit de Liersche burgerij, die zich zelf, zonder hooger onderwijs genoten te hebben, opgewerkt heeft uit den drang zijner kunstenaarsziel, tot een der grootste figuren onzer Nederlandsehe letterkunde. Kent iedereen zijn «Pallieter» en «Kindeke Jezus in Vlaanderen», minder bekend zijn zijn vroegere werkjes, geschreven in de periode toen zijne kunst nog eer was een tasten in 't onzekere, dan wel een scheppen van vaste kunst.

         Bij Felix Timmermans kunnen we vooral drie perioden onderscheiden, die we nauwkeurig weervinden in zijn werk : de eerste periode, waarin hij schreef zijn verzenbundeltje, zijn «Begijnhofsprookjes» en zijn «Schemeringen van den dood». Die boekjes zijn eene levende kontradiktie met zijn later werk. Niet den levensblijen Pallieter, noch het mystiek-schoone middeleeuwsch «Kindeke Jezus in Vlaanderen», doch den jeugdigen pessimistisch en droomer die zijnen tijd vergooit aan theosofie en okkultisme, en links en rechts in den blinde tast, onzeker van den in te slagen weg. Wat nochtans niet zeggen wil dat die eerste werkjes onder letterkundig oogpunt waardeloos zijn : Zijne Versjes — merkbaar geschreven onder den invloed van Karel Omer De Laey — zijn vaak heel raak gezien, en verraden diepe ontroering en innigheid. Zijn de « Schemeringen van den dood » heelemaal doordrongen met een vaag pessimisme dat vasten vorm en konkreetheid mist, toch vinden we daarin reeds den licht-ontroerden kunstenaar en den ziener, die ons straks, als zijn innerlijkheid meer ontwikkeld en gelouterd op den voorgrond zal treden, ons zijn « Pallieter » en « Kindeke Jezus in Vlaanderen » zal schenken.

         Zijn Begijnhofsprookjes die hij uitgaf met F. Thiry, dragen in zich de belofte van het "Kindeke Jezus in Vlaanderen". Daar heeft hij gezien en gevoeld de stemmigheid van het middeleeuwsch Vlaanderen; het primitieve eenvoudige leven van de simpele witgekapte begijntjes, wier leven verloopt in witten vrede binnen de muren van hun hof, waar ze hun profijtig leven uitleven in hunne mooie huizekes, met hun getijdenboek en Thomas à Kempis als eenige lektuur. Dat leven heeft hij ons doen voelen en meeleven lijk Opsomer het ons doen zien heeft. Nochtans werd dit werkje, dat onder literair oogpunt een juweeltje is, geschreven onder den invloed der "Schemeringen van den dood".

         Uit de tweede periode als kunstenaar dagteekenen enkele losse novellen, verspreide verzen en een paar toonelspelen die verschenen in «De Nieuwe Gids», Dietsche warande en Belfort en « Lyrana ». Uiterlijk is deze periode minder vruchtbaar : in stilte echter werkte hij aan zijn boek dat almeteens den naam van Felix Timmermans — tot daartoe slechts in engeren kring gekend — voorop ging stellen tussehen onze Vlaamsche schrijvers. Dat boek was de beruchte « Pallieter », die met het begin van den wereldoorlog verscheen. In Holland lijk in Vlaanderen wekte het diepe bewondering, dat was nu echte, springlevende literatuur, een kunst waar purper bloed door stroomde, waar de harteklop doorjoeg van jeugd en bezieling. Een zonneweelde van volle Renaissance, zóó dat we het boek een overdaad kunnen noemen.         En met dit werk begon Felix Timmermans zijne derde periode: de schrijver, waarin hij nog gaf zijn "Kindeke Jezus in Vlaanderen" — "Juffrouw Symphorosa," — "Boudewiin" en "Anne Marie". En hoezeer de strekking van deze werken ook uiteen moge loopen, toch zijn ze het werk van den ziener met de fijnvoelende ziel, den kunstenaar die geeft van den rijken overvloed van zijn hart.

         't Zal wel onnoodig zijn uit te weiden over den inhoud van « Pallieter » — iedereen die zich bezighoudt met de nieuwe kunst-uitingen zal er wel kennis mee gemaakt hebben.

    En ieder die « Pallieter » las zal het wel opgevallen zijn hoe Felix Timmermans de ziel der Vlaamsche Natuur begrepen beeft. Want in heel zijn werk ligt ons veie overvloedige Vlaanderen te weerspiegelen : de Nethevallei met de vele kanada's en olmen, met de wijde-effene beemden en velden waar Gods heerlijkheid over uitgeschud ligt, met daarboven den diepen hemel met varende wolken of vechtende zonne. Dat alles leeft en wentelt in dit "Zonneboek"; daarin plaatste de schrijver den goeden «Pallieter» de levende type van den Vlaamschen genieter-zonder-zorgen, lijk Breugel hem reeds kende in de Middeleeuwen, met de zwelgende en etende typen van Jordaens, de triviale drinkeboers van Teniers, en de zinnelijke genieters van Rubens. We kenden reeds ons Vlaanderen lijk het roert en leven houdt op de boeren-kermissen, doch zóó lijk Timmermans het ons leerde zien, zóó kenden we het nog niet. Pallieter is de type van den naturalist die, wars van alle pedante levens-filosofie, eet uit den korf zonder zorgen of dat leventje nooit eindigen zou. En daar zit juist het verkeerde : Pallieter leeft en vegeteert of heel het leventje hierbeneen slechts eene groote kermis was of eene smulpartij zonder einde. Aldus wordt Pallieter een Uebermensch in zijne soort,die volmaakt gelukkig schijnt in dit dierlijk leven. En juist dat idealiseeren van den genieter die niet kan gelukkig zijn in zulk leven, maakt dit boek gevaarlijken kost voor jongeren met onvaste princiepen. Dat weze hier gezeid : Pallieter, zelfs de gezuiverde uitgave die kortelings verschijnt, is geene lezing voor jongeren en min-ontwikkelden, die in dit werk iets anders zouden zoeken dan kunst. Sedert de zes jaar van zijn verschijnen beleefde dit werk reeds tien uitgaven, met eene gezamenlijke oplage van circa vijf en dertig duizend exemplaren, iets wat tot nogtoe in Vlaanderen nimmer gebeurde. Ook werd het in drie talen overgezet, hetgeen machtig veel bijdroeg om onze vlaamsche kunst in den vreemde te doen kennen.

     

         Kort na Pallieter gaf ons Felix Timmermans « Kindeken Jezus in Vlaanderen ».

    Een levende tegenstelling met het voorgaande werk. Hier is het niet meer de rijke overvloed der machtige Renaissance, doch de stille, stemmige eenvoud van het mystieke middeleeuwsche Vlaanderen. Breugél en Jordaens ruimen de plaats voor Van Eyck en Memlinck.

     

         In heel het werk ligt er eene innigheid, eene wijding, die ons terugbrengt in den tijd der primitieve schilders, die hunne Madonna's schiepen met kindergezichten, zachte witte handen en zijïg blond haar, biddend in de stemmigheid onzer middeleeuwsche binnenkamers, waar  zoetjes de duistering valt door de groene in loodgevatte ruitjes. Dien geest vinden we heelemaal weer in « Kindeken Jezus in Vlaanderen » :

     

         « Murmelend bad Maria in de late Zondagstilte : Hij kusse mij met den kusse zijns mondts; want Uwe borsten zijn beter dan wijn.

    Welriekende naar de aller beste zalven; Uitgestorte olij is Uw naam, daarom hebben de jonge dochterkens U bemint... Ik ben een bloeme des veldts, en eene lelie der dalen... gelijk een appelboom onder de boomen der boschagen, alzoo is mijn lief onder de zonen ; onder zijne schaduw heb ik gezeten, en zijn vrucht is zoet in mijn kele...»

     

         — « Maria zweeg, en even op ziende uit het zwaar getijdenboek, zag zij reeds de smalle sikkel van de maan in den perelmoeren hemel hangen. De avond kwam, en in het proper tuintje stonden aangename geuren van boomen van genuchten, en ievers was een vogel die voor zijn eigen floot. »

     

         Dat is heel het boek. Stemmigheid, innige ontroering, diepe eerbied en bewondering voor de zoete maagd, die straks worden zal de moeder van het Goddelijk kind. En wat dit boek des te aantrekkelijker maakt voor ons is dit fijn-speurend oog waarmee de schrijver alles afgekeken heeft en het ons raak weet te zeggen. Is zijn « Volksoptelling » en « De Moord der Onnoozele kinderen » niet heelemaal Breugeliaansch, met hetzelfde landschap, dezelfde tijpen, dezelfde stemming, kortom heelemaal het middeleeuwsche Vlaanderen?

         Er wordt wel 'ne keer gelachen en geschokschouderd met de opvatting van dit boek, als zou de schrijver die gewijde stof ontheiligd hebben met ze te behandelen als modernere personen, en ze uit hun Oostersch midden te trekken en hier in den kader van ons Vlaanderen te plaatsen. Wie echter dit boek als eene parodie en de personen als karikaturen opvat begrijpt Felix Timmermans niet, noch heel zijn werk; deden overigens de Primitieven niet gansch hetzelfde, toen ze hunne Madonna's in onze vlaamsche kamers plaatsten, waar tinnen tellooren en simpel kruisbeeld prijkten op den vlaamschen heerd; toen ze hunne heiligen lieten doodmartelen op de pleinen onzer Vlaamsche steden, en 't Jezus kind lieten geboren worden in ’t simpel stalleke van een boerendorp, waar een klein krucifix tegen den wand hong. Dat is en blijft het groot princiep onzer kristene kunst : de kunst genietbaar maken voor het simpele volk, zóó dat al die Bijbelsche gebeurtenissen afspelen, niet in een verre ongenietbaar midden, waarvan ons volk de ziel en het leven niet begrijpt, doch in onze eigene vlaamsche middens, met onze vlaamsche dorpen en landschappen als décors, onze vlaamsche mensehen als typen, en heel onze vlaamsche ziel in haar volste leven daarin, onze volksziel die zich zoo gemakkelijk leent tot de diepere ontroeringen en verheven uitingen der mystiek : De kunst der primitieven dus, doch eer een moderniseeren dan wel eene Renaissance onzer middeneeuwsche mystieke kunstenaars. En Felix Timmermans heeft die opvatting meesterlijk in praktijk gesteld in dit gewijde boek, dat voor ons een der prachtigste brokken blijft die de literatuur de laatste jaren heeft voortgebracht.

     

         Kort na dit boek gaf Felix Timmermans ons zijn « Schoone Uren van Juffrouw Svmphorosa, Begijntje ». Een guitig boekje : Tijlhumor. Zuster Symphorosa, de rake type uit onze vrome, kwezelige begijnhoven, is stilaan verliefd geraakt op den hovenier van 't begijnhof, een bloode, brave ziel, die niets vermoedt van wat er omgaat in 't smachtend hert van zuster Symnhorosa. Ze koestert al een heelen boel mooie plannen en God weet waar die schuldige liefde op uitgedraaid ware, was 't niet dat de hovenier zekeren dag de wereld vaarwel zei, en broeder werd in een Capucienen-klooster, waar zuster Symphorosa hem toch nog opzoeken komt.

     

         Echt vlaamsch weer, fijn-spottende geestigheid, waarmee Vlaanderen honderden liedekens gezongen en gedicht heeft over kwezeltjes en begijntjes. En op literair gebied is dit boek weer een juweeltje van rake zien- en zeggingskunst, en niet minder van fijne typeering.


          
         «Boudewijn» verscheen niet lang na den wapenstilstand. Alhoewel het op letterkundig gebied beneën de andere werken staat van den schrijver, blijft het nochtans een fijn boek.

    Het is een herleven van den schalkschen Reynaart de Vos, den fellen metten roden baerde. Heel onze Vlaamsche geest ligt daarin, met zijne schavuiten en boeren, zijne lustige bedriegers en fijne spotters verpersoonlijkt in dierenlijven. Doch "Boudewijn" is meer dan dat : heel het kampen en strijden van Vlaandoren, den goedzakkigen Boudewijn, die vele jaren verdrukt werd door zijn broer die met hem onder 't zelfde dak woont — den fijnen Courtois — die jaren geleden lijk nen doodarmen sukkelaar hier aangezeild kwam, en vet werd gemest op de kappe van Boudewijn; Reynaart den fellen gevreesden strooper — onzen oosterlijken gebuur — die voor de pinnen komt en den godsvrede breekt, en plundert en rooft, tot Boudewijn het opnemen wil tegen den gehaten schurk, onder belofte van latere vrijheid, en na den strijd nog een hoop vermaledijdingen naar het hoofd krijgt, tot hij, dat beestenleven moe, met opgeheven snuit, het landschap uittrekt, een nieuwe toekomst in vrijheid tegemoet.

     

         Dit boek is een allegorie dus, en ware de vorm — 't is geschreven in rijmend gerythmeerd proza — beter verzorgd, we noemden het een juweeltje van uitbundig leven.

    Onlangs verscheen zijn roman : «Anne-Marie», het "boek van het geweten" zooals hij zelf het noemt, waaraan hij twee jaar onverpoosd arbeidde.

     

         Dit voor het werk van Felix Timmermans dat we reeds kennen. Onverpoosd echter werkt de jeugdige schrijver en schept zijne werken die allen den stempel dragen van ons heerlijke goede Vlaanderen, met zijne prachtige menschentypen en diepe landschappen. En ik geloof dat Vlaanderen nog veel verwachten mag van Timmermans.

     

         Nu, zijn standaardwerk, het boek dat hij reeds vele jaren in zich draagt, en waarvan hij de kiem legde in Pallieter : Sint Franciscus van Assisië.

    Dat werk zal zijn een apotheose aan den nederigen, goeden heilige uit Umbrië, den "poverello" die evenals Pallieter de natuur zijn zuster noemde en de boomen zoende van groote vreugde omdat ze waren zijn broeders en kinderen van zijn vader. Want Timmermans' Franciskus zal ten lange leste niet anders zijn dan een evolutie van Pallieter : den naturalist die gekomen is tot een schoon zuiver leven. Geen wetenschappelijk-geschiedkundig boek dus, noch een zielkundige studie : enkel de persoon, de heilige, bloot gelegd door iemand die hem beter dan wie ook, begrijpen en genieten kon. Zoo zal ook onze Vlaamsche kunst een steentje bijgebracht hebben aan het groote gebouw dat de wereld opricht aan den schoonen heilige van Assisie, den arme dien de wereld nu eerst begrijpt, nu men nood voelt aan groote liefde en diepe verstorvenheid.

     

         Dat werk zien we reikhalzend tegemoet, omdat we weten wat Timmermans in staat is ons te geven. En dankbaar schouwt Vlaanderen naar hem op, omdat hij ons volk schoonheid gegeven heeft, en voor onze kristene kunst een nieuwe baan getrokken heeft, die velen — we hopen het! — na hem nog betreden zullen.

     

    *******

    03-02-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!