Mijn persoonlijke belevingswereld. Lieve bezoekers van mijn blog.
Ik wil jullie vragen om geen grote prenten als button te gebruiken omdat het mijn blog onnoemelijk langzaam maakt en slecht te openen, wat anderen dan weer afschrikt. Ik hoop op jullie begrip! Bedankt.
31-05-2007
Roemenië...
Het moet toch wel een 35 jaar geleden zijn, en toch zijn de zonnige kusten van Roemenië niet uit mijn herinnering verdwenen. Het was Augustus en samen met mijn man M.en zoon S. waren we er op vakantie. We logeerden in een hotel dat door brugjes, hoog boven de grond was verbonden met twee andere hotels. Ik herinner me de namen niet meer van de hotels of de plaats waar ze gelegen waren, wel nog de sfeer. Het land werd bestuurd door Ceauscescu, en iemand vertelde ons dat hij in de buurt zijn buitenverblijf had. Daar kon je echter met geen mogelijkheid in de buurt komen, door de extreme beveiliging. Zelfs bij de landing op het vliegveld, moesten vrouwen en mannen apart in een soort "pashokjes" om gefouilleerd te worden. Ik had een vrouwelijke agente, die die taak vervulde. Ze ledigde mijn tas en nam het pakje sigaretten eruit. Dat was een boxke en ik had de gewoonte, om mijn aansteker erin te steken zodra er enkele sigaretten uit waren. Toen ze de aansteker zitten zag, begon ze wantrouwig in een radde taal, waarvan ik een jota begreep, op mij in te praten. Ze verstonden geen engels, geen duits, geen frans en wat moet je dan? Ik heb de aansteker uit de verpakking genomen en gewoon aangestoken. Ze deinsde als het ware achteruit. Misschien heeft ze wel gedacht dat ik een aanslag wilde plegen. Toen er verder niets gebeurde, vond ze het O.K. dat ik alles terug in mijn tas liet verdwijnen. Het hotel was goed en dat was ook het eten. We werden bediend door jonge mensen, waarvan de meesten, zo vernamen we later, studenten waren. Het gebeurde regelmatig dat onze tafel helemaal versierd was met bloemblaadjes. De eetzaal had verschillende niveau's en ons tafeltje stond net bij zo'n niveauverschil en ernaast stond een kastje, met enkele laden in. Hierin werden tot mijn grote verbazing de vuile bestekken gedaan, die van de tafels afgeruimd werden. Waarschijnlijk werden laden en bestekken samen afgewassen! Door het feit dat we direct naast dat kastje zaten, merkten we ook, dat de jonge mensen de fooien, die ze van de gasten kregen, bij de bestekken in de laden deden. Ik snapte er niets van! Dat geld werd vettig en vies! Waarom deden ze dat in godsnaam? De oplossing van het raadsel liet niet lang op zich wachten. Om de paar dagen kwam er een man door het restaurant gelopen, geflankeerd door enkele van de bedienden uit het hotel. Hij zag eruit als een zwijn en dat was hij blijkbaar ook. Groot, rond, dik, met een vuurrood hoofd en rosse haren marcheerde hij door de eetzaal in zijn roze-beige kostuum en de kelners en kelnerinnen schoten als schichtige konijntjes van links naar rechts. CONTROLE!!! Er werd gesnauwd en afgeblaft en dat de gasten hiervan getuigen waren, deerde hem blijkbaar niet. Later vertelde een van de slachtoffers ons, dat ze werden gefouilleerd op fooien en toen werd meteen duidelijk waarom die verdwenen in de besteklade. Nu en dan vroegen ze aan een gast, waarin ze vertrouwen stelden, om van dat geld, dollars, iets te kopen in de dollarshop, waartoe zij geen toegang hadden, en die bestemd waren voor de gasten. Ze waren gek op kauwgom en blijkbaar begrepen ze niet dat, alleen al het feit dat ze daarop kauwden, hen verraadde! (Wordt vervolgd.)
Het is me nogal een tijd: tweeenveertig jaar! Niet mijn ouderdom hoor! Was het maar waar, maar gisteren en vandaag zijn we 42 jaar getrouwd. Het is zo'n onwezenlijk getal, want het lijkt allemaal zo kort geleden en toch is er in al die jaren aardig wat gebeurd aan vrolijke, plezante en triestige belevenissen. De herinnering is zo klaar als een film. Onze huwelijksmis moest een uur uitgesteld worden omdat er eerst een begrafenis was! Nu ja, huwelijksmissen kun je plannen, maar wanneer en hoe je sterft, is normaal gesproken niet te voorzien. De mis was dus om 11u30 en gegeten had ik vooraf ook al niet: geen tijd en geen honger van de zenuwen natuurlijk. Het gevolg laat zich raden. Ik had sowieso de erbarmelijke gewoonte om gemakkelijk onwel te worden in de kerk, en dat gebeurde dus nu weer. Maar op je eigen huwelijk kun je moeilijk naar buiten wandelen om frisse lucht te happen hé. Ik denk dat dat door niemand zou op prijs gesteld zijn! Ik hield me dus stoer en bleef stijf rechtop staan, met een gezicht dat naderhand op de zwart-wit foto's nog witter dan mijn witte bruidskleed was. Ik heb op een bepaald moment met een hand achter mij gereikt en iemand, die waarschijnlijk al in de gaten had, dat het niet helemaal pluis was met mij, kwam snel en zette een stoel achter me neer, waarop ik me dankbaar heb laten zakken, waarna ik gans langzaam weer bij mijn positieven kwam. Nadat de huwelijksplechtigheid voorbij was, de nodige handtekeningen gezet waren en wij aan de uitgang van de kerk stonden, terwille van de fotografe, was de sfeer een heel stuk meer ontspannen. Dat is dan ook heel duidelijk te merken op de foto's van voor en na de huwelijksmis. De receptie had plaats in een gelgenheid vlakbij de kerk, waarheen de familie en kennissen ons dan ook vergezelden. Aan beide zijden van de kerkpoort stonden zwaar ijzeren leuningen, die duidelijk op de foto's te zien zijn. Tijdens de receptie is uit het fronton boven de kerkpoort een stuk arduin van 1 ton naar beneden gedonderd en heeft een van de stanketsels volledig verpletterd. Gelukkig was er niemand meer in de buurt! Ik wil niet beweren, dat mijn huwelijk een wereldschokkende gebeurtenis was, maar een beetje vreemd is dit toch wel hé!
Baloe is niet meer. Aan alles komt een einde, aan een mensenleven maar ook aan het leven van onze huisdieren. Baloe: die lieve , letterlijk en figuurlijk, zachte beer van een hond met die grappige bruine hommeltjes boven zijn ogen, die op en af dansten als zij je vragend aankeek. Toen onze zoon besloot zich een hond aan te schaffen, viel hij op dat prachtige ras: Bernersenne. Er werd vlijtig gezocht naar een betrouwbare fokker en die werd dan ook gevonden, maar echt niet bij de deur: in Papendrecht, Noord-Nederland. Daar werden er jonge hondjes verwacht en zelf moesten ze gaan kennismaken met de fokkers. Dat koppel wilde alle kopers persoonlijk leren kennen, zodat zij hun honden niet verkochten aan mensen, waarbij ze geen goed gevoel hadden. Ik dacht dat S. mijn zoon en onze schoondochter een keer of vijf op en neer gereden zijn, vooraleer zij eindelijk dat wollebolleke mee naar huis kregen. Toen de pups geboren waren, zijn ze natuurlijk gaan kiezen en nadien en paar maal op bezoek om te zien hoe het dier zich ontwikkelde en of alles O.K. was. Eindelijk mocht zij mee naar huis en zo iets schattigs kan een mens zich niet voorstellen. Klein en wollig met zwarte golvende haren een witte slabbetje dat doorliep tot halverwege haar buik en boven de ogen twee roestbruine halve maantjes, hommeltjes genoemd, die op en neer dansten als ze je aankeek, of als je tegen haar praatte. De pootjes waren al vrij stevig voor zo'n kleine hond, maar dat duidde erop dat het een groot exemplaar zou worden. Als we met de puppie wandelen gingen, stopte zowat iedere voorbijganger en wilde haar aaien. Ze zwaaide met haar staart zichzelf haast van de stevige poten! Het grappige was, dat ze zo grote passen zette zodat haar achterwerk helemaal heen en weer draaide. Ik moet nu nog glimlachen als ik dat beeld voor ogen heb. Wij leerden haar om niet tegen de mensen op te springen bij een begroeting, want als ze volwassen zou zijn, zou ze je finaal omver springen. Wat deed ze dan? Ze kwam naar je toe, tussen je benen staan en dan moest je haar tegen de flanken kloppen en dan was het goed. Ze blafte nooit! En met nooit bedoel ik ook nooit. Mijn zoon heeft haar aangeleerd, om éénmaal luid: WOEF te zeggen als ze bij ons voor de deur stonden. Dat zei hij: Baloe doe eens luid en dan zegde Baloe aan de voordeur WOEF! Af en toe ging ze naast mijn zoon op haar achterwerk zitten, legde haar voorpoten op zijn voorarm en haar prachtige kop op zijn schouder. Als ik dat zag moest ik steeds lachen en ik heb meermaals gezegd: Dat is toch geen hond! Die gedragen zich zo toch niet! Ik vroeg dan: Baloe gaat het een beetje? Ze draaide haar kop dan zijdelings naar me toe en bekeek me met een blik van: Wat begrijp jij daar nu al helemaal van! Ze is 14 jaar geworden en was de vierde oudste in haar soort in Nederland. De laatste twee jaar werd ze gekweld door allerlei kwaaltjes, en de bezoeken aan de dierenarts namen alsmaar toe en de pillen, zalfjes en druppeltjes konden op de duur niet meer baten. Toen de dienarts dan ook zegde dat de ontsteking, die ze alweer een klein jaar op haar ogen had, niet meer te genezen was en haar blijkbaar veel pijn deed, was de maat vol en hebben ze besloten haar te laten inslapen, want een operatie had totaal geen zin. Wat was dat een vreselijke verdrietige ervaring voor mijn kleindochter en kleinzoon. De eerste heeft vreselijk gehuild en de kleinzoon werd héél zenuwachtig en druk . Baloe is hier begraven en er ligt een arduinen steen op zijn graf met een plaatje door opi gemaakt: Baloe 1994-2007.
Daar ik vrijdagnamiddag niet in de mogelijkheid was om als oppas te fungeren voor mijn kleinzoon van zes, ging die vanaf 12u15 mee naar huis met een vriendinnetje, dat al eens een oogje op hem gehad had, en omgekeerd. Zij verjaarde en er kwamen wat familieleden op bezoek en de mama van Veerle, het vriendinnetje, noemde Michiel de "special guest". Veerle was geweldig in haar nopjes en het feest ging zijn gang. Op een bepaald ogenblik kwam ze naar Michiel toe, nam hem bij zijn schouders en zegde: Michiel, jij blijft hier nu even staan en je roert je niet van je plaats. Ik moet even met mama en papa spreken. Michiel kan héél volgzaam zijn, als hij dat wil, en hij bleef waar hij was. Veerle nam haar mama en papa allebei bij de hand en trok met hen naar de keuken. Daar stond ze, legde haar handjes gevouwen op haar borst en zegde: mama, papa, ik ben toch ZOOOOOOO verliefd! Mama en papa bekeken elkaar en dan hun dochter(tje) en mama vroeg: Hoe komt dat dan zo? Ze antwoordde: ik heb hem nog eens goed bekeken en ik vind hem zo geweldig, en nu ben ik hélemaal verliefd.
Zes jaar en zoveel diepe emoties, dat ze het nodig vond om er mama en papa deelgenoot van te maken.
Toen ik het verhaal hoorde, flitsten mijn gedachten terug naar mijn vriendje uit de kleuterklas, voor wie ik de non tegen de schenen gestampt heb.
Ik kijk naar buiten en zie de zwiepende takken van de bomen en struiken, begeleid door hevige regenvlagen. Ik kan maar aan één ding meer denken: naar de zon vliegen en die nattigheid hier vergeten. Jaren terug, het eiland Hvar aan de kust van Yougoslavië. We logeerden in een hotel, dat alleen van het strand gescheiden was door een weg. Af en toe reed er een inwoner met kar en paard voorbij en nu en dan een auto van vakantiegangers, die een beetje verderop langs de kust in een buitenhuisje verbleven. Het was er zo idyllisch rustig, dat het nu als een droom lijkt. Toch staan de beelden mij nog haarscherp voor de geest. Het hotel had een centraal gedeelte, waar de maaltijden genuttigd werden en de overnachtingen vonden plaats in kleine huisjes, twee aan twee gebouwd. Houten trappen, verlicht door paddestoellichten voerden er naar toe en de verschillende groepen huisjes hadden per groep een naam van de dierenriem: capricorno, pisces, taurus, .... Het centrale gedeelte was gebouwd tegen een grillige rotswand, die als achterzijde van de inkomhal fungeerde en waartegen hoog boven de hoofden van het personeel een wilde roos bloeide. Hoe die daar terecht was gekomen, weet ik niet en verwondert me nu, maar toen vond ik het vanzelfsprekend, dat die daar was. Elke dag liepen we de weg over naar het strand en het onwaarschijnlijk blauwe en zuivere water van de zee. Op een dag was ik samen met ons zoontje, die zowat 5 jaar moet geweest zijn, op het strand. We observeerden enkele vrouwen in het water, die ginnegapten en duidelijk genoten. Plots slaakte één van hen een hoog gilletje. Ze stond voorovergebogen met haar handen op een rots in het water en riep: Kuck mal wie frech die sind! Haar vriendin kwam naderbij en ook wij wilden wel eens zien, wie er "so frech" was. Het waren enkele kleine goudkleurige visjes, zoals onze goudvissen, die aan haar vingers kwamen "snuffelen", als je dat woord dan al kan gebruiken in deze contect! Hun bekje ging open en dicht, en ze hadden absoluut geen schrik. Iemand haalde een oranje zeester uit het water en gaf ze aan onze zoon. Ik kende wel de grijs-blauwe soorten, maar een oranje had ik nog nooit gezien. Mijn man,M., had diezelfde morgen een lange wandeling gemaakt, omhoog tussen de bomen en rotsen en kwam voorbij een man, die een huis aan het bouwen was. In zijn eentje, werkte hij daar, in zijn eigen rustige tempo. M. stopte en begon een praatje met de man. De meesten onder hen spraken wel duits, maar moesten van Duitsers in het algemeen niet veel hebben, en dat had met de voorbije oorlog te maken. Maar zodra hij hoorde dat hij tegenover een Belg stond, werd hij gemoedelijk een spraakzaam en nodigde M. uit om naast hem te komen zitten onder een boom en bood hem brood, kaas en wijn aan. Dat liet zich M. geen tweemaal vragen en zo verbracht hij enkele gezellige uren met zijn nieuwe bekende, en van wandelen kwam helemaal niets meer in huis. De man vertelde, dat hij een vakantiehuis aan het bouwen was en dat wilde hij verhuren aan de toeristen. Hij heeft zelfs zijn adres aan M. meegegeven, maar dat is in de jaren die volgden, verloren gegaan. Op één van de zonnige namiddagen, vertrokken we met een boot naar een verder gelegen strand en aansluitend was er een vis-picknick. Na wat zwemmen en zonnen, belandden we bij een afgelegen huisje met een grote verwilderde tuin. In de tuin, tussen de bloemen en wilde planten waren planken op schragen gelegd en deden dienst als lange tafels. Enkele inwoners waren nog bezig met het vangen van grote vissen, die daar blijkbaar in overvloed aanwezig waren. Buiten was een grote BBQ gemaakt en de vissen werden op het houtvuur geroosterd en gegaard. Vis, koteletten en rode wijn. Ik herinner me niet dat er brood bij was. Daar zaten we allemaal aan de lange tafels, warm en rozig in de zon en er werden allerlei talen gesproken, behalve Nederlands. Plots hoorde ik de eigenaardige roep van een dier. Ik keek naar waar het geluid vandaan kwam, en zag een vrouwtje tegen de berg omhoog gaan en achter zich aan sleepte ze een ezel mee, die er duidelijk niet veel zin in had, en dat met veel misbaar te kennen gaf. Dat was de eerste maal in mijn leven, dat ik een ezel hoorde balken en het had helemaal niets weg van ia, ia!!!!! Het eten in de zonovergoten tuin was heerlijk en de wijn vloeide rijkelijk. Ineens slaakte de dame tegenover mij een verrukte kreet. Iedereen keek op en opgewonden liet ze zien, wat ze in haar vis gevonden had: een piepklein pareltje. Hoe die daar gekomen was, hebben wij ons op dat moment niet afgevraagd, maar iedereen wilde het kleinnood zien. Maar door de zon, de hitte en de wijn, waren sommigen niet meer zo vast te been en plots viel de kleine parel en rolde van de tafel. Iedereen dook naar beneden. En daar zaten we allemaal op onze knieën te zoeken naar de uitermate kleine ding in een verwilderde tuin vol bloemen en planten! Dit was erger dan een naald in een hooiberg, en het kleinnood is dan ook niet meer gevonden, tot groot verdriet van de dame in kwestie. Na de uitgebreide maaltijd, keerden we per boot terug naar ons hotel, om te bekomen van de zon, de zeelucht en de wijn.
Ik ben boos, boos en verdrietig, en ik weet niet welk van de twee gevoelens de bovenhand heeft. Het is 1 Mei en met verschillende koppels van de familie zijn ze fietsen. Vertrek om 11u00 in de voormiddag en met regelmatige tussenstops, wordt er de hele dag gefietst. Normaal ben ik steeds van de partij, maar ofschoon ik in eerste instantie gezegd heb dat ik zou meerijden, ben ik op mijn besluit teruggekomen. Ik weet met zekerheid dat ik het niet haal en ik heb geen zin om na 5 kilometer in mijn eentje rechtsomkeer te moeten maken, en alsnog naar huis te gaan. Het begon eigenlijk zowat twee jaren geleden, ook tijdens een fietstocht. Ik ben vrij sportief en tennis het hele jaar door. Daarom kan ik dus zeggen, dat ik een vrij goede conditie heb. Als er dus een fietstocht op het programma stond, was dat voor mij geen enkel probleem. Op die bewuste dag, ging het niet echt goed. Ik wist niet waaraan het lag maar ik kwam adem tekort en ik had een gevoel in de borststreek, alsof ik net boven mijn kunnen bezig was. In eerste instantie durfde ik niets te zeggen, maar ik hield dat dus niet vol. De druk ging over in pijn en ik moest vertragen. Mijn man, die naast me reed, keek me vragend aan. Ik haalde mijn schouders op en zegde: ik heb toaal geen conditie, ik kan geowon niet volgen! Wat is dat voor flauwe praat, antwoordde hij, als hier iemand van de groep conditie moet hebben, ben jij dat wel! Niet dus. Ik heb verschillende keren moeten vragen om langzamer te rijden en doordat er regelmatig gestopt werd, haalde ik de eindmeet. Ik heb daar verder niet veel aandacht aan besteed, totdat er zich langzaam maar zeker dezelfde ongemakken voordeden tijdens de tennismatchen. Ik had echter een flinke bronchitis gehad, en moest nog nahoesten en zocht daarin de verklaring voor mijn korte en pijnlijke ademhaling. Op aandringen van enkele tennisvriendinnen, die het onderwerp astma aansneden, ben ik maar naar de huisarts gegaan, die mij op haar beurt doorverwees naar een longspecialiste. Na allerlei testen en proeven viel het verdict: inspanningsastma. Of ik nog kon tennissen, vroeg ik haar onmiddellijk. Ja natuurlijk, op voorwaarde, dat ik een puffer gebruikte voor het begin van de match of inspanning. Er werd mij Ventolin voorgeschreven en hiermee zouden alle problemen zijn opgelost. Voor elke match gebruikte ik braaf mijn puffer en zodra ik op het plein stond en tien minueten aan het spelen was, kreeg ik een aanval van druk in de borststreek, die overgaat in snerpende pijn, waardoor ik genoodzaakt ben van te stoppen en te rusten. Bij het rusten gaat de pijn over. Ik dacht dat ik verkeerd inhaleerde. Eén van mijn broers, die ook in de medische wereld werkzaam is, was er niets gerust in en drong aan om een inspanningstest voor mijn hart aan te vragen. Zo gezegd, zo gevraagd. Naar het ziekenhuis waar de professor mij onderzocht en op de story van de inspanningsastma laconiek antwoordde: Daar is geen sprake van, daar heeft men er behoorlijk langs geslagen. Had ik maar goed mijn puffer gebruiken, die natuurlijk niet hielp!! Na de inspanningstest op de fiets, wilde hij mij terugzien voor een verder onderzoek van de kransslagader en het hart. Twee dagen later ging ik binnen in het ziekenhuis voor een catheterisatie. De uitslag was goed: niets fout met mijn hart en mijn kransslagader. Bij mijn vraag aan de professor, wat dan toch wel de oorzaak van die snerpende pijn in de borststreek kon zijn, gaf hij mij voorzichtig als antwoord: In de borstkas zitten héél veel spieren en ik denk dat die allemaal verkrampen als jij een inspanning doet. Ik werd ontslagen uit het ziekenhuis en het rapport van de professor zou naar mijn huisarts gestuurd worden. Ik hoop en verwacht dat hij daarin aanbevelingen zal doen, voor eventuele verdere onderzoeken. Ik wacht echter nog steeds op dat rapport en dat sinds meer dan zes weken. Mijn huisarts heeft nog steeds niets ontvangen en zelfs na telefoontjes met het ziekenhuis krijg ik geen uitsluitsel. Ik kan reeds maanden niet tennissen, niet fietsen, niet eens een flinke wandeling doen, want dan moet ik stoppen om de pijn te laten zakken. Is het zoveel gevraagd , dat een arts rekening houdt met de toestand en de gevoelens van zijn patiënt. Ik wil weten waar ik aan toe ben! Wat is de oorzaak, want die moet er zijn! Wat mag en kan ik nog en welke medicatie kan ik eventueel nemen? Niets van dat alles weet ik. En daarom wordt ik elke dag wat bozer en verdrietiger. En dat helpt zeker niet!
Een hoop hout, mooi gestapeld onder een dak en ik zit in een tuinstoel met hoge rug, stil te genieten. De houtstapel beschermt me tegen de windvlagen, die af en toe komen opzetten en proberen afbreuk te doen doen aan de heerlijke zonnewarmte.Wat is dit héérlijk! Een héél dikke bij zwermt om mijn hoofd met luid gebrom maar kan mij niet verleiden om mij te verplaatsen. Het gezoem hoort er gewoon bij. Het hoort bij de zon, die mijn huid streelt en doordringt in mijn botten met en gevoel van warmte en welbehagen. Mijn zwarte jeans wordt heet van de opgeslorpte warmte. Tegenover mij, op enige afstand, staat een kerselaar uitbundig te bloeien! Bij elke windstoor dwarrelen de bloesemblaadjes door de lucht als sneeuwvlokjes die zich van tijd en plaats vergist hebben, om te landen in het gras. Het gazon wordt omgetoverd in een grasveld bezaaid met witte bloemetjes. De klok op de kerktoren slaat twee en de wind komt dus duidelijk uit het oosten en brengt het geluid tot bij mij. Dat is bij een andere windrichting helemaal niet zo goed te horen. In de verte klinkt het geluid van een tractor. Verder is er niets buiten het kwinkeleren van allerlei vogels, die wedijveren met elkaar om het hoogste lied te zingen. Ze fluiten allemaal anders en toch klinken er geen dissonanten. Héél eigenaardig toch! Die hoge trillers en kortere piepjes en alles wat daar tussen ligt. Gelukkig zijn de eksters rustig, want hun akelige geschreeuw vind ik zo "on-vogelachtig", dat ik me soms afvraag of het wel echte vogels zijn Hier en daar scharrelt een diertje onder de bodembedekkers op zoek naar een of ander. In de verte hoor ik plots het hoge geluid van kinderstemmen, lachend en gillend. In de buurt van de kerk ligt een kleuterschool, en blijkbaar is het speeltijd. Bosduiven, in grote getale aanwezig in de beuken achter mij, roekoeën naar elkaar. Het eindeloze geluid, dat maar voortgaat zonder ophouden, brengt me als het ware in een trance tussen waken en slapen. Een kleine witte vlinder dartelt van hier naar nergens. Hier zitten en stilletjes genieten is, voor mijn gevoel, geluk in zijn eenvoudigste en zuiverste vorm, en ik besef dat ik bevoorrecht ben.
Zoals ik reeds eerder aanhaalde, hadden wij een een kever in de beginjaren van ons huwelijk. Ik reed daar elke dag mee naar het werk. Op een zekere morgen had ik de toelating om van op mijn werk naar Genk te rijden omdat ik een onderzoek moest ondergaan bij een specialist. Ik zou dan aansluitend weer naar het bureel terugrijden en mijn werk hervatten. Op de heenweg had ik de oude vertrouwde route genomen. Het onderzoek was langer uitgelopen dan ik verwacht had. Toen ik dan in de auto stapte om de terugweg aan te vatten,dacht ik na over de mogelijkheid om een korte en snellere weg naar het bedrijf te nemen. Ergens via Waterschei moest een afkorting zijn, die voerde langs de zogeheten Texasbar. Die plaats kende ik wel, want daar was ik al geweest met mijn man, maar dan steeds bij avond. Ik was dus helemaal niet zeker van die route, maar dat zou wel loslopen, dacht ik en dan was ik tenminste wat sneller terug op het werk. Ik reed met mijn kever richting Texasbar en dat was geen probleem, maar dan.... Ik zag het niet meer zitten en wist niet of ik wel of niet op de juiste, snellere weg was!! Dan maar omkeren en alsnog via de normale weg naar het werk terug. Ik reed op een brede baan waarlangs een dorre strook met grint lag. Ik voelde mij schuldig en gejaagd, omdat ik al zoveel tijd verloren had. Plots voelde ik hoe de rechterwielen van de auto langs de borduurstenen schoven en op de grinten stook draaiden. Ik gaf een ruk aan het stuur om terug op de weg te komen en dat had ik beter niet gedaan. Als een koppige ezel gooide de kever zijn gat naar rechts. De motor van die wagentjes lag namelijk achterin en het koffer van de auto was voorin. Met een ruk schoot ik de weg op. Plots zag ik een groepje mensen aankomen. Moeders met kleine kleuters, die ze net uit school gehaald hadden. Met een rotvaart schoot ik op hen af en het enige waaraan ik nog kon denken was: die kinderen, die kinderen..... Ik heb als een gek aan het stuur gedraaid, om terug naar rechts te zwenken, maar dat was buiten die weerbarstige kever gerekend! Ik had hem te brutaal in een andere koers willen dwingen. Later bleek dat ik driemaal over kop gegaan was en de wagen stond terug op de wielen. Alles wat er ook maar enigzins los in gelegen had, lag verspreid over de grintstrook. En dat was heel wat van paraplu tot gereedschap tot papieren en mappen. Het dak van de auto was zover ingedrukt, dat ik mij gelukkig kon prijzen, dat er toen nog geen gordels gedragen werden. Het dak zou mijn schedel zonder meer ingedrukt hebben en vertelde ik dit nu niet na. Ik zat-lag op de bestuurdersstoel, opzij gevallen, en met mijn bovenlichaam achter de rugleuning van de bijrijderstoel. Ik denk niet dat ik bewusteloos ben geweest, maar toch wel heel erg verdwaasd en versuft. Dan voelde ik hoe iemand aan mijn kleren trok en een klein stemmetje op huilerige toon zei: madam, madam... De stem van dat kind bracht me bij mijn positieven. Ik richtte mij zo goed en zo kwaad als het ging op en bleef nog wat beduusd zitten vooraleer ik uitstapte. Ondertussen reden auto's voorbij en geen kat die stopte of hulp aanbood. Het groepje moeders en kinderen, die alles vol ontzetting hadden zien gebeuren, kwamen op mij toegerend en namen mij onder hun hoede. Enkele kleintjes weenden maar al de rest ging in een waas aan mij voorbij. Enkele vrouwen raapten de papieren e.d. die overal verspreid lagen, bij elkaar en duwden die in mijn handen. Eén mama nam mij bij de arm en nam mij mee naar haar huis, dat in de buurt lag. Ze heeft mij op een stoel geplant en daar zat ik, nog altijd alsof het niet tot mij doordrong. En eigenlijk was dat wel zo. Haar man goot mij een kop koffie in, want zelf was ze er ocharme niet toe in staat, zo trilde en beefde ze. Ik heb zelf nog naar de firma getelefoneerd, waar iemand van de directie direct is opgekomen om mij op te halen en de vernielde kever achter de auto te binden. Eerst moest het dak ophoog gestampt worden om in de wagen te kunnen. Onze kever had de ziel gegeven, maar eerst was hij dol geworden met bijna fatale gevolgen. Ik was nog altijd rustig, maar de klap kwam in de namiddag, toen ik thuis was en alles in zijn hele omvang tot mij doordrong. Ik beefde als een riet en kon niet stoppen met trillen en huilen. Het enige wat echter op dat ogenblik echt tot me doordrong, was: Godzijdank, ik heb die kinderen kunnen ontwijken!
Als ik er zo over nadenk, ben ik niet erg gefascineerd of gesteld op kevers in allerlei soorten en maten,want je weet maar nooit waartoe die beestjes in staat zijn of waar ze het eerstvolgende moment gaan landen. Toch hebben mijn man en ik er twee gehad, maar dan van het metalen soort! Een betere naam hadden ze voor die grappige auto's niet kunnen vinden en hun vorm was dan ook onmiskenbaar.
Het was een paar maanden voor ons huwelijk. Mijn vriend, die ik op de Bank had leren kennen, had zijn job daar vaarwel gezegd en speelde nu met het geld van een grote multionational. Indien hij niet vertrokken was, was hij overgeplaatst geworden door de Bank zelf, want in één agentschap mocht er geen relatie zijn tussen de bedienden, en dit om veiligheidsredenen. Ik weet niet of dat heden ten dage nog steeds zo is, maar begrijpelijk was dat wel. Ikzelf werkte nog steeds op de Bank. Op zekere dag ging de telefoon en kreeg ik mijn vriend aan de lijn: Of het me wat leek om een kever te kopen! Ik was behoorlijk overdonderd moet ik zeggen, want half de jaren 60 reden er nog niet zoveel auto's en wij hadden het er ook nooit over gehad, om er een aan te schaffen. Eén van zijn collega's had zo'n ding en wilde het kwijt omdat hij samen met zijn verloofde, de dochter van een Amerikaan op het bedrijf, naar Amerika wilde vertrekken. De auto moest dus van de hand gedaan en liefst zo snel mogelijk. Mijn vriend had een gek bod gedaan om zijn collega een beetje te jennen en toen puntje bij paaltje kwam, ging hij erop in en was de koop beklonken! Een grijs-blauwe schoonheid met een zilveren glans erover. Dat was nogal wat anders dan een Lambretta. Geen kou meer lijden in de winter en niet meer nat worden bij regenweer. Voor mijn gevoel een wereld van verschil. Toen we enkele maanden later trouwden waren wij dus ook in het bezit van een autootje. Tijdens de huwelijksplechtigheid stond het geparkeerd in de oprit van mijn oudershuis. 's Avonds ('s nachts!) zouden wij ermee naar ons eigen stekje rijden. Het was 22 Mei en prachtig warm weer. Op maandag 25 Mei zouden wij op huwelijksreis vertrekken naar Italië, met de trein heen en veertien dagen later met het vliegtuig terug. Wij hadden afgesproken, dat een vriend van mijn schoonouders, een beroepsmilitair onze karretje eens heel goed zou nakijken en picobello in orde brengen tijdens onze afwezigheid. Na onze terugkomst zouden wij het beestje bij hem ophalen. Het huwelijksfeest was in mijn oudershuis en een traiteur, die alles zelf meebracht, maakte het feestmaal klaar zodat wij aan tafel konden schuiven, nadat de receptie op een andere locatie afgelopen was. Op een zeker ogenblik in de namiddag kwam een van mijn broers de sleutel vragen van de auto: want die stond toch in de weg en hinderde de traiteur en zijn mensen bij het in en uitladen in hun eigen busje. Wij gaven zonder verpinken de sleutel, en mijn broer zou de auto wel even langs de weg parkeren. Na een lange dag en nog een stuk van de nacht erbij, konden wij eindelijk naar ons huis vertrekken in een dorp ca 15km. verder. Er werden nog wat bloempotten en geschenken op de achterbank van de auto geladen en weg waren wij. Toen we in ons huis aankwamen, rolden onze ogen bijna uit ons hoofd. Alles wat los was in huis stond op de vloer in de living uitgestald. Alle glazen, kopjes, borden, bestek , alles, letterlijk alles stond daar. De emmers waren gevuld met water en waren vergezeld van bezems, schrobbers, dweilen, zemen etc, etc..... Later hoorden wij dat ze de bezems eerst op de deuren gehangen hadden maar dat een van de broertjes of neefjes er zelf een op zijn hoofd had gekregen, en vond dat het toch écht pijn deed!! Daardoor hadden ze van dat plan afgezien. Opruimen??? Geen spraken van, zeker niet op dit uur van de nacht! Dus dan maar rechtsreeks naar boven en de slaapkamer inspecteren. Alle lakens waren uit de kast gehaald en aan elkaar gebonden en zo door het venster naar buiten gehangen. De strijkplank met attributen stond naast het bed en boven op de langharige sprei lag een zak van 50 kg. meststof. Later bleek, dat ze die in de buurt bij een boer weggehaald hadden en daar gelegd hadden om de vruchtbaarheid te bevorderen! Ik bukte mij voorover en leunde op de sprei. Daar kraakte iets onder mijn handen en wat bleek? Ze hadden de pot vermicelli uitgestrooid op de sprei. Dat viel niets eens op want de sprei was licht-geel. Het bleef echter niet bij die vermicelli, want ook het potje peper had eraan moeten geloven en daar kreeg ik prompt het bewijs van, toen ik vreselijk begon te niesten! Later bleek, dat de onverlaten, die dat alles bekokstoofd hadden, toch wel met een ei gezeten hadden. M. mijn man, had een erge neusbloeding gehad in de namiddag en nu waren ze bang, dat de bloeding wel eens opnieuw kon beginnen door die kwistig gestrooide peper. Gelukkig was dat niet het geval. Wij hebben die zak van het bed gesleurd, de lakens, dekens en sprei midden in de nacht door het venster uitgeklopt en zijn midden tussen al de rommel gaan slapen.... 's Anderendaags was het verkiezing en moesten wij elk in ons eigen dorp nog, gaan stemmen. Opruimen was voor later. Toen we veertien dagen later van onze huwelijksreis terugkwamen en de auto gingen ophalen, bleek dat de vriend de afspraak niet had kunnen nakomen en er niets gebeurd was met de wagen. Geen probleem, het karretje bolde goed, dus niet getreurd. Wij gingen even langs bij mijn ouders en wilden dan gelijktijdig nog wat geschenken en materiaal, dat daar was blijven liggen, meenemen. Zo gezegd zo gedaan. Dat hadden we gedacht ja! Wij openden de kofferruimte en een ongelooflijke stank sloeg ons tegen! Die geweldige broertjes en neefjes hadden niet alleen ons huis op stelten gezet maar ook de hele beenderafval van het vlees, dat door de traiteur was klaargemaakt, in de kofferruimte gekieperd en dat had daar bij die lekkere warme temperaturen mooi twee weken liggen te..... Er is heel wat zeep en water aan te pas moeten komen om die kofferruimte zuiver te krijgen en de stank te elimineren! Uiteindelijk nog maar erg gelukkig dat de vriend de wagen niet heeft opgehaald voor nazicht, want die zou dat cadeautje naar alle waarschijnlijkheid niet echt hebben kunnen waarderen!!!
Hoe komt het toch dat mensen een onbedaarlijke neiging krijgen om te lachen, als iemand valt of iets anders ongewoon overkomt? De plaats van het gebeuren heeft natuurlijk een niet onbelangrijke impact. Op een Kerstnacht zat ik met enkele broers in de nachtmis. Het was in de tijd dat er nog gepreekt werd van op de preekstoel en de pastoor liet zich meeslepen door het verhaal en wist van geen ophouden. De kerk zat stampvol en we lieten het allemaal maar over ons heen komen. Een van mijn broers was in slaap gesukkeld en we lieten hem maar. Wat de oorzaak is geweest, dat weet ik heden ten dage nog steeds niet, en hij ook niet, maar plots veerde hij recht met zijn 1m90, zegde luid: Amen, keek om zich heen en kreeg toen in de gaten dat iedereen zat en hem met grote ogen aanstaarde. Hij ging nog sneller naar beneden dan hij omhoog was gekomen en zelfs de pastoor was even van zijn apropos. Dat beeld was echter zo potsierlijk, dat wij niet meer bijkwamen van het lachen, en hoe bozer hij keek, hoe erger het werd. De plaats van de hele scene was daar natuurlijk ook niet vreemd aan, want in de kerk werd je verondersteld van devoot te zwijgen en te bidden en niet hillarisch te lachen!
Een ander voorval herinner ik mij nog als de dag van gisteren. Wij waren een jaar of 30 geleden op vakantie in Roemenië en wandelden rustig door de straten van ons vakantieverblijf. Wij waren op weg naar een nabij gelegen pretpark, waar, naar ons verteld was, een groot reuzenrad stond. Mijn man en zoontje wilden dat wel eens uitproberen. Onderweg zagen wij overal soldaten met mitrailletten over de schouder. Zij werden verondersteld de orde te handhaven, maar brachten een bedrukte stemming mee, die absoluut niet thuishoorde op een vakantiebestemming. In het pretpark, was de voornaamste attractie natuurlijk dat reuzenrad. Mensen stonden aan te schuiven om er in plaats te nemen en anderen, zoals ik, die het niet zagen zitten om hoog boven alle hoofden rond te zwieren, namen plaats op de banken, die overal op het pleintje stonden. Alle banken waren goed bezet, tot op de uiterste hoekjes. Plots kreeg ik een bank tegenover mij in de gaten. Nu en dan stond er iemand op en zette zijn weg verder. Op een bepaald ogenblik zaten er nog twee mensen op de bank, ieder op het uiterste tipje. Op het ogenblik dat een van beide opstond, klapte de bank met een slag tegen de grond, aan de kant waar de enig overgebleven persoon zat. Ik voelde de onbedaarlijke lachkriebels omhoog wellen en omdat ik alle moeite deed om dat te onderdrukken werd het alleen nog maar erger. Ik had tenminste zoveel fatsoen om mijn rug naar de gevallen persoon te wenden en mijn lachtranen zo onopvallend mogelijk weg te vegen. Zo'n dingen gebeuren niet in het normale leven maar wel in films van De Dikke en de Dunne! Ik zag dat hij zich zo snel mogelijk uit te voeten maakte, dus was hij ook niet gekwetst.Tegen de tijd dat mijn man en zoon terug met hun voeten op de aarde kwamen, was ik ongeveer uitgelachen. Het akelige gevoel, dat de soldaten bij me opgeroepen hadden, was in elk geval totaal verdwenen.
In de tijd dat mijn man en ik verkering hadden, waren auto's niet zo vanzelfsprekend als dat nu het geval is, en de meeste verplaatsingen werden dan ook te voet, met de fiets of met het openbaar vervoer gedaan. Al naargelang je woonde was dat laatste beter geregeld, frekwenter en gemakkelijker te benutten. Bij ons was dat de lijnbus en om in een treinstation te geraken, moesten wij al kilometers afleggen. Het was wel echt niet de tijd, dat je even een avondje naar Antwerpen of naar zee reed, om daar uit gaan en een etentje mee te pikken. Auostrades waren dun gezaaid en een rit naar een andere provincie via de gewone wegen duurde uren. Daarenboven hadden slechts enkele jongeren van onze ouderdom de beschikking over een auto, die dan nog heel dikwijls eigendom van hun ouders was, en die ze nu en dan mochten gebruiken. Wel zag je in die tijd erg veel Vespa's en Lambretta's en die waren uitstekend om ons een zekere mate van bewegingsvrijdheid te garanderen. Er moesten toen nog niet verplicht helmen gedragen worden, wat onze kapsels ten goede kwam! Het was de tijd van de hoog opgestoken en tegengekamde kapsels, in toom gehouden door kilo's lak en men kan zich al voorstellen, hoe die onder een helm vandaan zouden komen. Mijn lief had ook een Lambretta en ik vond het heerlijk om achterop de duozitting, samen met hem te toeren op zonnige zomerdagen. Ik herinner mij een heerlijke warme zomerzondag. Ik zat achterop en we waren naar het dorp gereden om de mis bij te wonen. Dat was verplicht ritueel in die dagen. Het was prachtig weer en ik droeg een smal wit kleedje, zonder mouwen en wijd uitgesneden hals. Na de mis hadden we wat nagepraat met enkele kennissen en toen ging het terug huiswaarts. Ik zat in amazonezit op de duozitting, hetgeen uiteraard verboden was. Gezien mijn smalle kleedje, bleef mij echter niet veel keus. De afstand van de kerk naar het ouderhuis van mijn vriend is ca 2.5km à 3 km. Ik had mijn armen rond hem heen geslagen en voelde de warme zomerwind langs mijn wangen strijken. Het was heerlijk! Plost kreeg ik in de gaten dat er een politiecombie achter ons reed . Erg op mijn gemak voelde ik mij niet maar hij maakte voorlopig geen aanstalten om ons aan te houden of voorbij te steken. Bleef ons gewoon in gelijk tempo volgen. Toen we echter bijna thuis waren en van de hoofdweg af een zijweg insloegen, zetten ze de sirene op en voerden hun snelheid op, zodat ze ons voorbij staken en ons tot stoppen dwongen. Daar kwam de aap uit de mouw! Of ik wel wist, dat ik niet in amazonezit op de duozitting van de Lambretta of eender welk ander gemotoriseerd voertuig mocht zitten? Ja natuurlijk wist ik dat. Waarom deed ik dat dan toch? Ja euh, euh, mijn rok is te smal om op de voorgeschreven manier te gaan zitten. Daar konden zij geen rekening mee houden. Ofwel terug op de duozitting op de voorgeschreven manier ofwel een procesverbaal! Alhoewel niet van harte,wasdie keuze gauw gemaakt natuurlijk. Grinnikend stonden ze toe te kijken, hoe ik pogingen deed om met gespreide benen te gaan zitten. De enige mogelijkheid was natuurlijk, mijn kleed heel hoog optrekken ! Met de grootste interesse volgden zij mijn pogingen en maakten geen aanstalten om terug in de combi te gaan zitten, totdat wij vertrokken waren, richting thuisbasis. Wat mijn toekomstige schoonouders gedacht hebben, toen ze mij op die manier bij hun zoon achterop zagen zitten, heb ik maar nooit gevraagd. Erg flatterend zal dat wel niet geweest zijn voor mij. Alhoewel, voor mijn benen hoefde ik mij echt niet te schamen!
Ik ben aangekomen in mijn hotel op de Dominikaanse Republiek en wordt door een bediende naar mijn Junior Suite gebracht. Dat gaat zelfs op een plezante manier, want hij rijdt met een geruisloos electrisch wagentje, waarop de valiezen gestapeld zijn, en wij plaats genomen hebben, over de smalle betegelde paadjes naar de suite. Die liggen allemaal, twee aan twee tegen elkaar en lijken meer op kleine huisjes met een terrasje ervoor, omgeven door groen en een weelde aan bloemen. Als ik de suite betreed, ben ik aangenaam verrast door de ruime indeling, van wat eigenlijk een drie-kamer-appartementje is. Een zeer grote koele slaapkamer, een zitkamer met zitmeubelen, en de badkamer. In de slaapkamer staat een bed, waarin men gemakkelijk met vier volwassenen kan slapen, een relax met voetbank en een televisietoestel op een dressoir. Op een klein rond tafeltje in de hoek staat een dienblad met een kan water en een ijsemmer met ijsblokjes. De hele suite is aangekleed in pastelkleurige stoffen, waarvan de kleuren ook in de sprei op het bed terugkomen. Intiem en gezellig, past als omschrijving. In de hoek van de kamer geeft een staanlamp met dimmer een diffuus licht. Hier zal ik wel kunnen aarden, geen twijfel aan! Elke dag ga ik vlakbij het hotel tennissen met inlandse jongens. Ze zijn voortdurend in de buurt van het tennisplein en hebben voor de ingang een hemel gespannen waaronder enkele stoeltjes lekker in de schaduw staan en je in de de pauze iets kunt drinken. Ze zijn allemaal in het wit gekleed. Wit T-shirt en witte short en daarbij behorende witte tennispantoffels, wat allemaal prachtig contrasteert met hun donkere huid. We babbelen in het Spaans en de kleintjes, die als ballenjongens fungeren, laten me zelfs hun schoolschriften zien. Als ik ze dan later wat geld in hun handen stop, omdat ze mijn ballen geraapt hebben, zijn ze de koning te rijk. Het hotel zelf, ligt midden in een golfterrein en wordt omringd door een brede beek. Van het tennisveld voert een mooie brug met prachtige lantaarns naar het terras van het hotel. Vooral 's avonds biedt dit een feeërieke aanblik.
Ik heb weer eens een uur lang in de hitte een balletje geslagen met een van de jonge tennisfanaten en ga terug naar het hotel. Het is vrij rustig op het terras, want de avond valt en de meeste gasten maken zich klaar voor het diner en een avond van vertier en plezier. Ik moet even mijn warmte en transpiratie kwijt, hier op het terras bij een glas koele drank, die mijn vochtpeil terug op moet krikken.De tedere glooiing van het groene golfterrein omarmt het hotel en de geuren van het naderende avondmaal, strelen nu en dan mijn neus. Ik geniet, en met uitgestrekte benen zit ik soezerig te herkomen van de inspanning in de hitte. Mijn blik dwaalt over het wazige groen. In de verte rijdt een golfwagentje, geluidloos. De zon gloeit in een vuurrode bal, groter dan ik ooit gezien heb en is op weg naar het punt, waar hij, voor onze ogen althans, uitdooft. Maar dan vangt plots een verre boom, getooid met duizende rode bloemen, het laatste licht en de bloemen, als duizend vurige robijnen, weerkaatsen een explosie van warmte, gloed en rode hartstocht. Het beneemt me de adem! Ik vlieg op van mijn stoel en leun op het muurtje, dat het terras scheidt van de beek rond het hotel. Alle geluid verstilt en ik hoor en zie alleen nog dit fenomeen. In trance reik ik naar mijn fototoestel, dat ik steeds meesleur en ben vast besloten dit unieke, fantastische beeld vast te leggen voor de eeuwigheid. Ik wil dit vasthouden, nooit meer loslaten, deze ontroering, die alleen maar een boom, alleen maar het licht in mij losmaken.
De foto heeft de magie niet kunnen vangen. Daarom heet het ook magie, zeker??
Hoe klunzig kan een kluns te werk gaan, als er moet gewerkt worden met "Fingerspitzengefühl"??? Ik weet het niet meer maar dat ondergetekende een vreselijke kluns kan zijn, heb ik mezelf deze voormiddag maar weer eens bewezen! Ik heb reeds jaren een leesbrilletje en dat reist de ganse dag van mijn neus naar de tafel, of van mijn neus naar het bureelblad. De laatste maanden gebruik ik er twee, namelijk één om naar het PC-scherm te turen en een ander brilletje, met sterkere glazen om te lezen. Het gevolg daarvan is, dat ik voortdurend naar één van die twee brillen loop te zoeken. Daarbij stel ik vast, dat mijn vèrzicht ook niet meer optimaal is. Na veel vijven en zessen en gezeur van mijn kant, neem ik eindelijk het besluit om een oogarts te raadplegen en mijn ogen te laten testen. Zo gezegd, zo gedaan. Het duurt wéken vooraleer je daar terecht kunt, maar eindelijk is de dag aangebroken en ga ik voor een onderzoek. Wat ik gevreesd heb, blijkt juist: ik heb ook een bril nodig om ver te zien, dus resulteert dat in een bril met multifocale glazen. Als ik er aan denk , word ik al niet goed. Voordurend dat ding op mijn neus! Ik word al geïrriteerd door die leesbril, laat staan een bril voor de ganse dag, waarbij de aanpassing aan de glazen niet zo vanzelfsprekend verloopt, als ik dat zo hoor.Ik vraag dus aan de oogarts naar multifocale lenzen en ja hoor, die bestaan wel degelijk en zij wil mij die wel bezorgen om die uit te testen. Ze vertelt er gelijk bij, dat veel mensen die dingen niet verdragen of er niet mee geholpen zijn (o.a. zij zelf!) maar dat ik het best kan uitproberen en na één maand zullen wij de hele zaak evalueren. Zij leert mij in een korte sessie, hoe ik die lenzen moet aanbrengen en uitnemen, en dan maar oefenen hé, en vooral zien dat je ze niet kwijt speelt! Elke morgen en avond is het dezelfde ceremonie! Ik leg een grote stapel boeken op de keukentafel en daarop deponeer ik een kantelbare vergrootspiegel. En dan kan de leute beginnen. Ik zucht en proest, brom en zweet elke morgen opnieuw, vooraleer ik die dingen eindelijk op hun plaats heb. Maar als ze er inzitten, vind ik het heerlijk, want dan zie ik weer alles klaar en duidelijk zonder bril op mijn neus. 's Avonds moeten die dingen uitgenomen en mooi in een potje met de daarbij behorende vloeistof bewaard worden. Ook dat gaat niet één, twee, drie maar toch wel wat makkelijker dan ze erin plaatsen. Deze morgen sta ik weer volle goede moed voor de spiegel, en hoop dat het ditmaal vlotter gaat, want gisteren heb ik niet zo lang nodig gehad als de vorige dagen! De linkse lens gaat er relatief vlot in, vind ik. Nu de rechtse nog en dat blijkt weer maar eens een karwei zonder einde! Wat doe ik in godsnaam verkeerd dat dat ding voortdurend ergens in mijn wimpers terecht komt om daar als een waterdruppel te blijven hangen of voor mij op de tafel valt, waar ik ze dan maar weer moet opvissen en even in de daartoe behorende vloeistof dop, vooraleer ik de volgende poging waag. Af en toe moet ik stoppen, om de transpiratie van mijn voorhoofd te vegen en op den duur geef ik het op. Ik stop er mee, want blijkbaar lukt het niet, en binnen een uur zal ik nog maar eens een poging wagen. Mijn ogen raken geïrriteerd en de huid rondom is rood en verfrommeld van de ogen zover mogelijk open te trekken. Ik leg de rechtse lens in het daartoe behorende doosje en begin aan de poging om de linkse lens dan ook maar even uit te nemen. Het lukt gewoon niet!! Ik ben ondertussen behoorlijk zenuwachtig en blijf proberen om de linkerlens te verwijderen. Geen lens maar wel een bloedblaartje langs mijn iris. Waarschijnlijk geknepen en een "pitsblaar" veroorzaakt. Sta ik daar mooi te kijken en nog steeds geen lens. Dan wordt het blaartje platter en vult het wit van mijn oog zich met bloed. Hoe krijg ik het toch in godsnaam klaar allemaal. Mijn man kijkt nog eens of hij nergens een lens vindt. Niet in mijn oog en niet op de tafel of op de grond. Wie weet waar die terecht is gekomen. Zal morgenvroeg maar de oogarts bellen en vragen wat ik moet doen. Ik trek naar de badkamer om wat verzachtende crème op mijn oogleden te smeren, want de huid ziet eruit alsof er gewichtjes aan gehangen hebben en dan krijg ik opeens een ingeving. Ik loop snel naar beneden en open het lensdoosje terug. Dat ding is verdeeld in twee ronde houdertjes, waar in elk houdertje een lens dient te liggen. Ik steek mijn vingers in het vakje voor de rechterlens en haal ze naar boven Wrijf de lens tussen mijn duim en wijsvinger en verrukt roep ik naar mijn man: ik heb ze!!! Hij komt verbaasd toegelopen, en vraagt: waar lag ze dan? Ja, ja, mooi samen in een hokje van het doosje en vraag me niet hoe die daar samen gekomen zijn, ik kan het echt niet vertellen. Voorlopig heb ik ze niet nodig, want mijn bloeddoorlopen oog heeft een beetje rust nodig. Maar deze kluns is toch héél erg blij dat ze dat ding teruggevonden heeft, al blijft het een misterie voor mij, hoe die beiden in één vakje van dat doosje terecht gekomen zijn.
Op gezette tijden moet een mens de machine, die zijn lichaam toch is, laten nakijken en op defecten laten controleren. Ik had dus een oproep gekregen van het ziekenhuis in Genk om mij daar aan te bieden op Valentijndag om 15u50. De oproep had ik reeds een hele tijd op voorhand gekregen en mooi op het prikbord gespeld, zodat ik die afspraak zeker niet zou vergeten. Trouwens, ik vergeet niet gemakkelijk iets, en dat is wel zo gemakkelijk. Genoemde dag, vertrek ik met een ruime tijdsmarge naar Genk. Ik kom aan het ziekenhuis en weet niet wat ik zie. Mijn ogen rollen bijna uit hun kassen! Heel de omgeving van het ziekenhuis is herschapen in één grote bouwput! Het regent oude wijven (sorry dames, maar zo is de uitdrukking!) en heeft de hele bouwput in een grote modderstroom en viezigheid veranderd. Hoe kom ik in godsnaam ter plaatse?? Plots zie ik een bord met daarop een grote pijl en de woorden: parking. Ik slaak al een zucht van opluchting, ofschoon het wegje , dat ik naar mijn mening moet inslaan, er niet erg aanlokkelijk uitziet. Het voert door een stukje bos en de ondergrond is door de voortdurende regenval, herschapen in een zwarte brei. Toch rijd ik er in en hoop maar dat ik niet vast kom zitten in die modderpoel. Ik heb af en toe de neiging om instinctief mijn voeten op te heffen in de auto, zo'n smurrie strekt zich voor mij uit. Totaal gespannen en voorovergebogen over het stuur rijd ik langzaam vooruit en aan het einde van de weg zie ik een beetje meer licht. Daar moet de parking zijn. Na nog enkele bedenkelijke draaien en diepe kuilen vol water en modder geraak ik dan toch op een parking. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je ook een parkeerplaats vindt! Drie maal maak ik de ronde van de parkeerplaats en dat is op zich al een hele onderneming, omdat vele auto's gewoon op de draai geparkeerd staan en je er maar omheen moet zien te komen. Ik verzeker jullie, dat je geen verwarmming nodig hebt in de auto hoor! Pffff, eindelijk sta ik stil op een plaats, die ook breed genoeg is , zodat je nog uit en in de auto kunt. Ik stap uit en sta gelijk met mijn laarsjes in de bruine modder. Erg proper ziet er dat niet uit, maar een andere mogelijkheid zie ik niet om er te geraken. Ik laveer tussen de geparkeerde auto's richting ziekenhuis, en ondertussen blijven de oude wijven uit de hemel vallen! In de hal neem ik een volgnummer en ga netjes op een stoel zitten wachten tot mijn nummertje verschijnt boven een van de loketten, bemand door vrouwen. Mijn druipende paraplu heb ik naast mij op de grond gelegd. Niet vergeten seffens. Ja het is mijn beurt, en ik stap naar het loket waarboven mijn nummer flikkert. Ik geef mijn Siskaart en de oproepbrief en de dame print een hele rij etiketten en geeft ze mij, met de nodige instructies, hoe ik naar boven moet gaan en waar ik mij moet aanmelden. Ik volg haar instructies gedwee op en kom op de eerste verdieping weer aan een balie met twee loketten. Ik meld mij aan en geef mijn oproepbrief af. De dame in kwestie bekijkt me weewarig en zegt dan: Mevrouw dat onderzoek kan niet doorgaan, want de machine is kapot van deze morgen 10u00. Het zijn grote stukken en we weten nog niet wanneer het gemaakt zal zijn. En of ik maar een nieuwe datum wou vastlegegn voor een nieuwe afspraak! Ik ben even perplex, en de dame voor mij kan er waarschijnlijk ook niets aan doen, maar boos ben ik ook. Ik zwijg in alle talen maar het liefst zou ik hen eens duchtig mijn gedacht gezegd. Is het nu zo'n opgave, mensen bij een panne even een telefoontje te geven met de vermelding dat ze niet moeten komen. Want ik ben natuurlijk echt niet de enige patiënte die zo is aangekomen die dag en heel wat onder hen zullen ook nog een vrije dag op het werk hebben moeten nemen! Ik maak geen nieuwe afspraak, ik ga wel naar een ander ziekenhuis voor dat onderzoek. Ik neem mijn spullen bijeen, jas, papieren en druipende paraplu en ga terug de trap af om naar huis te gaan. Dan zie ik aan de betaalautomaten van de parkeertickets allemaal mensen staan, die geld in de machines steken! Ik heb helemaal geen ticket en ik heb ook geen automaat gezien om er een te nemen. Ik wend mij tot de dame aan de balie en zeg haar dat. Ze kijkt me aan en zegt: dan bent u via een sluipweg op de parking geraakt. Geen wonder dat die in zo'n erbarmelijke staat verkeerde, want daar reden de vrachtwagens door. En ik dacht al dat het een geste was van de zieknhuisdirectie om de bezoekers en patiënten een beetje voor alle ellende te vergoeden. Ze geeft me een betaalkaartje, dat ik kan gebruiken om de slagbomen te openen. Ik begeef me op weg naar de parking en kan niet vlug genoeg die hele ellende achter mij laten! Zeg nu eerlijk, dit is toch echt niet wat je van een Valentijndag verwacht, of wel???
Ik was erg vroeg en stond aan de gesloten deur van de bank, waar ik mijn eerste werkdag zou aanvangen. Geen ontvangstcommité of iets dergelijks. Het was koud voor het begin van november en ik stond diep weggedoken in mijn rode jas met opstaande kraag, en wachtte op de rest van det personeel, die zo wel zouden arriveren. De bank, die op de markt lag, werd niet geopend door de directeur omdat de diensten voorlopig ondergebracht waren in een grote ruimte van een privé-woonst. De originele gebouwen werden gerenoveerd en we moesten het voorlopig stellen met een eerder enge behuizing. Ik had nog met niemand van de anderen kennisgemaakt en wist dus ook niet wie ik mocht verwachten. Het enige, dat ik zeker wist, was dat ik het enige en eerste meisje was, dat hier zou komen werken. Ik voelde me tamelijk onzeker en het wachten in de koude bracht daar geen verbetering in. Ik keek peinzend naar mijn rood-zwarte rijglaarsjes en stelde vast, dat die ook niet erg geschikt waren om mijn voeten warm te houden. Daar, daar waren ze zeker! Er kwamen enkele jonge mannen op fietsen aangereden en op het marktplein stopte een auto waaruit een oudere man stapte, die later een vervanger van een van de bedienden bleek te zijn. Met een zwierige zwaai kwamen de fietsers voor mij tot stilstand en de jonge man vooraan, keek mij met grote ogen aan. Hij had blonde krulharen, die in toom gehouden werden door een kortere snit en zijn gezicht bloosde van de koude en de rit. De vrolijke openheid van dat gezicht trof mij op een ongewone wijze. Misschien ook wel omdat hij zonder zich daarvoor te generen met directe bewondering naar me opkeek. Ik werd er verlegen van en was blij toen hij en de andere mannen zich voorstelden en de blonde man die zich voorgesteld had als M., de deur opende om iedereen binnen te laten. Diezelfde jonge man was diegene, die mij bij mijn opleiding begeleidde en alle oplossingen als het ware uit zijn mouw schudde, als ik het weer eens niet zag zitten. Ik had op dat ogenblik een vriend, maar gans ongemerkt en op kousevoeten sloop M. mijn hart binnen, ofschoon we geen van beiden er ook maar met een woord over repten. Hij wist ook dat ik een vriend had, en ik stelde het erg op prijs dat hij niets forceerde of de regels van het fatsoen aan zijn laars lapte. Maar wat moet gebeuren, gebeurt. Zo ook hier. Het bleek dat wij allebei avondlessen Duits volgden en na het werk bleven we dan ook even kletsen vooraleer naar de lessen te vertrekken. Op een van die avonden is het dan gebeurd. Wij liepen samen richting busstation na de cursus. Ik liep, zoals dat toen betaamde op hoge naadhakken en het onvermijdelijke gebeurde. Op de slecht onderhouden stoepen van de stad gleed ik weg en M. kon me met een snelle greep behoeden voor een fikse valpartij. Inplaats van die valpartij werd het een zoenpartij en de beslissing om een eind te maken aan de relatie met mijn vriend, was niet eens moeilijk en voelde totaal logisch aan. M. is mijn man, reeds vele, vele jaren, die soms turbulent en moeilijk waren, maar vooral gelukkig en steeds rustiger werden. Als ik het liedje hoor : The first time ever I saw your face......, zie ik steeds het gezicht van mijn M. die daar voor mij van zijn fiets afsprong en mij open en vol bewondering aanstaarde.
Afbeelding : schilderij Adoratie van Letitia Oprisan