Mijn bewust leven begon omstreeks mijn vijfde verjaardag. Voor die datum moet ik graven in het fotoalbum van mijn ouders. Met een flits beland ik op een zolder. In de bewaarklas met juffrouw Lydie. In die tijd was het kleuteronderwijs het monopolie van de meisjesschool. Er was geen onderscheid tussen mannekes en meiskes. Seksueel waren wij nog aan het slapen. Ook de activiteiten in de bewaarklas waren gemeenschappelijk. We leerden matjes vlechten of punniken en figuurtjes prikken, activiteiten die ons moesten voorbereiden op onze latere carrière.
De meisjesschool was getroffen door een brand, zodat het derde bewaarke tijdelijk een onderkomen vond op de zolder van de aanpalende jongensschool. Handig voor meester Dolf, die daardoor de kans kreeg om zijn toekomstige leerlingen van het eerste leerjaar alvast beter te leren kennen. Interessant voor juffrouw Lydie, die zo een betere samenwerking tot stand kon brengen met de meester uit het eerste leerjaar. Een oude paravan moest het koppeltje voor de blikken van de kleuters beschermen.
Toen Lydie en Dolf steeds langer achter de paravan bleven staan, trok een nieuwsgierige kleuter de stof van de paravan opzij en liep hij schaterlachend terug weg. Dolf schoot in zijn beruchte kolere, greep de belhamel vast en hield hem dreigend boven de trap. Meteen verstomde de joelende kleuterklas, korte tijd later trouwden Dolf en Lydie. Die paravan staat nu wellicht ergens nog op een zolder in Desselgem
De eerste grote stap in het leven kwam er met het eerste studiejaar: je moest leren lezen, rekenen en schrijven. In de klas moest er nu orde en stilte zijn. Meester Dolf ( zo wel zijn voor-als achternaam deden iets vermoeden) had als opdracht die kwetterende bende de noodzakelijke basisprincipes van het leerproces bij te brengen, als het moest met harde hand.
Zo moesten linkshandigen leren rechts te schrijven, anders werden alle academische vooruitzichten meteen naar de prullenmand verwezen. Desnoods gaf de meester een tik. Schrijven gebeurde in speciaal gelijnde schriften, met inkt en pen. De uitdaging was dat de ganse klas tegen Nieuwjaar een vlekkeloze nieuwjaarsbrief kon afleveren. Een ambitieuze doelstelling, die ongeveer door de helft van de klas gerealiseerd werd. De rest werd geschreven door de meester himself, of in de praktijk door Lydie.
Dolf had zo zijn methodes om de aandacht en de concentratie van de leerlingen vast te houden. Babbelende leerlingen werden door een vliegende bordveger verrast, zelfs al stond de meester met zijn rug naar de klas op het bord te schrijven.
Toen een medeleerling met zijn ouders naar Canada emigreerde zei Dolf bij wijze van afscheid: Wanneer ge ooit terugkomt, dan zal uw meester al een oud ventje zijn, terwijl hij als een oud ventje met een stok vooraan de klas liep.
Dolf is met pensioen, maar die familie woont nog steeds in Canada
.
Het tweede studiejaar werd gegeven door meester Verbauwhede. Zijn aanpak van de leerlingen was niet bepaald zachter. Werd er in de rang na de speeltijd nog gebabbeld? Een paar rondjes rond de speelplaats waren de collectieve straf, waarbij de laatste met een lat op de blote billen tot iets meer spoed werd aangemaand.
Een ander voorbeeldje spookt in mijn herinnering rond. De inktpotjes werden uitgespoeld in een emmer met ijskoud water. Ook de spons waarmee het bord een grote beurt kreeg werd wel eens in diezelfde emmer uitgespoeld. Luidruchtige leerlingen kregen in diezelfde emmer een korte onderdompeling, waarna ze in de koude buitenlucht konden verdampen. Je hield er op zijn minst een verkoudheid aan over. Dergelijke methodes heten vandaag waterboarding en worden in vraag gesteld. Vandaag kan niemand zich dergelijke praktijken nog voorstellen in een pedagogische context. Niet dat het tweede leerjaar alleen maar uit brave engeltjes bestond. Kattenkwaad uithalen van en naar school was schering en inslag. Een variante op belletjetrek was een fluim spuwen op de etalage van een matrassenzaak in de Nieuwstraat. Desmet had de timing ontdekt. Steeds omstreeks hetzelfde uur, juist na schooltijd, sloeg de vervuiling toe. Hij stond op de uitkijk, greep de kwajongen bij zijn nekvel en zei dreigend lekt da nu ne keer op Tot algemene hilariteit van de buurtbewoners, die vanuit hun krotenkot of de aanpalende werkplaats het schouwspel gade sloegen
..
Het derde studiejaar was in handen van meester Vanderjeugd. De eerste tekenen van een meer menselijke aanpak werden zichtbaar. Hoewel. berucht was de uitspraak : Ik zal U ne keer Gent laten zien wat in de praktijk betekende dat je vast geknepen werd in de kaken en zo even de lucht in ging: pijnlijk!
Maar niet alleen fysiek kon het pijn doen. Ik denk met afschuw terug aan een grote vernedering. Om mijn tanden netjes in een rij te krijgen moest ik een appareil hebben. Toen moest je al erg uiteen staande tanden hebben vooraleer je een beugel omkreeg. Door dien appareil praatte ik niet zo vlot, wat mijn gebabbel in de klas niet verhinderde. Meester Vanderjeugd riep me vooraan in de klas en zei: Babbel nu ne keer voor gans de klas, ge hebt precies ne warme patat in uw mond Raar, maar dergelijke situaties vergeet je nooit in je ganse leven
.
Het vierde leerjaar was er meester Alois. Hij woonde pal voor de school en kon zich dus de luxe permitteren tot aan de schoolbel bij wijze van spreken in zijn bed te blijven liggen. Meester Alois had er al een flinke carrière opzitten en straalde ervaring uit. Zijn middagdutje in de klas verstoorde geenszins het leerproces. Het vierde leerjaar zat nu bij de grote afdeling. De eerste drie studiejaren zaten apart, zowel met speelplaats als met klaslokalen. Het vierde, vijfde en zesde leerjaar zaten op de grote koer. Op die koer kwam op een dag een kameel of een dromedaris van de Soubry, waarmee de commerciële fotografie in de scholen zijn intrede deed. Maar de speelplaats was het tafereel van veel meer. Er werd geknikkerd, gebikkeld,geklakkebosd en gevoetbald. Daarbij kon wel eens een ruit sneuvelen. Na de speeltijd beschuldigde meester Alois mij van de oorzaak te zijn van een gebroken ruit. Meteen kookte mijn bloed en kwaad om zo veel onrecht snelde ik de klas uit, recht naar huis.
Ik bezwoer mijn ouders dat ik nooit van mijn leven nog naar school zou gaan, zeker niet naar die school en zeker niet bij die meester
Savonds kwam Alois langs en sanderendaags was het incident voorbij en zat ik opnieuw op de bank
.
Het vijfde leerjaar werd gegeven door meester Deschilder. Tijdens de oorlog neergeschoten als RAF-vliegenier, verzorgd door een Engelse verpleegster Mary. De zorg was met een huwelijk bezegeld. Maar meester Deschilder hield aan zijn ongeval een houten been en een grote houten voet over. Zijn heen en weer geloop op de houten trede vooraan de klas had iets onheilspellends. Voeg daarbij de Cubacrisis. Vermengd met de oorlogsverhalen van meester Deschilder, dacht ik eraan om bij ieder overvliegend vliegtuig onder mijn bank weg te duiken. De derde wereldoorlog was onafwendbaar op komst en kon ieder ogenblik losbreken. Lagen wij immers niet tussen de Russen en de Amerikanen en waren alle grote wereldconflicten niet in ons landje uitgevochten? Na Nagasaki en Hiroshima leek ontsnappen onmogelijk.
Ik bedenk nu meteen dat in het vijfde leerjaar een einde kwam aan mijn onbezorgde kindertijd en dat de grote wereldproblemen voor het eerst een deel van mijn leven werden
.
Het zesde leerjaar was de top. We kregen een nieuwe school. Meester Bossuyt was directeur met klas en stond voor de opdracht de verhuis naar de Pompoenstraat te organiseren. Zijn naoorlogse ervaring met de verdeling van voedselbonnen zou ongetwijfeld van pas komen. Daarnaast was hij huisvader, voorzitter van het plaatselijke Davidsfonds, CVP-voorzitter, bankier, voorlezer in de kerk
kortom je vraagt je af waar hij de tijd had om ook nog de gemeenteschool te besturen.
Het schooljaar startte prachtig: de beloofde nieuwe klasmeubels waren niet aangekomen. Met paard en kar verhuisde het zesde leerjaar de oude schoolbanken naar de nieuwe school. Pas geïnstalleerd of de tafeltjes en de stoeltjes kwamen aan en we verhuisden opnieuw de oude schoolbanken van de Pompoenstraat naar de Nieuwstraat. De eerste schoolmaand was zo voorbij gegleden. Maar dit waren niet de enige praktische problemen. Een nieuwe elektrische chauffage ultramodern, spuwde geregeld vuur. Meteen verdween meester Bossuyt voor enkele uren uit de klas. Hij schreef netjes een opdracht op het bord die we tijdens zijn afwezigheid moesten oplossen. Een paar ijverige leerlingen kweten zich nauwgezet van de opgelegde taak, de rest schreef over. We waren zo goed georganiseerd dat er zelfs een beurtrol was in het moppentappen, de klas hield wel van een paar kluchtjes.
Ondanks de zelfdiscipline kon er toch nog iemand tegen de lamp lopen. Meester Bossuyt had dan een originele straf klaar. Zo werd een schuldige naar voor geroepen toen zijn klakkebosse onverwacht schoot. Hij moest zijn klakkebosse binnen een bepaalde tijd een aantal keren doen afgaan. Iedere keer dat hij mankeerde, kreeg hij een muilpeer als beloning.
Maar meester Bossuyt was ook visionair. Zo vertelde hij het verhaal hoe de eerste wereldoorlog ontbrandde door de moord op de Oostenrijkse kroonprins Frans Ferdinand. Een dag later, op 22 november 1963 werd John Kennedy vermoord
.
Dit verhaal lijkt soms horror, recht uit Guantanamo.
Maar de functie van de school was in die tijd fundamenteel verschillend van de huidige school. Het dorp Desselgem was een knus dorp, waar iedereen elkaar kende. Buiten de school was er zo veel meer te doen dan in de school. Ravotten, kwajongensstreken uithalen, de jeugdbeweging
soms leek de school een gevangenis.
Nu is Desselgem verstedelijkt, heeft zijn eigen industrieterrein. De inwoners werken niet noodzakelijk dicht bij huis, er is het drukke doorgaande verkeer, wegmarkeringen, klaar-overtjes moeten zorgen dat kinderen veilig in school geraken
; nu is de school wellicht een veilige kinderhaven.
16-03-2008 om 00:00
geschreven door Lieven 
|