Denise, mama en ik gaan wandelen. Dat is een vaste gewoonte op zaterdagmiddag. Mama is blij en opgewekt dat ze weer naar buiten kan. En vandaag is ze goed. Als we de straat willen oversteken, kijkt ze naar links en rechts en zegt dan: t Isgoed, er komt niets! Eventjes heel helder, dan weer verward, zoals wij het nu al zoveel maanden gewoon zijn.
Plots zegt ze: Ik moet plassen. We hebben nochtans mama op de wc laten zitten vóór we gingen stappen, maar toen lukte het niet. Denise en ik kijken elkaar aan, we weten wat er nu gebeurt. Als mama zegt dat ze naar het toilet moet, moet ze ook meteen! Haar plas ophouden, lukt niet meer. Mama kijkt ons beteuterd aan: Ja, nu loop ik helemaal nat Gelukkig geniet ze toch nog van haar wandeling.
Van zodra we terug in het rusthuis zijn, krijgt mama een droge pamper aan. Denise neemt afscheid en gaat naar huis. Ik loop nog eventjes met mama de gangen door en wil haar dan naar haar tafel brengen voor het avondeten. Maar ze wil persé niet voorbij de grote ronde tafel, waar ze bijna een week lang verplicht moest zitten. Ze stopt bruusk: Neen, ons Ellen, niet naar daar! Ik dring een beetje aan om toch door te lopen, maar mama is boos: Neen, Ellen, neen, daar niet. Er zit daar een aardigaard! We gaan met een boog om de bewuste tafel heen en ik breng haar naar haar vaste stekje. Haar gezicht klaart op, Hier is t goed zegt ze. De tafelherschikking moet voor haar een enorme emotionele ervaring zijn geweest, die ze blijkbaar nog niet heeft verwerkt.
Dinsdagnamiddag hebben Karoline en ik een gesprek met Marianne, de stafmedewerker Zorg en Kwaliteit en met Bea, de hoofdver-pleegster. In een rustig gesprek wordt de tafelherschikking op mamas afdeling besproken. Er wordt naar ons geluisterd en wij luisteren naar hen. Wij staan er op dat Marcel en mama weer hun vaste en zó bekende plekje terugkrijgen. De hoofdver-pleegster heeft haar argumenten om de herschikking deels te bewaren. Die zorgt er volgens haar voor dat het werk van de verplegende vlotter verloopt. Daar kunnen wij inkomen, maar wij houden toch voet bij stuk.
De volgende dag zitten Marcel en mama, samen met hun vroegere tafelgenote, weer gezellig samen aan hun vertrouwde tafeltje. Het staat wel niet meer op dezelfde plek, maar daar kunnen wij mee leven: dat went wel. Mama is goedgezind en vrolijk. Als Karoline s avonds tegen Marcel zegt: Hier zitten jullie weer goed, hé antwoordt Marcel met de weinige woorden die hij nog kent: t zal wel zijn! En alleen al die enkele woordjes maken Karoline en mij blij. Wij zijn tevreden dat we zijn opgekomen voor onze twee lievelingen.
Van een onaangename verrassing gesproken! Vrijdagmiddag is er plots voor bijna alle bewoners van mama's afdeling een nieuwe tafelschikking uitgedokterd.
Op zondagmorgen mail ik de hoofdverpleegster het volgende:
Dinsdagmorgen mailt de hoofdverpleegster terug:
Mijn man en ik zijn niet akkoord en mailen dadelijk terug:
En nu maar het resultaat van een goed gesprek afwachten! Ik ben benieuwd of het iets zal uithalen!
Karoline en ik hadden het enkele weken geleden afgesproken: van zodra het weer het toelaat, gaan we met Marcel en mama eens samen naar buiten.
Mama loopt aan mijn arm. Zij is uitgelaten en druk. Marcel loopt stilzwijgend aan de hand van Karoline, die de erge pijn in haar rug dapper verbijt om haar man een wandeling in het park te kunnen gunnen. Mama doet weer wat extra gek en wordt door Marcel in de gaten gehouden. t Is soms een zotte triene, hé! zegt Karoline lachend tegen Marcel. Hij lacht terug: Ja, ja . Het gebeurt wel meer als mama grappig doet, dat Marcel daar plezier aan beleeft.
Mama is vlotter ter been dan Marcel en dat merkt ze blijkbaar op. Plots geeft mama mij een duwtje, knikt in de richting van Marcel en zegt: Zonde, hé. Wil zij hem helpen? Meteen gaat ze naast hem lopen en neemt hem bij zijn vrije arm vast. Na zijn ziek zijn in december, stapt Marcel terug, maar hij sloft met zijn voeten over de grond. Zijn door Alzheimer aangetaste hersens zenden blijkbaar geen signalen meer uit hoe het juist moet. Zijn vrouwtje doet haar best: Pa, je moet je voeten opheffen als je stapt. Maar deze opdracht dringt eigenlijk niet meer tot hem door. Het lukt ons toch om tweemaal het park rond te wandelen. Op het laatst is Marcel bijna niet meer bij te houden, hij gaat steeds vlugger stappen. Wordt hij moe en wil hij terug? vraagt Karoline zich bezorgd af. We keren meteen terug en gaan iets drinken in de cafetaria.
Omdat het zondag is, trakteren wij ons zelf op een porto. Mama wil er ook één en Marcel drinkt een spuitwater. We babbelen nog wat gezellig, en terwijl mama daar nog met volle teugen van geniet, is Marcel stilletjes ingedommeld.
Terwijl ik vrijdagmorgen mamas haar in de krulspelden draai, zit ze naar de foto te kijken van papa. Een reuze grote foto, die hij tijdens de oorlog liet maken. Het was een geschenk voor zijn moeder, net vóór zijn vertrek naar Duitsland. Hij was toen 18.
Mama hecht de laatste tijd meer belang aan deze foto, dan aan het geschilderde portret van papa op de leeftijd dat hij stierf. Hij was pas 47 jaar. Bij het schilderij is ze steeds vaker in de war wie er eigenlijk op staat. Soms zegt ze dat het haar vader is, soms noemt ze de naam van een verre neef. Ze weet het eigenlijk niet zo goed meer. Maar als mama naar de foto kijkt, dan weet ze zonder problemen dat het Urbain is, papa. Voor de zoveelste keer zegt ze triest: Het was toch zo een mooie man, hé? Enkele maanden geleden volgde hierop steeds dezelfde verdrietige zin: waarom werd hij zo vroeg van ons weggehaald, zo een brave mens, waarom Maar vandaag klaart mama s gezichtje ineens op, ze kijkt mij aan en zegt tevreden: Hij schrijft mij elke dag! Mij doet het pijn om zo iets te horen, maar ik laat mama gelukkig zijn met haar denkbeeldige brieven en zeg: Dat is lief!, waarop ze tevreden van ja knikt.
Duitse privékliniek vraagt fortuin voor nutteloze stamceltherapie.
Ze beweren al meer dan duizend zwaar zieke patiënten uit de hele wereld te hebben behandeld met stamcellen. Ja, ook al een dertigtal patiënten uit België had er bijna 8.000 euro voor over, zegt de patiëntverantwoordelijke van de Duitse privékliniek X-cell-Center in Keulen. In de aanbieding: stamceltherapie voor parkinson en beroertes maar evengoed voor ouderdomsblindheid en alzheimer. Zelfs erectiestoornissen zijn volgens de Duitse privékliniek te behandelen met volwassen 'stamcellen' uit het beenmerg van de patiënt.
Oplichterij, klinkt het unisono bij Vlaamse experts. Misbruik van de wanhoop van patiënten. Alzheimerexperte Christine Van Broeckhoven en professor neurologie Peter De Deyn van de Universiteit Antwerpen beamen dat er geen formeel goedgekeurde celtherapie is voor alzheimer. Volgens Van Broeckhoven is de Duitse aanpak "ethisch totaal onverantwoord".
Bekijk hier een fragment uit het VTM-nieuws van 26/2/2009:
Zondagnamiddag, het regent niet. Dus mama en ik profiteren ervan om te gaan wandelen. Vandaag spreekt ze mij weer aan met Ellen of zegt ze weer kindeke. Maar verder praat ze tegen een blaadje dat ze op de grond ziet liggen alsof het leeft. Ook de rode brandweerkraan op onze weg wordt aangesproken en gevraagd of hij mee wandelen gaat. Ik laat haar maar doen en speel het spelletje gewoon mee.
Op de terugweg naar het rusthuis begint mama plots vlugger te stappen. Waarom stap je ineens zo vlug? vraag ik haar, Wil je naar huis? Ze lacht en antwoordt: Ja, mijn maen pa komen mij halen! Ik ga er niet meer tegenin, zoals ik vroeger deed. Ik leg niet meer uit dat ze al lang overleden zijn. En zeg: Oké, dan steken we een tandje bij! en we stappen flink door.
Het doet mij denken aan het liedje van Harrie Jekkers, Terug bij af. Hij zingt over zijn oma, dement op haar tachtigste na een leven van zorgen voor haar kinderen en kleinkinderen.
Als ik zaterdagnamiddag bij mama toekom, is Denise al druk in de weer om mama klaar te maken voor een wandeling. Ze staan met hun tweetjes in de badkamer. Kijk wie daar is! zegt Denise, wijzend in mijn richting. Tante Margriet? zegt mama vertwijfeld. Ik doe ondertussen mijn jas uit en leg hem op mamas bed. Ik stap ook de badkamer binnen. Neen, neen, kijk eens goed probeert Denise. Is het de zuster van tante Margiet? vraagt mama nu heel onzeker. t Is Ellen, de kleine snelt Denise mama ter hulp. En dan weet ze het weer: Oh ja, ons kleine. Maar alle aandacht blijft naar Denise gaan, mama vleit zich tegen haar aan en zegt dat ze haar zo graag ziet. Terwijl mama Denise vastpakt en haar een zoen geeft, zegt mama tegen mij: Dat is toch zo een lief vrouwtje!... Echt hoor Ze wil best nog wel wat meer zeggen, maar ze geraakt niet uit haar woorden. Ze kijkt Denise een beetje hulpeloos aan en maakt alles goed met een dikke knuffel. Denise is er blij mee en neemt mama op haar beurt ook eens goed vast. Ik ben vertederd door zoveel warmte en vriendschap.
Wat later gaan we met zijn drieën op stap. We maken een grote wandeling. We kiezen voor het wandelpad langs het Schipdonkkanaal. Het is er zo rustig: enkele wandelaars, een handvol fietsers. Aan de ene kant de weien, waar schapen, geiten en ezeltjes lopen, aan de andere kant het kanaal waar enkel de wilde eenden voor wat deining op het water zorgen. Mama geniet er weer van. Als Denise vertelt dat ze zin heeft om binnenkort eens te gaan winkelen, vraagt mama stilletjes: Mag ik dan eens mee?Ja natuurlijk, wij gaan eens met ons tweetjeswinkelen. Dat deden we vroeger toch ook? zegt Denise. Mama straalt. Na ongeveer een uur stappen, keren we terug en gaan we koffie drinken in de cafetaria van het rusthuis. Denise en mama eten pannenkoeken. Een gezellige zaterdagnamiddag onder vriendinnen!
Zondagnamiddag zit ik samen met mama op haar kamer. Ik haal de chocolaatjes uit de kast, maak de doos open en geef haar eentje. Gisteren gekregen voor jouw verjaardag zeg ik. Mama kijkt me aan: Was het gisteren mijn verjaardag? Ik vertel haar wie er zaterdag allemaal zijn gekomen, dat we koffie en taart hebben gegeten. Maar ze blijft me vol ongeloof aankijken en luchtig zegt ze: Allesvergeten! Ik probeer het nog een keertje, toon haar de verjaardags-kaartjes, maar tevergeefs. Opnieuw krijg ik te horen: Vergeten, vergeten Ik dring niet verder aan, mama herinnert zich niets meer van haar verjaardagsfeestje.
We gaan samen wandelen. Ze doet weer een beetje gek, ze zingt luidop op straat. Als ze in de verte een hond hoort blaffen, doet ze met hem mee. Ze krijgt weer de ene lachbui na de andere. Ineens zegt mama: Dat ons Marie-Louise dat moestweten, ik zou ervan krijgen! Marie-Louise was mama's zus, die stierf aan kinkhoest toen ze negen was. Mama was toen drie jaar. Ze heeft ook de hele tijd weer waanvoorstellingen: ze ziet van alles dat er niet is. Volgens mama ligt er hondje midden op straat. Ze geeft er ook nog de nodige uitleg bij: Helemaal plat. Zonde! Allé, zie jij dat niet? Maar voor ik kan antwoorden, is mama al over iets anders bezig. Ik kan niet helemaal volgen, maar ze vraagt: t Is toch waar? Ik kijk haar aan en zeg lachend: Natuurlijk mama is het waar. Ik durf jou toch niet tegen te spreken? Ze blijft staan, nijpt me liefjes in mijn arm en zegt vrolijk: Neen, nú niet meer, maar vroeger wel! Heel eventjes is mama er weer bij.
Maar terug op haar kamer, zegt ze ineens: Ons Ellen moetik ook eens aanpakken. Ik ben benieuwd waarom en vraag het haar. Met haar garde-boue, 'verduidelijkt' mama.Ik snap er niets van: Wat heeft ze dan verkeerd gedaan? Maar mama is al alles kwijt: Ons Ellen?Niets!
Alzheimer is ook jarig zijn zonder er bij te zijn!
Op de deur van mamas kamer hangt een kleurrijke banner: Happy Birthday. Ze is jarig vandaag. Vanmorgen was ze is enorm verwonderd, toen ik haar een gelukkige verjaardag toewenste: Verjaar ik vandaag? Hoe ik ook mijn best doe, het dringt niet tot haar door. Met vol enthousiasme vertel ik wie er deze namiddag allemaal op de koffie komen. Helaas deelt mama dat enthousiasme niet. Ze antwoordt een beetje onverschillig, omdat ze het niet zo goed meer begrijpt: We zullen met velen zijn!
Deze namiddag zijn de vervangdochters, die de voorbije zomer mama vertroetelden toen Arsène en ik op reis waren, op de koffie uitgenodigd: Denise, Karoline, Greta, Lydia en haar ma Yvonne. Ook Robert, Lydias pa is van de partij en Marcel. Arsène heeft hen in de hall van het rusthuis opgewacht. Iedereen zit al aan tafel, als Karoline en Marcel en mama en ik binnenkomen. Mama is opgetogen als ze Denise ziet die haar feliciteert, maar daar houdt het ook mee op. Ze is totaal hulpeloos. Ik merk dat ze de anderen niet eens meer herkent. Mensen die ze al jarenlang kent, verschrikkelijk! Ik schiet meteen ter hulp en stel iedereen voor. Ze wordt proficiat gewenst en er wordt liefdevol heen en weer gekust.
We drinken koffie en genieten van een lekkere chocoladetaart. Wij vieren gezellig mamas verjaardag, maar alles gaat aan haar voorbij. Haar blik op oneindig, staart ze voortdurend voor zich uit, bijna onbeweeglijk blijft ze zitten, de beide armen gevouwen voor haar borst. Als ze iets gevraagd wordt, geeft ze het verkeerde antwoord. Mama is er niet echt bij.
Denise, mama en ik zitten, na een korte wandeling, in de cafetaria. Mama is weer in de war en trekt het ene gekke gezicht na het andere. Denise kijkt haar triest aan en zegt stilletjes tegen mij: Hoe kan dat nu toch? Daarnet was ze zo goed. En ze popelt om mij te vertellen wat er zojuist is gebeurd.
Vóór we gingen wandelen, hadden zij en mama in de hall van het rusthuis op mij staan wachten. Ik had nog wat te regelen met de mensen van de cafetaria voor mamas verjaardags-feestje. Mama werd ongeduldig van dat wachten. Denise had tegen mama gezegd: Ellen is weer aan t babbelen. Mama had het direct voor haar dochter opgenomen en was meteen in de verdediging gegaan: Laat haar maar babbelen. Toen Denise zei: Ja, maar ze blijft babbelen, hé? had mama prompt geantwoord: Ons Ellen kan nooit ophouden met babbelen als ze bezig is!
Terwijl ik mamas haar in de krulspelden draai, zeg ik dat ze volgende week jarig is. Ze schrikt er een beetje van. Eigenlijk kan ze zich niet meer herinneren wanneer ze verjaart en ze weet ook niet hoe oud ze is.
- Mama (verwonderd): Oh, ja? - Ik: Volgende week zaterdag, op 14 februari, op Valentijnsdag. - Mama: Ja. - Ik: Dan word je negenenzeventig. - Mama: Negenenzeventig al? - Ik: Ja, weer een jaartje erbij. De tijd vliegt hé, mama! - Mama: Ja, kindeke, t is al laat hé?
Zondagnamiddag zijn mama en ik op wandel. Van zodra Karoline, die met Marcel in de cafetaria zit, ons opmerkt, zwaait ze in onze richting. Kom er bij zitten, ik heb groot nieuws. Ik moet jou wat vertellen! zegt ze uitbundig en wijst drukdoende naar Marcel. Ik kan mijn ogen niet geloven: Marcel zit in geen rolstoel, maar op een gewone stoel. Na zijn thuiskomst uit het ziekenhuis, zat hij ook steeds gefixeerd in een geriatrische stoel, net zoals mama. Teveel verzwakt, gevaar voor vallen, versleten hart, er waren redenen genoeg om hem van s morgens tot s avonds veilig op te sluiten in zijn stoel. Maar Marcel is de laatste tijd flink wat opgeknapt.
Stralend begint Karoline te vertellen: Vrijdag hebben ze zich allemaal rot geschrokken. Iedereen dacht dat Marcel rustig op zijn kamer zat, in zijn stoel. Tot hij plots aan het bureau stond van de verpleegkundigen. Hij was op zijn eentje uit zijn stoel geraakt en was op stap gegaan. Hij heeft gewoon één van de vijzen, waarmee het tafeltje op de stoel is vastgemaakt, losgedraaid Zo is hij er waarschijn-lijk uitgeraakt Dat hij dat nog kan, hé? Ik heb de vijs in één van zijn broekzakken teruggevonden En nu weet ik dat hij terug kan stappen! Gisteren heeft hij boven wat gestapt met mij en mijn buurvrouw Jo. En vandaag ben ik met hem te voet naar de cafetaria gekomen. Goed hé?
En óf ik dat goed vind! Ik ben al even blij als zij. En ik geniet zo ongelooflijk veel van Marcels ontsnappingsverhaal. Het was me de laatste tijd al opgevallen dat Marcel voortdurend zat te prutsen aan het tafeltje op de stoel. Hij wou en zou het systeem kraken. Hij wilde blijkbaar weer vrij zijn. Uiteindelijk is het hem gelukt, en ik vind het fantastisch. We maken al enthousiast plannen om bij goed weer, samen met Marcel en mama buiten te gaan wandelen. We houden wel rekening met het risico van vallen. Alleen op stap, zonder een helpende arm om op te steunen, kan niet, zeker niet voor Marcel. En misschien ook niet meer voor mama?
We babbelen gezellig verder, en genieten in opperbeste stemming van een portoke. Marcel is tevreden met een coca, mama doet mee met ons. Goed, zegt ze voortdurend en drinkt met grote teugen van haar glas. Ze krijgt een licht blosje op de wangen, heeft het warm en trekt om de haverklap de col van haar trui naar beneden. Ze blaast ongegeneerd frisse lucht in haar decolleté. En ze blijft maar lachen. Tot ik, volgens haar, wat te veel aandacht aan Marcel besteed. Jaloers vraagt ze: Enik dan? Ik maak het direct goed met een kus. Ze is alweer tevreden, geeft mij een klinkende zoen terug en wrijft me liefdevol over mijn rug.
Plots wijst mama een kalende man aan en zegt veel te luid: Moet je zien, die kletskop daar. Hij heeft geen haar op zijn hoofd! Karoline en ik proesten het uit: "Mama, op een kletskop staat er nooit haar!" Maar voor Marcel is het genoeg geweest: hij gaat zonder hulp rechtstaan en geeft aan dat hij weg wil. We gaan samen, nog steeds goed gemutst, naar boven, het is toch etenstijd.
Toen ik nog kind was en mijn grootouders en ouders over de kleine spraken, dan hadden zij het over mij. Ook als volwassen vrouw, bleef ik voor hen de kleine.
Zaterdagnamiddag zegt mama tegen mij: Ik zie de kleine zo graag. Waarop ik glimlachend antwoord: Dat weet ik! Ze kijkt me aan: Ja, jij wel. Maar zou zij het ook weten? Die woorden doen zo een pijn. Mama beseft niet dat ik de kleine ben. Op zo een moment heb ik zin om het uit te schreeuwen: Ik ben Ellen, ik ben de kleine. Maar dat doe ik niet, mama kan het echt niet helpen. Terwijl de tranen in mijn ogen komen, neem ik haar eens goed vast en zeg: Ik zal het haarvertellen. Mama slaat ook haar armen om mij heen: Zou je datwillen doen? Dat is goed dan weet ze het!
Op 20/12/2008 zond de Tros op Nederland 1 "Ivo in Carré" uit. In dit fragment (6' 09'') verwoordt Ivo Niehe zijn diepe angst voor de ziekte van Alzheimer, die zijn vader heeft getroffen.
Mama zit in pyjama op haar kamer, - gefixeerd zoals het zo mooi noemt -, in de stoel. Van zodra ze Arsène en mij ziet, zegt ze gedecideerd: En nu ga ik mij wassen en aankleden! Dat tikkeltje ijdelheid dat haar nog rest Ze vindt het vast niet leuk dat haar schoonzoon haar zo moet zien. We stellen haar op haar gemak: Als je ziek bent, mag je gerust in pyjama zitten.
Arsène blijft bij haar, terwijl ik ga vragen aan de bejaardenhelpsters hoe het met haar gaat. Ze vertellen mij dat ze deze morgen toch nog wat diarree had, en mama om die reden niet hebben aangekleed. Ze had deze middag ook geen zin om te eten.
Toch is ze bijzonder goedgezind en het wordt lachen geblazen. Ik vertel haar dat ze nu donderdag naar de kapper moet: Je krijgt een permanent en jouw haar wordt geknipt. Arsène vindt dat ze er nog best goed uitziet, maar dan komt het plagerige in hem weer boven: Hoewel ma,schoon van verre Ma vult, samen met Arsène aan: maar verre van schoon! Hij doet er lachend nog een schepje boven op: Ja de binnenkant is mooi, maar de buitenkant Ze draait met een ruk haar hoofd in zijn richting en gaat meteen in de verdediging: Gij, niet zulle! En we proesten het alle drie uit.
Even later zegt ze tegen mij: Je bent zo een verstandig kind! Als ik vraag: Heb ik dat vanmijn moeder of van mijn vader? begint ze weer heel uitbundig te lachen: Van jouw vader, natuurlijk. En net als ik denk wat is ze toch goed vandaag, gaat het weer mis. Mama wil de aandacht trekken van Arsène, die aan het zappen is met de afstandsbediening van de televisie. Tot driemaal toe, en steeds wat luider, zegt ze naar hem kijkend: Ellen Ellen Ellen! Als ik zeg dat ík Ellen ben en hij Arsène, protesteert ze met de nodige air: Hm
Ik ga haar avondeten halen. Ze eet met smaak de drie boterhammen met smeerkaas op, als dessert een potje yoghurt en ze drinkt nog een tas koffie. Teleurgesteld dat de yoghurt op is, toont ze mij het lege potje. t Is op, jammer! Ik neem het lege potje uit haar handen en zeg: Ja, je hebt het helemaal leeg gegeten. Waarop ze zeer verontwaardigd antwoord: Ik heb daar niets van gegeten! Ik ga niet in discussie. Even later gaan wij naar huis.
Vrijdagmorgen kreeg ik een telefoontje van het rusthuis. Mama was ziek, waarschijnlijk buikgriep. Donderavond was het begonnen: diarree en overgeven. Ik ging toch vlug even langs, want al stelde mij de verzorgende gerust dat het niet erg was, ik moest en zou mama zien. Ze lag in bed met 38° koorts. Ze viel voortdurend in slaap, dus lang ben ik niet gebleven.
Vandaag is ze al een heel stuk beter, maar nog niet op. Ze ligt rustig televisie te kijken als ik binnenkom. Ah, zoeteke, ben jij daar! zegt ze meteen. Als ik net vóór haar ga staan, bekijkt ze mij onderzoekend: Jij bent toch wel vermagerd, onsEllen? Is het nu puur toeval dat mama dat zegt, of valt het haar echt op, ik weet het niet. Maar ik ben inderdaad wel 3 à 4 kilo afgevallen. Ja, goed hé, mama. Ik werd veel te dik. Ze heeft mij weken aan een stuk door 'verweten' dat ik zoveel verdikt was. Vandaag vindt ze dat ik helemaal niet meer moet vermageren! Bart Peeters verschijnt op het scherm, en ze vraagt: Is dat een acteur? Als hij een liedje zingt, ligt ze als het ware weer al te dansen in bed. Oef, denk is, mama is inderdaad al weer veel beter.
Als ik naar huis ga, leg ik uit dat we vandaag nog even niet gaan zoenen, ik ben een beetje bang om ook besmet te worden met die vervelende buikgriep. Ik sta aan het voeteneinde van haar bed en werp haar een kushandje toe: Tot morgen, mama. Ze drukt eveneens een dikke kus op de toppen van haar vingers en blaast ze hard mijn richting uit: Tot morgen, kindeke.
Denise, mama en ik gaan samen wandelen. De garage, waar Denise enkele dagen geleden haar nieuwe wagen kocht, ligt vlakbij het rusthuis. Ik stel voor om even de toonzaal binnen te stappen.
Denise wijst ons trots haar nieuwe aanwinst aan. Het showroommodel wordt bekeken en goed gekeurd, maar op mamas interesse kunnen we niet rekenen. Ze draait maar wat doelloos in het rond. Ik heb de indruk dat ze er niets van snapt. Ze voelt zich waarschijnlijk in deze vreemde omgeving zeer onzeker en onwennig. Zelfs als Denise zegt: Marcella, als ik mijn nieuwe auto heb, gaan we eens samen opstap, hé?, moet ik mama aanporren tot een beetje enthousiasme.
Ze lijkt me al weer veel meer op haar gemak, als we terug buiten op straat staan. Er staat een stevige snijdende wind. We zijn alle drie wel warm ingeduffeld, maar we hebben het toch over het koude weer. Als mama plots zegt: Ikheb een rode neus van de kou!, kijken Denise en ik, haar en nadien elkaar, verwonderd aan. Het klopt nog ook: mama's neus ziet rood. Arm in arm, mama tussen ons in, keren we terug.
Even later zitten we in de cafetaria van het rusthuis te genieten van een warm drankje. Denise, waarschijnlijk nog denkend aan de aankoop van haar auto, zegt: Marcella, en nu gaan we weer sparen hé? Waarop mama prompt antwoordt: Ja, en de boel verdrinken! Het is een uitdrukking die wel vaker wordt gebruikt, maar dat mama daar plots mee op de proppen komt, gaat Denises en mijn petje te boven.