De voorbije dagen was ik op een seminarie over de toren van babel in Europa. In Luxemburg nog wel,culturele hoofdstad van Europa. Ik kwam terecht in een groep met lesgevers Engels. Mensen uit de het Oude Groot-Brittananie die Engels spraken als moedertaal met hun typische Engelse maniertjes, Ieren die St-Partrickdays vieren, mensen uit de voormalige Oost-Bloklanden zoals Roemenie, Littouwen, Estland, een paar Spanjaarden en jawel: een Belg. Mijn bedoeling was uit te zoeken hoe we best delegees uit de Europese ondernemingsraden begeleiden om te kunnen communiceren, wereldwijd met iedereen. Ik viel niet door de mand, dus anderen moeten het met een beetje gezond verstand ook wel kunnen. Luxemburg is wel speciaal: rijk, ook bank-rijk en met zeer veel immigranten die daar komen om te werken. Klein Zwitserland. Ze spreken er veel talen: Frans, Duits en Luxemburgs. Gewoon onverstaanbaar. Maar hun talenkennis is een troef. Ze gebruiken die troef om zich als klein land zich Europees en Internationaal op de kaart te zetten, zonder hun eigen tradities te verliezen. Maar dit veronderstelt zelfbewustzijn , geen frustratie. Openheid, geen bekrompenheid. Het seminarie leerde mij dat het sociale Europa nog ver weg is en dat de Europese vakbond nog een lange weg af te leggen heeft. Maar er zijn mensen die reeds een lange tijd aan de weg timmeren. De nieuwe Europese landen verwachten veel van ons. Het is kwestie van hen de juiste boodschap te geven, niet zozeer hen te leren dat Europa een zaak van geld en lobbying is...