Na het eerste jaar notenleer moest ik een instrument kiezen. Gelukkig voor mijn ouders werd het geen piano. Plaatsgebrek.De buren mochten blij zijn dat ik het grote slagwerk achterwege liet. Geluidsoverlast. Tot grote spijt van de dorpsfanfare waren bombardon, bugel,trompet of klarinet geen optie. Geen dorpsgevoel. Snaarinstrumenten om te tokkelen zoals gitaar, mandoline of contrabas vielen voor de kleinkunstrage niet in mijn smaak. Onklassiek.
Viool. Uren stond ik te strijken om de noten op de juiste toon te krijgen.Volgens mijn muziekleraar oefende ik veel te weinig om een viruoos te worden. Mijn vader trad hem volmondig bij: oefening baart kunst. Mijn moeder vergoeilijkte: hij moet ook nog buiten kunnen spelen. Anders wordt het een bleek kunstwondertje.
Op 16 jaar hing ik de viool aan de haak.Kort daarna keek ik de meisjes in de ogen. De viool werd aan de piotto's voor een habbekrats verpatst.Viool ? Ik zal dit nooit meer kunnen...
|