Sinds september 1994 kan iedereen voor vragen en klachten over rusthuizen en serviceflats beroep doen op de Rusthuis-Infofoon, een initiatief van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Residentiële en Gespecialiseerde Zorg.
Heb je vragen over jouw rechten en plichten in het rusthuis, of heb je bemerkingen of klachten betreffende de geboden hulp en dienstverlening, neem dan telefonisch contact op met de Rusthuis-Infofoon op het telefoonnummer 078 15 25 25. Deze 078-lijn, waarop je kunt telefoneren tegen zonaal tarief, is elke werkdag bereikbaar van 9 tot 12 uur. Op andere tijdstippen kan een boodschap op het antwoordapparaat worden ingesproken.
Een brief schrijven of faxen kan ook: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Residentiële en Gespecialiseerde Zorg Rusthuis-Infofoon Koning Albert II - laan 35, bus 33 1030 Brussel. Fax 02-553 36 05
Ook al tracht de Rusthuis-Infofoon om op elke vraag of probleem een passend antwoord te formuleren, dat lukt blijkbaar niet altijd even goed.
Zie hieronder mijn e-mail en het antwoord:
Mijn man en ik kunnen ons moeilijk verzoenen met het feit dat mijn moeder, ondanks dat zij nog zeer goed te been is, dagdagelijks steeds maar wordt 'opgesloten' in een verrijdbare zetelstoel. Vóór haar is op de leuningen van de zetel een tafeltje bevestigd zodat ze er zelf, en zonder hulp, niet uit kan. Ik heb al herhaalde malen de hoofdverpleegster hierover aangesproken maar ik krijg maar geen voldoening. Mijn mama blijft maar 'opgesloten in haar zetel'. Ik wil vooralsnog geen klacht indienen maar ik zou u willen verzoeken mij uw standpunt te laten kennen. Misschien weet u een oplossing voor deze m.i. 'ongeoorloofde vrijheidsberoving'.
Geachte mevrouw, Ik begrijp uw bezorgdheid volkomen. In de erkenningsnormen, die van toepassing zijn op alle Vlaamse rusthuizen, staat dat aan de bewoner de grootst mogelijke vrijheid moet verleend worden. Doch kunnen rusthuizen bepaalde fixatiemaatregelingen toepassen (normaliter uitgeschreven in het zorgplan), teneinde de veiligheid van de bewoner (en andere bewoners)te kunnen waarborgen. Dit gebeurt het best in overleg met de familie. Met vriendelijke groeten, Johan De Vleeshouwer Adjunct van de directeur Team Ouderenzorg Afdeling Residentiële en Gespecialiseerde Zorg Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Koning Albert II-laan 35 bus 33 - 1030 Brussel. tel 02-553 35 08 fax 02-553 36 05
Ik heb mama uit de stoel geholpen en ze zegt opgewekt: Voilà, ik ben weer op! Aan een wandeling of een koffie gaan drinken, gaat altijd een toiletbezoek vooraf. Mama vindt het dood normaal, dat ik gans de tijd bij haar in de badkamer blijf, terwijl zij op de wc-pot zit. Dat moet, want vaak beseft ze al na enkele minuutjes niet meer wat ze op dat ding zit te doen.
Ondertussen vertel ik haar dat Arsène maandag naar het ziekenhuis moet voor een darmonderzoek.
- Mama: Dat is zonde. - Ik: Weet je nog, toen jij zo een onderzoek onderging, dat je vooraf s avonds thuis een drankje moest drinken endan verschrikkelijke diarree kreeg? Dat ik die nacht bij jou bleef slapen? (Zij was toen al ziek en kon dat hele gedoe van medicijnen nemen niet meer alleen aan.) - Mama: Ja, ja - Ik: Wel datmoet Arsène ook doen. Morgenavond een drankje drinken. - Mama: Oei - Ik: En dan krijgt hijgegarandeerd diarree.
Ik weet dat mama nooit van vieze woorden hield. Ze gebruikte ze zelf niet en nam dat ook van niemand anders aan. Maar haar schoonzoon kon soms als mama in de buurt was, het vieze woordje sch**ten gebruiken. Enkel om haar wat op stang te jagen.
- Ik (plagerig): Ja, en je kent Arsène hé. Morgenavond zal hij aan het sch**ten gaan - Mama: OnsEllen, alstublieft hé! We zijn hier niet alleen! - Ik: Mama, ben jeklaar? - Mama: Ja, wel drie, vier stukjes
Even later zijn wij op weg naar de cafetaria. Plots blijft mama staan. - Mama: Ik kan niet meer kajen. - Ik: Wat is kajen? - Mama (wat luider, dan begrijp ik het misschien): Kajen! - Ik: Mama, ik weet niet wat kajen is. - Mama (heel luid, iedereen mag het horen): Sch**ten!
En meteen begint ze heel hard te lachen. Ik lach even hard mee. Die mama toch, waar is nu haar gêne?
Mama is goedgeluimd vandaag. Haar verwardheid is iets beter dan de afgelopen tijd. Komt het omdat haar verkoudheid beter is of hebben de dagelijkse bezoekjes van Denise er iets mee te maken, ik weet het niet. Maar als ik haar uit de stoel haal, zegt ze vlot: Zo, ik ben er weer uit.
We gaan samen naar haar kamer en ik haal de krulspelden uit de kast. Haar haar is al, zoals elke vrijdagmorgen gewassen. Dus nog even nat maken, - met lekker warm water -, en dan neem ik het spuitbusje met de haarversteviger. Omdat ze steeds moord en brand schreeuwt dat het veel te koud is als ik dat goedje op haar hoofd spuit, waarschuw ik haar: Niet schrikken, mama. Ik ga even spuiten op je hoofd. Het zal koud zijn. Maar dat is om jou even te plagen. Meteen dient ze mij lachend van repliek: Je bent een stout ding! En deze keer heeft mama geen kik bij het gebruik van de spray. We doen weer samen gek en lachen heel wat af. Maar als ze weer wat wil vertellen, vindt mama niet de juiste woorden. Zoals altijd als ze een betere dag heeft, komt de reactie: Kind, ik kan niet meerspreken Maar ik weet niet hoe dat komt. De moed om haar de oorzaak te vertellen, heb ik niet en ik houd het gewoon eenvoudig: Niet over piekeren. Dan komen de woorden wel van zelf.
En óf ze van zelf komen! Even later bewonderen mama en ik de binnentuin, waar je op uit kijkt vanaf mamas afdeling.
Alles ziet er zo mooi bij: de struiken staan wit gerijmd, de vijver is bijna dicht gevroren, de eendjes zitten er maar verkleumd bij. Mama geniet van het plaatje en ineens heeft ze het door dat het winter is, dat het buiten koud is.
Onze rust wordt verstoord door een bejaarde bezoeker, die mama een schouderklopje heeft. Voor de grap en goedbedoeld zegt hij: Moederke, wij gaan dan eens in de vijverzwemmen,hé! Met 'Moeder of Moederke wilde zij al nooit worden aangesproken, dat is volgens haar uitsluitend voor oude mensen. Het is: mama of ma. En mams vindt ze ook heel leuk, want zo noemt Arsène haar wel vaker. Met vernietigende blik kijkt ze de arme man aan. Ze ziet er helemaal de grap niet van in. Met dat koude weer, zeker! snauwt ze hem af en met een air draait ze zich om en stapt van de man weg. Ik geef hem nog vlug een verontschuldigend lachje en stap met haar mee.
Na ons bezoek aan de cafetaria en wat wandelen door de gangen van het rusthuis, - door de vrieskou durf ik niet naar buiten met mama -, brengen Denise en ik mama naar tafel. Het avondeten staat al klaar.
Karoline zit naast Marcel, die rustig zijn boterhammen eet. Zij geeft een knipoogje in zijn richting, en zegt stilletjes: Bijna geen hulp nodig, kijk maar! Ik wil hem stimuleren om het zelf tedoen. Marcel is sinds hij geen antidepressiva meer krijgt, veel alerter. Hij had dat trouwens niet nodig. Hij is nooit depressief geweest. En inderdaad, hij eet voor het grootste gedeelte zelfstandig, drinkt zijn koffie en probeert zelfs zijn in stukjes gesneden kiwi op te lepelen. Ik vertel ondertussen dat ik een boek aan het lezen ben over de ziekte en dat daarin ook het probleem van het toedienen van grote dosissen kalmeringspillen aan dementerenden wordt aangeklaagd. Ik ga maar door over het boek en zeg dan stom weg: De titel van het boek is: Ik heb Alzheimer. Mama kijkt me verschrikt aan: Heb jij Alzheimer? Ik probeer haar meteen gerust te stellen en zeg duidelijk: Maar neen, mama. Ik hebAlzheimeris de titel van een boek. Ze kijkt nog heel bezorgd, maar zegt: Gelukkig, wat dat is iets hoor!... Ik krijg het tegelijk warm en koud van mamas antwoord en weet hierop niets te zeggen. Mijn relaas over het boek stop ik maar.
Het boek Ik heb Alzheimer. Het verhaal van mijn vader, (ISNB 90 388 03389) is geschreven door Stella Braam.
Op de kaft staat te lezen: René van Neer, een oud-psycholoog, krijgt te horen dat hij Alzheimer heeft en brengt verslag uit aan zijn dochter over zijn veranderende wereld. Hij belandt in een zorgcentrum waar hij de boel op stelten zet en inspraak eist. Het stempel dementie is een vrijbrief om iemand zijn burgerrechten te ontnemen, is een uitspraak van René, opgetekend door zijn dochter. Hij gaat bijna ten onder aan rustgevende medicatie en verdwijnt ten slotte achter slot en grendel in een ander verpleegcentrum.
Dit boek, waarin voor het eerst een dementerende zijn verhaal vertelt, is een onthutsend en hilarisch verslag van een strijdbare burger met Alzheimer die in opstand komt tegen de betutteling in zorg en samenleving.
Zondagnamiddag even naar mama. Ze moet de twee nieuwe pulls passen, die ik voor haar kocht. Ik kies nog steeds heel bewust die dingen, die zij graag ziet. En ik heb inderdaad succes met mijn koop. Ze passen haar als gegoten en ze vindt ze heel mooi. Mama is er voor eventjes heel blij mee, seconden later zijn de nieuwe kleren al uit haar hoofd verdwenen.
We zouden niet te lang bij mama blijven, want we willen nog naar de solden. Maar ondanks de vele koortsblaren op haar lippen, is mama vandaag een stuk beter. Arsène verandert dan ook al vlug van gedacht, de solden kunnen nog even wachten: We gaan een koffie drinken hé ma? Waarop ons ma, zoals altijd als ze maar even weg mag, zeer positief reageert. Het wordt niet alleen koffie, neen, er worden ook nog pannenkoeken gegeten.
Na het zoetigheidfestijn, stappen we op. Arsène stelt voor om de auto te gaan halen, terwijl ik mama naar de afdeling terug breng. Hij laat haar arm los, waarop mama tegenpruttelt. Arsène gaat niet mee naar boven, mama leg ik haar uit. Maar dat bevalt haar helemaal niet. Als een klein verwend kind zegt ze pruilend: Dan ga ik wenen,hoor! Het is gewoon een spelletje, ik zie het aan haar deugnietengezicht. Maar blijkbaar heeft ze de gevoelige snaar van haar schoonzoon geraakt, want hij zegt meteen: Het is goed,ma, ik ga nog even mee. Haar gezichtje klaar weer op. Ze glundert, alsof ze denkt ik heb het toch maar weer mooi voor mekaar gekregen en tussen ons in stapt ze, goedgezind, naar haar kamer.
Donderdagnamiddag gaan Arsène en ik naar mama. Zoals altijd is ze heel blij dat wij er zijn. Maar het ganse gelukkig Nieuwjaar wensen gaat aan haar voorbij. Ze snapt het niet zo goed, maar hoe kan het ook anders, mama weet niet eens dat het 1 januari is.
Nu ze zo erg verkouden is, is ze weer extra verward. Als zij, terwijl ik met haar in de badkamer ben, mij vlak vóór haar ziet staan en bovendien mijn spiegelbeeld ook nog opmerkt, begrijpt mama er niets meer van. Ze wijst in de richting van de spiegel en zegt beduusd: Er staat daar nog een Ellen!
Na het toiletbezoek, gaan we met ons drieën en met Karoline en Marcel naar de cafetaria. We drinken met zijn allen er toch maar één op het nieuwe jaar, hoewel het voor mama en Marcel in hun alzheimer-wereldje allemaal niet zo veel meer uitmaakt.
Deze namiddag nog even vlug naar mama. De leefruimte lijkt wel omgetoverd in een restaurant. De met witte tafellakens en rode servetten gedekte tafels en de leuke versieringen maken dat het er allemaal heel feestelijk uitziet.
Rond vier uur wordt mama, die snipverkouden is en wat koortsig, en alle andere medebewoners uitgenodigd om aan tafel te komen voor het aperitief. Een lieve bejaardenhelpster zegt tegen mij: Schuif ookmaar bij, geen probleem! Maar ik doe het niet. Ik zeg stilletjes aan de ergotherapeut dat ik, al zijn we vanavond maar met ons tweetjes (Arsène en ik) nog een kleinigheidje wil koken. Mama heeft het toch gehoord en zegt prompt: Neen, metdrieën! Ze maakt gelukkig geen aanstalten om met mij mee te gaan en blijft wel rustig zitten. Ik wens iedereen nog een fijne oudejaarsavond en ga naar huis.
Dinsdagnamiddag, na slechts twee uurtjes rijden, komen we toe in Zuid-Holland. Langerak is een prachtig plekje Holland: veel water en veel windmolens. Het vakantiehuisje dat we huurden is een schatje. Het ligt weggestoken achter een hoge dijk aan de rivier de Lek. Het is van alles voorzien: van bubbelbad, afwasmachine, microgolf tot stereo-installatie, televisie, dvd-speler toe. Echt kompleet. Het ziet er in de woonkamer zo gezellig uit met al zijn schemerlampjes, tientallen brandende kaarsjes en kerststukjes op de tafels, dat ik denk: hier worden het toch nog fijne kerstdagen. Maar het huisje Elck syn sin moet rookvrij blijven. Voor Arsène, een stevige roker, maar ook voor mij een hele opdracht. We trotseren de bittere koude om buiten op het aanpalende terrasje af en toe een sigaretje te roken. En het lukt wonderbaarlijk goed om veel minder te roken dan thuis.
Toch minder stress? En inderdaad, ondanks Arsène zijn steeds aanhoudende buikpijn worden het zalige dagen. Met kerstavond en kerstdag eten we thuis, een lekker flesje wijn erbij, gewoon echt genieten. Arsène vraagt mij de laatste dag: Ben je nu wel blij dat we zijn weggegaan? Had je het hiernaar je zin? Ik vertel hem dat ik al de spanning zo van me had voelen afvallen bij aankomst, dat de druk, die ik thuis steeds heb, om voortdurend bij mama langs te gaan, even weg was en dat ik enorm genoten had van die enkele dagen met ons tweetjes.
Vrijdagnamiddag zijn wij rond half drie al weer thuis. Ik ga vlug boodschappen doen en dan naar mama, kijken of voor haar de kerstdagen ook goed zijn verlopen. Ze is weer flink verward als ik haar begroet: Ben jij papa? Ik geef haar een dikke kus en zeg: Neen, mama. Ik ben jouw dochter. Ze kijkt me onbegrijpend aan. Eens uit de stoel en met ons tweetjes op haar kamer gaat het beter. Karoline komt, samen met Marcel (in rolstoel) even binnen en brengt meteen verslag uit van de voorbije dagen in het rusthuis. En zij vertelt: Met kerstavond was er één lange rij tafels mooi gedekt: wit tafellaken, kerstversiering er op. Het feest begon extra vroeg om vijf uur in de namiddag. Ja, jij weet het ook hé? De oudjes moeten rond zeven uur terug op hun kamer zijn, want dan worden de meesten al in bed gestopt. Maar het was heel gezellig. Iedereen kreeg aperitief en een hapje en nadien een feestelijke broodmaaltijd. Met kerstdag was ik hier ook. Ik at s middags mee met Marcel. Lekkere soep, daarna opgevuld kalkoengebraad met warme peertjes en kroketjes en dessert. Alles in orde, echt waar. En jouw mama was zeer goed. Enkel met het middageten heb ik haar wat geholpen. Maar voor de rest was ze goed! Zo ben ik weer gerustgesteld en doe het hele verhaal aan Arsène als ik weer thuis kom.
Het werd voor iedereen toch een zalige kerst. Alleen: mijn sigaretjes worden, nu ik weer thuis ben, vaker boven gehaald!
Toen zaterdagnamiddag Denise, mama en ik in de cafetaria zaten, begon mama plots de zaal rond te kijken. Ze vroeg angstig: Waar is ons Ellen? Ik legde mijn hand op haar arm en zei zachtjes: Ik zitnaast je, ik ben Ellen. Met een ruk draaide ze zich in mijn richting en keek me geërgerd recht in de ogen. Mamas antwoord sneed als een mes door mijn hart: Jij zeker hm als-je-blieft, hé! Meteen speurde ze verder de cafetaria af op zoek naar haar dochter. Denise glimlachte eens naar mij en schudde van neen met haar hoofd, alsof ze wou zeggen: niet aantrekken, Ellen. Maar het deed toch even pijn.
Vandaag begroet mama mij gelukkig weer, zoals het meestal gebeurt: Oh kind, ik ben blij dat jij er bent. Maar dan ziet ze Arsène en meteen is alle aandacht voor hem: Jongen, je bent er ook! Hij bevrijdt haar vlug uit de stoel, en ze stapt aan zijn arm naar haar kamer. Arsène heeft de laatste tijd wat darmproblemen. We weten al langer als er met één van ons twee een kleinigheidje scheelt, het voor haar een drama is. Dus we hebben mama niets verteld. Maar ze neemt haar schoonzoon vast, bekijkt hem en zegt bezorgd: Jij ziet er niet goed uit neen, jij ziet er niet goed uit! Dat ze dat dan opmerkt, denk ik bij mezelf. Niets erg, ma, gewoon wat buikpijn! antwoordt Arsène en dat stelt haar meteen gerust.
We maken ons klaar om buiten te gaan wandelen. Mama helemaal in haar nopjes als de mouton retourné uit de kast wordt gehaald. Nu moet Arsène er aan geloven: Kijk eens, mooi hé! zegt mama. Ja, een warme poeze beaamt hij. Waarop mama direct de kamer begint rond te kijken en vraagt: Waar is dat poesje?
Karoline en Marcel wachten ons op bij de lift, zij gaan ook mee. Marcel is ook in zijn goede doen vandaag en Karoline denkt dat even buiten zijn, hem deugd zal doen. Mama kijkt verwonderd naar Marcel die in een rolstoel zit: Zonde, kan hij zó mee wandelen? Het is blijkbaar voor haar een raadsel hoe je nu zittend in een rolstoel mee kan om een wandeling te maken, want als je zit kan je niet wandelen is haar redenering. Geen probleem leggen we haar uit, Karoline zal derolstoel duwen en zo kan hij mee. We gaan met zijn vijven op stap. Mama druk kletsend, Marcel zwijgzaam zoals altijd, maar toch genietend.
Karoline lucht ondertussen even haar hart. Het zijn moeilijke dagen voor haar: Ik heb geen reden meer om te feesten! vertelt ze, maar ik breng met Nieuwjaar wel een fles champagne mee. Die ga ik samen met mijn ventje uitdrinken! En ik besef maar al te goed hoe erg het voor haar is en hoe gelukkig ik mag zijn dat ik, al is het zonder mama, de feestdagen door breng met mijn man.
Dinsdagnamiddag ga ik met mama de grote en prachtig versierde kerstboom bekijken, die in de leefruimte staat op mamas afdeling. Hoewel we vlak voor de boom staan, zegt mama: Er staat hiergeen boom. Nog veel te vroeg! Ik wijs hem aan, zeg dat de lichtjes branden. Maar niets helpt, voor mama staat er geen kerstboom. Dat is gewoonweg voor mij niet te begrijpen, maar ik laat het erbij.
Woensdagnamiddag heeft mama al een flinke wandeling gemaakt met Denise als ik haar kamer binnenkom. Ze is zeer weemoedig, de tranen rollen voortdurend over haar wangen. Ze wil ook steeds maar geknuffeld worden. Door Denise of door mij, het maakt haar niet uit, als ze maar eens goed wordt vastgepakt.
Als ik voor één keer op zaterdagmorgen bij haar kom om haar haar te doen, is het nog steeds van dat. Ze weent, maar kan niet uitleggen waarom. Een bejaardenhelpster die de kamer binnenkomt, vertelt mij dat mama niet de enige is die zo triest is. De kerstdagen komen er aan, vertelt ze, dan zijn er veel oudjes triest. Misschien hebben ze toch nog herinneringenaan die dagen?
Zou mama zich nog herinneren hoe wij samen feestten? Toen kerstavond voor ons allen de mooiste en meest gezellige avond van het ganse jaar was? Heeft ze toch nog in haar zieke hoofd een plekje bewaard waar ze die momenten koestert?
Arsène en ik vluchten voor die herinnering weg. Wij willen, nu het tweede jaar op rij, geen kerst thuis vieren zonder mama. We hebben voor de kerstdagen een klein vakantiehuisje gehuurd in Zuid-Holland. Dinsdag vertrekken we, vrijdag zijn we al terug. We zullen haar missen.
Deze namiddag ga ik toch maar even naar buiten met mama. Het is wel koud, maar warm aangekleed moet het lukken. Ik heb haar mouton retourné uit de kast gehaald. Arsène en ik waren erbij toen ze hem jaren geleden kocht. Ze zag hem in de winkel op het rek hangen en was er meteen weg van. En ja, ons pa kennende, was het vlug opgelost: Koop hem maar meiske.
Mama ziet er nog steeds beeldig uit met die jas aan en dat vindt zij zelf ook. Want tijdens het wandelen, zegt ze plots: Dat is toch een mooie mantel, hé! Ze wrijft teder over haar mantel en ik zeg: Altijd al geweest, mama. Ze houdt even halt: Ja, ze moeten mij niet verwisselen! Ze bedoelt natuurlijk dat ze hem voor niets zou willen ruilen. Groot gelijk heb je zeg ik zonder haar te verbeteren. Even later nog eens hetzelfde: Dat is toch een mooie mantel, hé En alsof ik dit voor het eerst hoor, zeg ik: Jahoor, zeer mooi. Ik vraag haar verschillende keren of ze het niet koud heeft, maar neen hoor: Geen kou zegt mama. Maar ineens trekt ze verwoed haar sjaal helemaal over haar hoofd: Kind, mijn haar doet zeer! Ik kan zien dat ze het nu plots toch koud heeft en we keren terug.
We gaan meteen naar haar kamer, waar het gezellig warm is. Ik stel voor om samen wat televisie te kijken. Het is het programma Time To Swing (Helmut Lotti) en mama neemt dit heel letterlijk op. Ze leeft enorm mee met de muziek, en zit werkelijk te swingen op haar stoel. Ze legt haar hand op mijn arm en vraagt: Zou ik dat nog kunnen? Ik ga rechtstaan, nodig haar ten dans uit en zeg: Dat gaan we meteen proberen! En ze kan het nog zeer goed! We lachen en we dansen, op de tonen van Fever. Het is eventjes net als vroeger, we dansten vaak samen. Ik geniet enorm van dit moment. Als ik eraan denk om haar avondeten te gaan halen, en haar op haar kamer te laten eten, terwijl ze met mij het programma verder bekijkt, zegt mama plots: Ja, ik stap maar eens op! Ze is niet meer te houden. Ik word daar een beetje triest van, maar ik breng haar naar de leefruimte waar de boterhammen al op haar wachten. Opgewekt neemt ze plaats aan tafel. Het vaste ritme van elke dag, het is misschien het beste voor haar.
Het is veel te koud om met mama naar buiten te gaan. Dus na het eten van pannenkoeken in de cafetaria, zit er niets anders op dan wat door de gangen van het rusthuis te wandelen.
Karoline en de pastorale werkster zijn de grote kerstboom, die in de inkomhal staat, aan het versieren. Marcel zit er gezellig bij. Omringd door talloze dozen vol kerstbollen en slingers, houdt hij de boel in de gaten vanuit zijn geriatrische stoel. Vooral zijn vrouwtje Karoline slaat hij gade, hij volgt al haar bewegingen.
Mama en ik blijven even staan om een praatje te maken. En dan hoor ik het volgende van Karoline: mama is vrijdag tijdens het avondeten verschrikkelijk kwaad geworden op Marcel. Ze had voortdurend tegen hem zitten praten en was uiteindelijk heel erg geërgerd omdat hij niet antwoordde. Mama heeft er hem flink van langs gegeven, ongehoord als zij het vond dat hij met haar niet in gesprek ging. Zij geraakte helemaal over haar toeren. Haar papieren servet, dat bij elke maaltijd wordt voorgebonden om het morsen op de kleren te voorkomen, scheurde ze woedend kapot, gooide het naar Marcel met de woorden: Het moet maar eens gedaan zijn! Marcel onderging alles gelaten.
Binnenkort is het één jaar dat mama met hem aan de eettafel zit. Heeft ze het dan echt niet in de gaten dat Marcel niet meer kán praten? Karoline en ik beseffen gelukkig allebei dat hier geen enkel kwaad opzet is meegemoeid, maar dat enkel de ziekte van Alzheimer de boosdoener is, zowel bij Marcel als bij mama. En gelukkig eten Marcel en mama even later weer in alle vrede samen hun boterhammetjes op.
Vrijdagmorgen, naar vaste gewoonte rendez-vous met mama. Ze herkent me meteen: Maar mijnzoete toch, ben jij daar weer. De laatste tijd noemt ze me vaak zoete, maar dat deed ze vóór haar ziekte ook al. Het is één van de vele koosnaampjes, die ze voor mij gebruikt. Ze is vandaag bijzonder goed gezind. Ze babbelt er maar op los.
Ze wijst op de hendel van haar bed, waarmee de hoogte kan veranderd worden: Daar word ik helemaal zot van van dat ding! Waarom het haar gek maakt, kan ze niet uitleggen, maar er is iets aan die hendel dat haar verschrikkelijk ergert. Ineens kijkt ze me lachend aan: k Ben toch al veel verbeterd, hé! Ik denk dat ze vandaag wel tegen een grapje kan en ik antwoord ook lachend: Ja, mama je wordt nog heel verstandig. Ze proest het uit: Ja, ik ben algoed op weg!. Als haar haar uit de krulspelden is, wil ze in de spiegel kijken of ze er mooi uitziet. Dat is een tijdje geleden dat ze daar nog interesse voor had. We gaan met ons tweetjes vóór de spiegel staan. Ze wijst naar ons spiegelbeeld, en totaal verrast roept ze uitgelaten: Hé, jij bent er ook! Hierop volgt een dikke knuffel.
Even later is het etenstijd en ik breng haar naar de leefruimte, waar de soep al klaar staat. Als ik haar een kus geef, vraagt ze plots stilletjes: Zoete, ben je nu al weg? Ik leg haar uit dat ik naar huis ga, het is middag. k Zou vandaag zo graag eens met je mee gaan zegt ze een beetje aarzelend. Deze vraag overvalt mij, doet me pijn en ik zeg heel stom: Dat kan morgen, is dat goed, mama?. Morgen is zo veraf voor mama dat ik meteen de gevolgen merk van mijn foute antwoord. Droevig kijkt ze mij aan, tranen in haar ogen, en gelaten zegt ze: Oh zoete, ja morgen is ook goed De opgewektheid is totaal verdwenen, bij ons allebei. Ik ga naar huis met het gevoel dat ik haar vandaag in de steek heb gelaten.
Deze namiddag is er van twee tot vier uur een kerstmarkt georganiseerd op de benedenverdieping van het rusthuis. Als ik de overvolle parking zie, en de vele autos die zelfs op straat staan geparkeerd, denk ik : teveel volk voor mama en maak rechtsomkeer. En ik ga dus wat later naar haar toe.
De verplegende op mamas afdeling vertelt mij dat mama toch, samen met enkele medebewoners, onder begeleiding naar de kerstmarkt is geweest: zij heeft het inderdaad weer moeilijk gehad met al die drukte, maar toch heeft ze het volgehouden. Nu de rust in het rusthuis is weergekeerd, ga ik met mama op weg naar de cafetaria. Ze neemt me heel dicht bij de arm en zegt: Wij zijn toch maatjes, hé! Ik antwoord: Zelfs zeer goede maatjes. Ze blijft staan, kijkt mij heel ernstig aan en zegt verder: Ja, maar t is echt hoor. Als er iets scheelt, zijn ze er altijd! Ze spreekt plots in het meervoud, maar ik weet wel wat ze bedoelt.
Even later zitten we gezellig een koffie te drinken. En dan gaat het bijna mis. Mag ik? vraagt ze met het kopje in haar hand. Natuurlijk, mag je zeg ik, in de veronderstelling dat ze wil drinken. Ze giet echter langzaam de koffie op haar schoteltje. Ik grijp meteen in. Nu is mama pas verbaasd en ze verdedigt zich flink: Je zei dat ik mocht! Even later zit ze alweer te lachen.
Mama is deze week goed. Goed op zijn mamas, zoals ik altijd zeg als Arsène vraagt hoe het met haar is. Af en toe een traan, maar ook een lach. Dinsdagnamiddag ging ik met haar wandelen, s avonds zaten we samen aan de eettafel. Karoline en Marcel, mama en ik, Arsène en ook nog Denise. Het was precies een gezellig onderonsje.
Deze morgen zit ze, weliswaar in de stoel, maar rustig voor de televisie op haar kamer. Ze herkent me meteen en is blij van mij te zien.
- Mama (gedecideerd): Ik ga mee met jou. - Ik: Oké, maar dan straks. t Is vrijdag, dus ik ga eerst jouw haar doen. - Mama: Ga jij mij mijn haar doen? - Ik: Ja, ik ga de krulspelen nemen en dan kan ik beginnen. Ik plaats een stoel klaar voor mama. - Mama: Mag ik hier gaan zitten? - Ik: Ja.
Terwijl ik mamas haar in de krulspelden draai, krijg ik een hevige hoestbui. - Mama: Maar kind toch, zo een maar het woordje hoest, daar kan ze niet meteen opkomen. - Ik: Ja, ik hoest nog steeds. Verkoudheid en sigaretjes! - Mama (vermanend wijzend met de vinger): Niet goed hoor! Ik ben al lang gestopt met roken. Sindsjij neen sinds ik Mama kan haar zin niet afmaken.
En dan gaat het gesprek volledig de mist in. Het is zeer verward en voor mij totaal niet te begrijpen. Maar toch babbelen we samen, ik antwoord op al haar gekke vragen en we hebben er samen plezier om.
Rond vijf uur in de namiddag verschijnt de hoofdverpleegster op mamas afdeling. Ze ziet er moe uit, maar het belet mij niet haar toch even aan te spreken. Ze vertelt mij dat ze reeds van zeven uur s ochtends in het rusthuis aanwezig is en de ganse dag heeft vergaderd. Ja, en dan val ik jou ook nogeens lastig zeg ik. Maar dat vindt ze geen probleem. Dus ik steek maar van wal: waarom mama nu ook al haar maaltijden krijgt voorgeschoteld in de stoel en ze niet gewoon aan tafel mag zitten? Maar daar heeft ze een perfecte verklaring voor: Ik hoop dat je het begrijpt. Er zijn drie zieke personeelsleden, vandaarWe moeten een beetje het werk schikken. Maar ik zal het zeker noteren. Ik ga met tegenzin weer maar eens akkoord, maar ze mag er zeker van zijn dat ik de boel in de gaten hou. Ik vraag haar ook of zij, als hoofdverpleegster iets afweet van mamas blauwe arm. Ze verdenkt meteen een medebewoonster, die jammer genoeg mama niet kan luchten. Ze hebben het al met elkaar aan de stok gehad, en ja, dan kunnen zulke dingen wel eens gebeuren: Wij zijn er niet altijd bij, we kunnenecht niet alles zien!
Soms heb ik de indruk dat mama in haar stoel woont! Als ik haar zondagnamiddag om 15.30 u. bevrijd, zit ze gewoon bovenop de geprakte etensresten van s middags. Ze heeft wel degelijk flink gemorst met de groenten, want haar broek zit achteraan vol groene vlekken. Een druk bezig zijnde bejaardenhelpster komt meteen toegesneld. Ik zal het meteen opruimen, hoor. Waarschijnlijk restjes taart? zegt ze een beetje aarzelend. Ik vind dit wel een bijzondere rare kleur voor een taart: groen? Ik mag er niet aan denken. Ik hou het maar bij restjes van het middageten, dat lijkt me logischer.
Door dit stomme toeval, merk ik nu op dat mama niet uit de stoel is gehaald om 's middags aan tafel te gaan. Ze wordt blijkbaar overal naar toe gereden, dat is gemakkelijker en het minst tijdrovend. Het is me al eerder opgevallen dat er s avonds voor haar ook geen stoel meer is voorzien aan de gemeenschappelijke eettafel in de leefruimte. Steeds opnieuw plaats ik er voor haar een doodgewone stoel bij. Met een beetje geduld en hulp, gaat mama altijd netjes zitten en eet rustig haar boterhammetjes op. Weglopen van tafel heb ik haar nog niet zien doen, dus waarom moet zij dan ook opgesloten worden tijdens het eten?
Zal ik nog maar eens de hoofdverpleegster hierover aanspreken?
Met het koude weer, doe ik mama zaterdagnamiddag een warme wollen trui aan. Ik schrik even als ik haar blote rechter arm zie. Haar bovenarm is bont en blauw. Ik vraag meteen aan een verzorgster of ze hier iets van afweet. Gevallen, ergens tegen aan gebotst? stelt de verzorgster zichzelf ook de vraag. Het lijkt mij een rare plaats om ergens mee tegen aan te lopen, maar ja, wie zal het zeggen. Voor mij lijkt het er echter meer op dat iemand mama hardhandig heeft vastgepakt. Heeft mama het aande stok gehad met iemand, met een medebewoner? Als ze zich in het nauw gedreven voelt, heeft zij soms wel eens een loshandje. Is zij misschien tegen de verkeerde aangebotst? vraag ik. Neen, dat zeker niet! krijg ik meteen als antwoord.
Toch blijf ik met de vraag zitten wat er is gebeurd. Niemand die weet hóe mama aan die grote blauwe plek komt! Ik hoef het haar zelf niet te vragen, want ze herinnert zich toch niets meer. Dus mamas blauwe arm blijft een mysterie?
Mama zit in haar stoel. Ik buig me voorover en geef haar een kus: Dag mama. Druk bezig zijnde en plots uit haar concentratie gehaald van hoe geraak ik hier nu weer uit, kijkt mama op. Heel onzeker vraagt ze: Tante Margriet? Ik neem haar handen vast: Neen, mama t is Ellen. Haar gezichtje klaart op: Oh kind toch, mag ik mee? Mama wordt meteen uit de stoel gehaald en ze strompelt, stijf van al dat zitten, aan mijn arm de leefruimte uit. Ze is zo blij dat ze met mij mee mag, al is het enkel naar haar eigen kamer. Ze houdt maar niet op mij in haar armen te nemen en te zoenen. Tot ze zelf vindt dat het genoeg is geweest: Nu krijg je er geen meer, je hebt er genoeg gehad! zegt ze lachend.
Terwijl ik haar haar in de krulspelden draai, krijg ik een flinke hoestbui. Als een bezorgde moeder, zegt ze: Maar kind toch Ik vertel haar dat ik niet verkouden ben, maar teveel heb gerookt. Even later gebeurt het mij weer en mamas reactie is weer dezelfde: Kind toch Ik beloof haar dat ik steevast minder ga roken. Dat mag wel ook, als ik jou zo hoor! zegt ze een beetje streng. De mama van vroeger is heel even terug en een standje krijgen van haar, wel dat vind ik nú gewoonweg zalig.
We hebben mama bevrijd uit haar stoel. Vooraleer Arsène en ik met haar naar buiten gaan, laat ik haar nog eerst naar het toilet gaan. Er zijn al enkele ongelukjes gebeurt tijdens onze korte uistapjes en dat wil ik zeker voorkomen. De ervaring heeft geleerd als mama aangeeft dat ze dringend moet, er een toilet in de directe nabijheid moet zijn of dat het verkeerd gaat. Té vernederend voor haar vind ik.
Ik heb het al meteen in de gaten, het toiletbezoek wordt weer een hele klus vandaag. Het kost al een pak moeite om mama bij de wc te laten plaats nemen. En dan begint het gevecht met de broek. Van zodra ik die naar beneden haal, trekt mama die weer op. Het duurt eindeloos: - Mama, je kanniet naar het toilet met je broek aan! - Dat weet ik wel Broek af, broek aan. - Jou broek moet uit - Ja, dat weet ik! Broek af, broek aan. - Mama alsjeblief, die broek moet uit - Zeg, dat weet ik hé! Broek af, broek aan. Maar de strijd met de broek wordt door mij gewonnen en eindelijk lukt het.
Nadien wil mama haar handen wassen, - nog een gewoonte van vroeger die ze nog niet is kwijtgeraakt. Ik laat de kraan een tijdje lopen tot het water lauw is, want anders komt er luid protest dat het te koud is. Ik neem haar handen en stop ze onder het lopende water en geef haar de zeep. Het schuimt alle kanten op, maar mama geniet van zon handen wassen sessie. Oké, genoeg, zeg ik, nu nog afspoelen en afdrogen. Terwijl ik klaar sta met de handdoek, kijkt ze me aan en zegt triest: Isdat niet erg voor al die kleine dingen hulp nodig hebben?