Wanneer Ariel Sharon de Tempelberg en de Al-Aqsa moskee op 28 september 2000 in Jeruzalem bezoekt, breken onmiddellijk relletjes uit als antwoord op deze provocatie. Voor de Palestijnen en de Israëlieten is de tempelberg één van de betwiste heilige plaatsen. De opstand is meteen religieus van aard en gekoppeld aan de ontgoocheling over de resultaten van Oslo.
De opstand is ook minder een zaak van de burgerbevolking maar zeer gemilitariseerd: de opstanden spelen zich vooral af aan de militaire checkpoints die rond de steden opgericht werden, de wegen naar de joodse nederzettingen of de controles aan de godsdienstige plaatsen. Het Israëlische leger kan de opstand beperken en maakt nu gebruik van scherpschutters. De scherpschutters zijn getraind in het observeren van massa's demonstranten, een doelwit te kiezen en het hoofd of het bovenlichaam te raken. Het grootste deel van de Palestijnse slachtoffers is zo tijdens de tweede Intifada. Het sterke beeld van de Intifada was dan ook een jongetje Mohammed-al Dura dat zich achter zijn vader verborg in Rammallah om aan de sluipschutters te ontsnappen.
Het Palestijnse middenveld was ongeorganiseerd,links uitsluiting bij de Oslo-akkoorden nooit te boven. Het opende de denkpiste om naar een een-statenoplossing te gaan en te strijden voor een volwaardig Israëlisch burgerschap.
De Palestijnse Autoriteit organiseerde de tweede intifada niet, maar gedoogde de betogingen. Alhoewel Arafat flink onder druk werd gezet door Israël en de Verenigde Staten om een eind te maken aan het geweld, weigerde hij in te grijpen of de Intifada openlijk te veroordelen. Integendeel zijn getaand prestige werd bij de Arabische landen weer groter.
Israel had meteen het militaire belang van de nederzettingen ontdekt om Palestina in kleine stukjes op te delen en te controleren en dit in samenwerking met de kolonisten-burgers.
|