Op 8 december 1987 rijdt een Israëlische legertruck in op een groep arbeiders in het Jalabia vluchtelingenkamp in Gaza. Dit is een Hamas bolwerk. Onmiddellijk antwoordt de verontwaardigde Palestijnse bevolking uit Gaza en de Westbank met protesten,stakingen en betogingen deze Israëlische agressie. Nieuw is dat jongeren en kinderen massaal aan het protest deelnemen en met stenen naar de soldaten gooien. De internationale pers toont aan de wereld de kinderen die het opnemen tegen het oppermatige Israëlische militair apparaat. Imagoschade en veel verlies van geloofwaardigheid zet de politieke wereld toch even in beweging. Atef organiseert met zijn groep de hulpverlening. Hij zorgt voor dokters die de gewonden verzorgen,advocaten die de duizenden opgepakte Palestijnen in de gevangenis opzoeken, geld voor families die het moeilijk hebben. Maar hij wil niet dat zijn naam valt, ook niet bij Fatah. De schrik voor arrestatie en een nieuw verblijf in de Negevgevangenis zit er goed in.
Na 9 maand houdt Atef het voor bekeken. Het bugerprotest wordt meer en meer gemilitariseerd. Overal duiken gewapende milities op. Vanuit Tunis worden de milities meer en meer georganiseerd. Net waarop het super-Israelische leger zit te wachten . Abu Jihad, de commandant die vanuit Tunis de milities leidt wordt door een Israëlisch commando in 1988 vermoord.. Die lichtbewapende rebellenmilities zijn geen partij voor het beste leger ter wereld. Met plezier achtervolgen ze de rebellen in de vluchtelingenkampen. De milities paraderen iets te graag voor camera’s, kidnappen verdachten van collaboratie, ondervragen hen en berechten hen. Maar zij hebben hiervoor geen wettelijk kader, geen rechters. Meer dan 1000 Palestijnen worden voor collaboratie gedood. Atef ziet met lede ogen gebeuren hoe het nationaal begeleidingscomitee langzaam de greep op het burgerprotest verliest. Door de vele arrestaties van de burgemeesters. Door de belangen van de omringende Arabische landen. Door de groeiende erkenning en invloed van de PLO op het internationale vlak bloedde de Intifada dood.
Als je Stoke-on-trent (GB) binnenrijdt zie je een groot reclamebord: Mandate for change. Er zijn plannen om deze stad met 250.000 inwoners grondig te renoveren. De stad bestaat uit zes gefusioneerde dorpen en heeft niet echt een centrum. Om de stad tot attractiepool van de regio te maken wil men de meest verpauperde buurt met winkelcentra, winkel-wandelstraten en flats herinrichten. In deze buurt organiseert Sevie Tsampalla een tentoonstelling Small Change in de Airspacegallery (www.airspacegallery.org/2007) De tentoonstelling is een reactie op het boek van de architect Nabeel Hamdi, die aantoont hoe kleine ingrepen een stad leefbaar kunnen maken.
De tentoonstelling doet meteen denken aan de mislukte renovaties in Brussel waar ganse wijken werden platgewalst om plaats te maken voor torenhoge kantoorruimtes. S avonds zie je er niemand meer. Of aan het centrum van Athene waar kleine handelaars, bloemenverkopers en souvenierslijters verdreven worden.
Een levende stad kan niet zonder kleine volkstuintjes, ontmoetingsruimtes of speelruimte voor de kinderen. Plannenmakers, investeerders en banken meten hoeveel een vierkante meter kan opbrengen, hoeveel winst er kan gemaximaliseerd worden. De opeenvolgende bankencrisissen zouden ons anders moeten doen rekenen, blijkbaar niet dus.
Creatief denken staat los van de grote plannenmakers, maar heeft met kleinschalige inspraak van de toekomstige bewoners te maken. Maar het resultaat is het herstel van het gemeenschapsgevoel in een levendige stad. Een kleine ingreep die grote veranderingen kan maken.
Ik ben op de campus voor een reportage. Het was herfst. De tijd in Palestina om de olijven te oogsten. Een jong en erg mooi meisjes komt naast me lopen. Ze vraagt me over het marxismeleninisme, mijn onafhankelijke studentenvereniging, de laatste artikelen van mij in Al Talia. Ik voel me belangrijk. Ze heet Nadia, is eerstejaars in de aardrijkskunde faculteit. Ze komt uit een dorp in de buurt Beit Furik en haar vader is gemeentesecretaris. Haar familie Hanani is een grote en belangrijke clan. Maar misschien kunnen we samen een koffie drinken in de cafetaria vraag ik wat bedeesd. Nadia is onmiddellijk enthousiast en kletst honderduit verder. Ik voel me zo ingenomen worden,ik ben verliefd. Ik ben gewoon het artikel dat ik moest schrijven vergeten en verdrink in die grote vragende ogen. Hoe kon ik zo verstrooid zijn: ik vergat een nieuwe afspraak te maken. Maar op de volgende vergadering van de studentenvereniging het onafhankelijke blok,waar ik nog steeds voorzitter ben, mag ik Nadia als nieuw lid inschrijven. Nu hebben we geen drogredenen meer nodig om elkaar regelmatig te zien.
Amper een jaar later trek ik mijn stoute schoenen aan en ga ik haar ten huwelijk vragen bij haar vader thuis. Ik had geluk: hij kende mij vanuit de communistische partij. Hij stemde toe met de glimlach: ik weet dat je een eerlijke man bent en een man van uw woord. Mijn dochter is in goede handen en wordt met jouw gelukkig. Ik hoop dat jullie huwelijk met vele kinderen zal gezegend worden Wanneer ik aan die periode terug denk zie ik hoe onze Palestijnse samenleving veranderd is. Wij zijn allemaal conservatiever geworden. Meisjes kunnen niet alleen meer uitgaan, ze hebben steeds een jongere broertje of zusje mee om hen te bewaken. Als chaperon. Feestjes kunnen alleen tijdens de dag en zijn savonds voor jongeren verboden. De bezetting; het gebrek aan goede leiders, de armoede heeft onze maatschappij verstard en gefrustreerd. Mijn ouders waren veel moderner, nu is iedereen wantrouwig en in zichzelf gekeerd.
De huwelijksplechtigheid is gewoon. Maar mijn beste vriend Bassam Al-Salhi organiseert een verrassingsfeest. Hij zorgt voor een auto en in een hotel in Jeruzalem is er een feest met genodigden, hapjes, dans en muziek. The godfather heeft alles in het geheim voorbereid, het is dan ook een onvergetelijke dag. Een jaar later wordt mijn eerste zoon Jamal geboren, net als de eerste intifada uitbreekt.
Al Talia is de wekelijkse krant van de PPP. Hij wordt verdeeld in Oost-Jeruzalem. Maar ook op de Westelijke jordaanoever wordt hij verspreid. Zestien paginas Palestijns nieuws en politieke commentaar. Ik verdeel de krant en schrijf artikelen over de gebeurtenissen op de campus van de universiteit van Nablus. Ik krijg daar geen echt loon voor,maar mijn verplaatsingsonkosten en een beetje zakgeld. Dat houd ik niet voor mezelf, maar ik financier daar de kas van de progressieve studentenvereniging mee. We hebben 75 leden, maar ik slijt wel 200 kranten. Al Talia staat onder leiding van Bashir Barghoutti, Algemeen secretaris van de PPP. Zijn columns en analyses zijn excellent, ik leer veel van hem. Bashir werd door de Israëlis uitgewezen, maar met succes verdedigd door de joodse advocate Felicia Langer.
De meeste kranten staan onder de controle van Fatah of de PLO. Een krant wordt niet alleen gebruikt om de Israëlische bezetting aan te klagen,maar ook om onderlinge politieke meningsverschillen uit te discussiëren. Toch blijft de interne discussie beperkt.Al Talia was geen onafhankelijke krant, maar verdedigde militant de partijstandpunten. Ik ben partijlid en communist en verdedig de partijstandpunten met hard en ziel, toch houd ik in mijn publicaties een zekere afstand. Ik leer het wankele evenwicht te vinden tussen de observatie van de feiten en het stellen van de juiste vragen. Een krant mag geen simpele weergave van de realiteit zijn, geen spiegel van de samenleving.Maar het is eenvoudiger als je vertrekt van de dagelijkse belevenissen van de mensen. Zo kom je sneller bij de verborgen kanten van de samenleving. Een goede journalist schrijft niet over wat iedereen al weet,maar doet de lezers nadenken over wat ze meemaken. Ik kreeg toch wel internationale erkenning voor mijn benadering. Zo werd ik in 2003 genomineerd in Brussel voor mijn verhaal over de leraars die er alles aan deden om de klas te laten doorgaan ondanks de problemen aan de checkpoints.
Op een dag werd ik opgebeld door het internationale persagentschap Reuters met de vraag om free-lance correspondent te worden. Na het gesprek breng ik het nieuwsje op de redactievergadering van Al Talia. Beshir vindt het goed nieuws. Ja zegt hij, je zal hiermee iets meer kunnen verdienen. Je loon is laag,maar wij kunnen je niet meer betalen. Je verdient het. En het is ook goed nieuws voor ons allemaal: het is een erkenning voor ons journalistiek werk en je kennis in het algemeen. Ik werkte 22 jaar voor Reuters, tot we plotseling onverwacht een conflict hadden. Ik had het gevoel dat we steeds meer van mening over de inhoud van de artikels van mening verschilden. Maar dit was slechts de aanleiding: de ergste en spectaculairste gebeurtenissen in Nablus waren voorbij. Zij hadden geen correspondent meer nodig,ik werd weggesaneerd.
Een journalist in oorlogsgebied heeft het niet gemakkelijk. Je mag niet vrij rondreizen. Met mijn Reutersperskaart kon dat wel tot in 2000. Daarna werden alle persaccreditaties ingetrokken. Ik kon toen ook Oost-Jeruzalem niet meer in. Daar waren Reuters en de meeste krantenredacties gevestigd. Er was immers tot na Oslo een verschil in de censuur. Toen Israël de Westbank en Jeruzalem bezette grepen zij terug naar het Britse militaire wettelijke kader om de pers aan banden te leggen. Een krant voor de Westbank of Gaza viel onder de militaire censuur, een krant voor Oost-Jeruzalem viel onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Ik moest regelmatig naar het grote gebouw met de teksten. Zij wilden immers alle teksten, zelfs in het Arabisch, vooraf zien. Zij hadden twee dagen nodig om de teksten door te nemen. De goedgekeurde teksten werden met geel aangestipt, de verboden teksten werden met rood gekleurd. Bij de publicatie mochten we geen witte delen tonen, omdat de lezers dan zouden beseffen welke delen van de tekst weggelaten werden en verboden. Soms werden alineas gecensureerd,soms paragrafen,soms volledige artikels. In september 1991 werd een volledige artikelenreeks weggecensureerd.Al Talia schreef toen een reeks over martelingen in de Israëlische gevangenissen onder de titel: ken je rechten. Wij tekenden beroep aan bij het hoge gerechtshof dat de censors gelijk gaf.
Al Talia verdween na de Oslo-akkoorden. De Palestijnse Autoriteit werd bevoegd voor de media, voor een kritische krant waren er geen subsidies.
Toen moest ik naar de An-Najah universiteit van Nablus. Een opdracht van de Communistische partij. Nablus is van een progressieve stad en universiteit veranderd in een conservatieve stad. Ik kom er terecht bij leraars en professoren, waarmee ik vroeger bevriend was. Terwijl ik in de gevangenis verbleef waren zij gaan studeren in het buitenland: de Verenigde staten, Europa of Arabische landen. Maar ik voel geen spijt en geen afgunst. Dit is voor mij een kans.Zij staan moreel bij mij in het krijt.
Mijn echte prioriteit is de oprichting van een progressieve studentenvakbond aan de universiteit. Bij de studentenverkiezingen in 1979 zijn er drie verschillende strekkingen aan de universiteit actief: de jeugdafdeling van Fatah, de jongerenafdeling van de PLO en de moslimbroeders.
Ik overtuig de partij dat we met een onafhankelijke lijst en een programma gericht op de noden van de studenten aan de verkiezingen moeten deelnemen. Het verkiezingsprogramma is niet ideologisch maar spreekt over een universiteit voor iedereen met aandacht voor de studentenhuisvesting en inspraak voor de studenten. Het Moslimbroederschap behaalt 10 zetels, onze onafhankelijke lijst 1 zetel, Fatah en de PLO behalen geen enkele zetel.Ik leerde uit deze verkiezingen dat je in deze context niet met godsdienst of ideologie maar met antwoorden op de concrete problemen van de mensen moet af komen.
Ik kies Engels ( Engelse taal en litteratuur) als hoofdvak, Journalistiek en politiek als bijvak. Ik dacht een goede kennis van Engels te hebben.In de gevangenis had ik voor mijn medegevangenen heel wat vertaald in het Arabisch, ook wanneer er een delegatie van het Rode kruis op bezoek kwam. Dat is natuurlijk geen ervaring die me in staat stelt een vak als Engelse litteratuur zonder grote inspanningen te kunnen bijbenen. Shakespaere en Milton staan o zo ver van mijn leefwereld. Ik haal de schouders op: dit zou me toch niet erg helpen in mijn toekomstige job. Dit is een vals excuus, het activisme, de partijwerking, de organisatie van de studenten bepaalden mijn dagelijkse leven, niet het volgen van colleges . Toch ben ik er niet gerust in en ga op het studentensecretariaat informeren over mijn eerste studieresultaten. Eigenlijk mogen ze geen resultaten aan de studenten geven. Na enig aandringen krijg ik toch cijfers. De eerste resultaten zijn niet briljant:ik hen 61%. Dit is niet voor een uitmuntende maar voor een middelmatige student. Ik ben ongerust en roep een vergadering bijeen met andere studenten-activisten. Mijn andere collegas hadden nog slechtere resultaten. Sommigen haalden geen 50%. Zij lachten dit weg. Ach Atef, wij zijn politieke activisten. Wij moeten niet veel studeren, wij moeten in de eerste plaats de studenten organiseren. Daar kon ik geen vrede mee nemen. Indien de moslimbroeders onze slechte studieresultaten zouden kennen zouden zij ons hier op aanvallen en kritiek geven. Hoe kon je nu een goede leider zijn als je geen goede studieresultaten behaalt ?
Ik besloot me drie maanden uit het politieke campusleven terug te trekken en mij af te zonderen in de bibliotheek. De resultaten lieten niet lang op zich wachten: ik behaalde het volgende semester 76% en op mijn einddiploma prijkt 86%. Ik toon dit diploma graag aan mijn studerende kinderen om een voorbeeld te stellen. Trouwens mijn politieke activiteiten leden niet echt onder mijn studie-ijver: in de volgende verkiezingen voor de studentenraad werd ik verkozen tot voorzitter van de studentenraad. Een resultaat waar de moslimbroeders het moeilijk mee hadden.
De situatie in Palestina werd politiek zeer gespannen. De Israelische kolonistenbeweging begint met het oprichten van nieuwe kolonies op de Westelijke Jordaanoever. In de buurt van Nablus bij Elon Moreh. betogen wij onder leiding van de burgemeester Bassam Shaka. De betogingen waren geweldloos. Aanvankelijk konden we 3 km betogen, zonder tussenkomst van het leger. Maar toen we bij de kolonie aankwamen draaide de betoging opnieuw uit op een confrontatie met stenen, traangas en aanhoudingen. Ik word regelmatig opnieuw in de gevangenis opgesloten.De ene keer een viertal dagen,een andere maal voor 18 dagen. Het Camp David akkoord werd in de ganse West-Bank erg negatief ontvangen, en de studenten deden volop mee aan de acties. Als studentenleider ben ik volop in die acties en de mobilisatie betrokken.