Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
17-02-2008
Mopje (Tante Lotte)
Melk
*een lieve groet doet elk van ons goed Toshi & tante Lotte*
Iedereen heeft dat wel, je kat praat tegen je en je weet precies wat hij of zij bedoelt. De toonhoogtes en de manieren waarop een simpel mauw naar buiten gebracht kunnen worden vullen waarschijnlijk een heel kattenwoordenboek. Met de vertaling zijn we nog wel even bezig, maar gelukkig hebben onze harige huisvrienden daar wat op gevonden:
De lichaamstaal
Eigenlijk is de kat wat lichaamstaal betreft helemaal geen ingewikkeld beest. Over het algemeen zal je normale gezonde verstand voldoende zijn om te weten wat een kat wil en hoe hij zich voelt. Een tevreden kat is bijvoorbeeld heel makkelijk te herkennen. Een ontspannen kat ligt lekker uitgestrekt, gewoon ergens vlak bij zijn baas, met de ogen half gesloten. Een test om te kijken of de kat echt ontspannen is om de kat even te krabbelen, onder zijn buik of zo. Als hij onmiddellijk op zijn rug gaat liggen, zo van ga door, ga door, dan is het goed.
Staart & Co
Laten we eens beginnen aan de achterkant van ons geliefde huisdier. Daar zit (meestal) een staart. Die staart kunnen we het beste omschrijven als de thermometer van de kat. Als de kat komt aanlopen steekt zijn fraaie staart parmantig omhoog. Maar let eens op het puntje. Komt de kat naar je toe rennen als je thuis komt, dan staat de hele staart recht omhoog en dat betekent: ik ben gewoon blij dat je er weer bent. Aai mij! Dat is dus een bevel. Als dat topje zachtjes heen en weer wiebelt, betekend het bij een relaxte kat dat ze zich lekker voelt, en bij een jagende kat dat hij volledig geconcentreerd op de prooi is. Pas echter op als dat puntje wat strakker en sneller heen en weer gaat. Dat betekent meestal dat de kat tamelijk geïrriteerd raakt van het gedrag van zijn medemens. Breidt het gezwaai van de punt zich uit tot de hele staart zoek dan dekking achter de bank, want je kat staat op ontploffen! Figuurlijk dan, maar hij is wel boos en gaat over tot aktie.
Snorremansen & oogappels
Van die grappige haartjes links en recht van het neusje van je kat kun je ook heel wat leren. Als ze gewoon naar buiten staan is er niks aan de hand. Steken ze wat neer voren dan is de kat alert en op speurtocht, staan ze naar achteren dan voelt hij zich bedreigd. Stel je je kat weer gerust dan gaan de snorharen weer in ruststand. Ook de ogen geven aan hoe relaxed een kat is. Kijk maar eens goed als je huiska mertijger lekker plat op de vloer ligt. Als zijn ogen half open zijn is hij meestel erg op zijn gemak. Maar combineert een staande kat deze halfgesloten ogen met een laag gehouden kop en een laag gehouden lichaam dan betekent dat dat hij zich ernstig bedreigd voelt. Een kat die zich bedreigd voelt heeft ook grote, open pupillen. Dat kennen we zelf ook, als onze ogen groot van angst zijn. Dan zijn er nog die prachtige roterende oren van de kat. Die vertellen ons heel wat over de gemoedstoestand. Als een kat goed oplet, op jacht is of als hij iets interessants hoort dan steekt ie zijn oren duidelijk naar voren. Zenuwachtige katten draaien hun oren voortdurend naar achteren en een hele bange en agressieve kat legt zijn oren bijna plat op zijn kop. Blazen en het laten zien van de tanden combineren ze met opstaande haren en een dikke staart. Dat lekker groot maken is vaak een antwoord op een bedreiging van buiten.
Misverstanden
De lichaamstaal cq. Kattentaal van de kat is op een aantal punten nogal verschillend van de van de hond en dat levert dan misverstanden op. Als de kat met de staart stijf recht omhoog vrolijk naar de hond toe rent krijgt de hond de schrik van zn leven. Als namelijk een mede-hond hem met de staart stijf rechtop benaderd is dat een vreselijke bedreiging. En als de kat dreigend zijn staart heen en weer zwiept, zo van : opzouten want ik heb een slecht humeur, dan leest de hond de zwiepende staart als vrolijk kwispelen van zijn mede-hond en dus een uitnodiging om gezellig te spelen. Daarom is het belangrijk om kat en hond in het begin niet alleen te laten en let goed op hoe de hond reageert op de signalen van de kat. Beloon de hond uitvoerig als hij goed met de kat of het kitten om gaat, hij zal dan zijn goede gedrag met de kat of het kitten met de beloning verbinden met dat leuke kitten dat net nieuw is. Ben je niet thuis of s nachts hou ze dan even apart.
Ik ben niet de eerste, en zal ook zeker de laatste niet zijn, was dat maar waar. Nee, allemaal valse schijn, en zeker geen groots gebaar.
Maar, de baas overheerste, zijn wil is wet, er was over gesproken tijdens de aanschaf, het was allemaal al op papier gezet. Nou, ik vind het alleen maar ontzettend laf.
Het gebeurt zo vaak... Om mijn karakter wordt ik nog even geroemd. Het is een spruit, Ja, zo werd ik genoemd. Maar dat veranderde niets aan het besluit.
Er wordt druk gediscussieerd, de kinderen staan te huilen. Maar het kan niet anders, ja, ze gaan me gewoon inruilen. Ik hoor het gemompel van enkele omstanders.
Elke andere oplossing wordt genegeerd, het is nu echt de hoogste tijd. Ik moet alleen achterblijven, tot mijn grootste spijt. Ik probeer nog even... langs een been te wrijven.
Ik moet in een hok, verdrietig kijk ik iedereen na. Hoe kun je dit nu toch doen, van het vrouwtje krijg ik nog een dikke zoen, speels trek ik nog aan haar rok.
Ze beloven dat er goed voor mij wordt gezorgd. Dit wil echter nog niet zeggen dat ik het leuk vind, maar er zijn viervoeters die slechter af zijn dan ik, zij worden zonder enige schroom, vastgebonden aan een boom.
jeetje, da's pas balen. Denk nu niet, dit is niet helemaal pluis, want over twee weken komen ze mij weer halen, Ja, ik mag echt weer terug naar huis. Snel nemen ze afscheid, Het hoort er nu een maal bij, .bij die vakantietijd....
° Ezels zijn vroeger tam gemaakt dan paarden, waarschijnlijk ongeveer 6000 jaar geleden.
° De 'Miniature Mediterranean' is een zeldzaam ras van mini-ezels die niet hoger worden dan 1 meter.
° Een ezelsdracht duurt ongeveer 12 maanden, maar een olifant heeft het record bij de zoogdieren: 22 maanden. De buideldas draagt dan weer niet langer dan 12 dagen.
° Ezels zijn woestijndieren, ze hebben de gewoonte al het groen op te eten dat ze kunnen krijgen als reserve voor later. Dat blijven ze bij ons ook doen als ze te lang op de weide staan, waardoor ze ernistige problemen krijgen.
° Ezels zijn niet goed tegen water bestand: hun vacht laat vocht door en hun hoeven kunnen er slecht tegen. Daarom doen ze soms moeilijk als ze door plassen of natte weiden moeten.
Weet jij waarom bloemen zo mooi gekleurd zijn? Niet omdat wij dat zo leuk vinden! Maar om insecten te lokken! En insecten, dat weet je, zijn belangrijk voor bloemen. Want zij brengen het stuifmeel van de ene naar de andere bloem. Nu kunnen niet alle insecten dezelfde kleuren zien. Een bij is bijvoorbeeld blind voor rood, maar is wel gek op geel. Vlinders zien rood wel heel goed, daarom zie je vaak veel vlinders op een klaprozenveld!
Vogelconcert.
Als je 's morgens eens heel vroeg wakker bent dan kun je er van genieten: van het vogelconcert. Want de meeste vogels beginnen al heel vroeg met zingen. De merel is een èchte vroege vogel: die begint al om vier uur 's ochtends. Als je goed luistert kun je op den duur de verschillende vogels aan hun zang herkennen. Het winterkoninkje schettert fel. En de lijster roept: "frederiek, frederiek, riek riek fie-ietje-fie-ietje twiet-twiet-twiet!" Spreeuwen kunnen zó in de Soundmixshow: ze zijn een kei in het nadoen van andere vogels.
Het loopt en het heeft een heleboel pootjes...
Wist je dat insecten de grootste dierengroep vormen op aarde? Er zijn ook zo veel verschillende soorten! Je kunt insecten herkennen aan hun poten; ze moeten er zes hebben! Spinnen zijn dus geen insecten, want zij hebben er acht. En een duizendpoot valt er natuurlijk helemaal buiten!
Wat een springer!
Ze springen van tak naar tak, soms stoppen ze even om iets te knabbelen: eekhoorns. Ik wou dat ik zo goed kon springen! Een eekhoorn heeft een sierlijke pluimstaart die hem goed van pas komt bij het springen: want hij kan er mee sturen! Ze eten vooral boomzaden, zoals bijvoorbeeld eikels. Ook paddestoelen vinden ze heerlijk! Kijk maar eens goed of je er een ziet; eekhoorns leven in naaldbossen, beukenbossen en grote stadsparken.
Volg die staart...
De ree komt overal in ons land voor. Je hebt de meeste kans ze te zien in de vroege morgen of tegen de avond, want dan komen ze uit hun schuilplaats. Een wijfjesree noem je 'rik' of 'geit'. De vacht van een ree is bruin, met onderaan de staart een witte vlek, de 'spiegel'. Deze vlek is goed te zien in het donker, als de reeën moeten vluchten kunnen ze elkaar zo goed volgen. Deze mooie, ranke en lenige dieren kunnen sprongen maken van wel zes meter ver.
Haasje repje Als een haas er vandoor...
Deze uitdrukking bestaat niet voor niets. Want hazen zijn, net als leeuwen, razendsnelle sprinters. Ze zijn ook slim: als ze op de vlucht zijn veranderen ze razendsnel van richting om hun achtervolger te foppen. Hazen zijn altijd op hun hoede! Zelfs tijdens het eten staan ze rechtop om om zich heen te kunnen kijken. Ze slapen ook niet echt: ze maken korte hazeslaapjes van hooguit twee minuten. Doe ze dat maar eens na!
Ik zie ze vliegen! Zie je ze ook vliegen?
Veel vogels hebben de duinen als hun leefgebied gekozen; bijvoorbeeld de Kiekendief en de Tapuit. Ze kwetteren er om het hardst! Ze leven er echt; ze broeden op deze plek en zoeken hier hun voedsel. Aan de rand van het water zie je weer andere vogels, zoals het grappige Drieteenstrandlopertje en de Wulp. Al met al is het een drukte van belang!
Dierenweetjes Meer vlinders in de tuin door het aanplanten van de juiste planten:
Meer vlinders in de tuin door het aanplanten van de juiste planten:
Vlinders zorgen voor dat extra beetje sfeer en leven in de tuin. Daarnaast zijn ze met hun mooie kleuren vaak ook nog een lust voor het oog. Wie meer vlinders in zijn tuin wil zien, kan best eens volgende lijstje met planten bekijken waarvan de bloemen druk door de kleurrijke fladderaars bezocht worden.
Naast het aanplanten van de juiste beplanting moet je ook rekening houden met het feit dat vlinders koudbloedige diertjes zijn. Dat wil zeggen dat hun lichaamstemperatuur sterk afhankelijk is van de omgevingstemperatuur. Dagvlinders hebben dan ook 20 °C nodig om goed te kunnen vliegen. Op een dag dat het nog niet zo warm is zullen ze zich dan ook eerst een beetje opwarmen op een windvrije plaats. Dat doen ze door hun vleugels wijd open te houden. De vleugels functioneren dan een beetje zoals zonnepanelen die de vlinder opladen om terug op kracht te komen. Ideale plaatsen voor vlinders om rustig op temperatuur te komen zijn dan ook in struiken of op muren die de wind tegen houden.
Dagpauwoog aan het opwarmen tegen een zonnige muur.
Een tuin vol vlinders kun je bekomen met volgende planten:
Vaste Planten / tweejarigen / eenjarigen:
Adderwortel (Polygonum bistorta)
Akkerdistel (Cirsium arvense)
Beemdkroon (Knautia arvensis)
Bergamotplant (Monarda)
Blauwe knoop (Succisa pratensis)
Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare)
Dagkoekoeksbloem (Silene dioica)
Dropplant (Agastache)
Duifkruid (Scabiosa columbaria)
Echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi)
Engels gras (Armeria spec.)
Engelwortel (Angelica speciosa)
Gewone dophei (Erica tetralix)
Gewone margriet (Leucanthemum vulgare)
Gewone paardenbloem (Taraxacum officinale)
Gewone rolklaver (Lotus corniculatus)
Gewone zandkool (Diplotaxus tenuifolia)
Gewoon biggenkruid (Hypochaeris radicata)
Gewoon duizendblad (Achillea millefolium)
Grote kattenstaart (Lythrum salicaria)
Grote teunisbloem (Oenonthera)
Hemelsleutel (Sedum spectabilis)
Jacobskruiskruid (Senecio jacobaea)
Klimop (Hedera helix)
Knoopkruid (Centaurea jacea)
Koninginnenkruid (Eupatorium purpureum)
Kruipend zenegroen (Ajuga reptans)
Lavendel (Lavendula angustifolia)
Leeuwentand (Leontodon spec.)
Luzerne (Medicago sativa)
Maarts viooltje (Viola odorata)
Margriet (Chrysanthemum maximum)
Marjolein (Origanum 'Nymphenburg')
Muizenoor (Hieracium pilosella)
Munt (Mentha spec.)
Muskuskaasjeskruid (Malva moschata)
Pinksterbloem (Cardamine pratensis)
Slangenkruid (Echium vulgare)
Speerdistel (Cirsium vulgare)
Struikhei (Calluna spec.)
Verbena bonariensis
Verbena hastata Verbena als eenjarig perkgoed
Vergeet-mij-nietje (Myosotis spec.)
Vlambloem (Phlox)
Wederik (Lychimachia clethroides)
Wilde bertram (Achillea ptarmica)
Wilde tijm (Thymus serpyllum)
Witte klaver (Trifolium repens)
Zeeaster (Aster tripolium)
Zonnehoed (Echinacea purpurea)
Zinnia
Sierheesters / struiken:
Braam (Rubus)
Peperboompje (Daphne mezereum)
Vlier (Sambucus)
Vlinderstruik (Buddleja davidii)
Dagvlinders die je in ons land frequent kan waarnemen in de tuin:
Atalanta, bont zandoogje, boomblauwtje, bruin blauwtje, bruin zandoogje, citroentje , dagpauwoog, distelvlinder, gehakkelde aurelia, groot koolwitje, klein geaderd witje, klein koolwitje, kleine vos, koninginnepage, landkaartje, oranje zandoogje, zwartsprietdikkopje.
zie ook een van de vorige mails over ziekten bij papegaaien
Ziekten bij parkieten
De ziekten bij parkieten komen grotendeels overeen met die bij papegaaien
Wat als mijn parkiet vergif heeft gegeten? Waarschijnlijk heeft u meer giftige stoffen in huis dan u denkt. Dat thinner en zwavelzuur giftig zijn zal u heus bekend zijn. Deze stoffen staan vast en zeker goed opgeborgen op een veilige plek. Maar wist u dat rookwaar, plantenmest en vlooienbanden ook giftig zijn? Vergiftigingen ontstaan doordat dieren iets giftigs hebben gegeten of giftig materiaal hebben opgelikt dat aan hun vacht is blijven hangen (bijvoorbeeld carbolineum). Vergiftigingen van knaagdieren en vogels zijn vrijwel altijd fataal. Als honden of katten iets giftigs hebben gegeten zijn ze vaak nog te redden, al is dit afhankelijk van de aard van de vergiftiging, de hoeveelheid giftige stof en......de juiste reactie van de eigenaar van het dier. Vergiftigingen met geneesmiddelen, schoonmaakmiddelen en tabak komen het meest voor. Neem altijd contact op met uw dierenarts als u denkt dat er gif in het spel is. Dierenartsen kunnen bij het antigifcentrum de meest recente informatie over giftige stoffen krijgen. Houd zo mogelijk de verpakking van het gif bij de hand. (Het is daarom verstandig giftige stoffen in hun oorspronkelijke verpakking te bewaren.) Is de dierenarts niet direct bereikbaar kijk dat in het volgende lijstje wat u zelf zou kunnen doen. Afhankelijk van het giftige product dat het dier binnen heeft gekregen zijn er verschillende manieren waarop u zou kunnen reageren. Soms is het verstandig het dier water te laten drinken waardoor het gif zich verdunt. Soms is het verstandig het dier te laten braken en soms kan braken juist heel onverstandig zijn. Dat is het geval als het om agressieve en/of bijtende stoffen gaat, die dan voor een tweede keer langs de slokdarm komen en deze ernstig kunnen beschadigen. Ook kan het toedienen van Norit, een laxeermiddel, koffieroom of boter verstandig zijn. Dieren die bewusteloos zijn kunt u beter geen water via de bek toedienen. Ook het laten braken is dan niet verstandig. Raadpleeg beter een dierenarts bij inname van vergif.
Kweken in broedkooien Als men kweekt naar voor tentoonstellingen of voor bepaalde kleuren, kweekt men het best in broedkooien. In een broedkooi kan men, zelf de koppels samenstellen, wat in een volière bijna onmogelijk is. Het is ook makkelijker om de nestkasten te controleren, wat regelmatig moet gebeuren. Er zijn verschillende typen kooien in de handel te verkrijgen, maar men kan ze zelf makkelijk maken. Als u een broedkooi koopt, moet u er voor zorgen dat er een uitschuifbare lade onder in de kooi is. Het is dan makkelijker om de broedkooi proper te maken. Met een lade worden de vogels tijdens het broeden ook niet gestoord, wat een groot voordeel is. Als de onderkant uit gaas bestaat, vallen de uitwerpselen van de vogels in de broedkooi van de vogels onder hun, wat onhygiënisch is en het verspreiden van ziekten wordt versneld.
Een broedkooi is groot genoeg als hij ongeveer 65cm breed, 40cm diep en 40cm hoog is. Het beste is om een broedkooi te maken of te kopen van het kist-type. Dit wil zeggen dat alleen de voorkant van de kooi uit gaas bestaat. Zo zijn de vogels een beetje beschut. Men kan ook grotere broedkooien maken, waartussen u een tussenschot zet. Als de kweekperiode dan voorbij is, kunnen de tussenschotten verwijdert worden, en hebben de jonge vogels een kleine volière. Maak de tussenschotten van hout of plexiglas, maar niet van gaas. De koppels gaan dan ruzie maken, waardoor ze niet gaan broeden.
Als u gaat kweken, zet u eerst de pop in de broedkooi. Dit doet u best in de vroege morgen, zodat de pop al aan de broedkooi kan wennen en alles kan verkennen. Zet de opening van de nestkast de eerste dag al open. Nu heeft de pop de ganse dag tijd om het eten en drinken te vinden en ze kan de nestkast inspecteren. Een dag later zet u de man in de broedkooi.
Er zijn ook verschillende manieren om de nestkasten op te hangen. Men kan ze buiten of binnen de broedkooi hangen. Buiten de broedkooi heeft als nadeel dat men soms onverwachts bij het proper maken van het vogelverblijf de nestkast kan afstoten, met alle gevolgen vandien... Maar er wordt geen vliegruimte ingenomen, dat wel is gebeurt bij een nestkast die binnen opgehangen wordt.(voor verdere informatie over de nestkasten, zie Nestkastjes)
Verf de binnenkant van de broedkooi in een zo licht mogelijke kleur (liefst wit). Let op dat er een verf gebruikt wordt die niet giftig is voor de vogels, zoals een verf voor in kinderkamers.
Probeer de eet- en drinkbakken zo dicht mogelijk bij de deurtjes te zetten. Zo stoort u de broedende vogels minder bij het verversen van het eten en drinken.
Hygiëne is heel belangrijk voor de toekomstige jongen. Maak de broedkooi dan ook regelmatig proper, maar probeer de broedende grasparkieten zo weinig mogelijk te storen.
Als de jonge vogels uitgekomen zijn, kan de man of pop zich soms agressief gaan gedragen tegenover de jongen. Maak daarom een soort afdakje waar het jong onder kan gaan schuilen.
Het grasparkietenkoppel Geslachtsbepaling
Bij een grasparkiet is het helemaal niet moeilijk om het geslacht van de vogel te bepalen. Het verschil tussen een man en een pop is te zien aan de neusdoppen. De neusdop bij een mannetje is blauw gekleurd en de neusdop bij de pop is bruinachtig. Als de vogels jonger dan 4 maanden is, is het wat moeilijker om het geslacht te bepalen, omdat de neusdoppen dan nog bleek van kleur zijn. Bij sommige kleurslagen, zoals de albino, de lutino en de fallow is het verschil ook wat moeilijker te zien. De pop heeft hier een gewone, bruinachtige neusdop en de man een vleeskleurige.
Het gedrag van het koppel
Als een grasparkietenkoppel gevormd is, zitten ze altijd bij mekaar. Het koppel poetst elkaars veren, vooraal de veren op het hoofd, waar ze normaal niet aankunnen. Een parkiet steekt zijn hoofdje uit en de andere vogel poetst zorgvuldig alle kopveertjes die door de snavel worden gegleden. Het koppel kan soms erg lang met het poetsen van de veren doorgaan.
Voedsel doorgeven behoort ook tot het gedrag van een grasparkietenkoppel. Het voeren van de partner gebeurt niet alleen tijdens de broedperiode, maar ook daarbuiten.
Het mannetje beweegt zijn hoofd op en neer om het voedsel op te rispen uit de krop en geeft dit door aan de pop. Het mannetje maakt hierbij een klokkend geluid. Meestal wordt er echt voedsel doorgegeven, maar soms ook niet.
Als deze gedragingen waargenomen worden, zijn de vogels in broedstemming.
De paring
Een koppel dat de beschikking heeft over een nestkast, zal meestal gaan paren. Bij grasparkieten die in broedkooien gekweekt worden, en waar de koppels dus zelf samengesteld worden, gebeurt de paring soms zelf al binnen enkele uren.
Het koppel is zeer opgewonden, ze springen op en neer en geven voedsel aan elkaar door en dan komt het tot de paring. Het mannetje zet een poot op de rug van de pop en met de andere poot blijft hij op de zitstok staan. Dan gaat hij met beide poten op de rug staan en spreidt de vleugels rond de pop. De staarten houden ze een beetje naar beneden en duwen ze de cloacas tegen elkaar, waardoor de bevruchting plaatsvindt. Om in evenwicht te blijven pikt het mannetje naar de veren van de pop.
Het is nu wel begrijpelijk dat er in een broedkooi geen schommels of wiegelende zitstokken thuishoren!
Legnood Legnood komt regelmatig voor bij grasparkieten. Vooral bij te jonge of te dik bevederde vogels, bij een pop die te veel nesten na elkaar heeft of als het ei te groot of schaalloos is. Dit komt ook voor bij vogels die een gebrek aan vitaminen hebben.
Legnood komt voor als de pop niet in staat is om het ei uit de eileider te persen. Tijdens de kweek is het dan ook belangrijk om sepia te geven. Hierin zit veel calcium, wat niet alleen belangrijk is voor de vorming van het ei, maar ook voor de samentrekking van de spieren.
Een vogel met legnood is zeer onrustig en springt voortdurend op en neer. Daarna is de vogel zeer moe en gaat hij in een hoekje van de kooi of volière zitten met de vleugels een beetje uit elkaar en de veren opgezet. Hij maakt ook klagende geluiden. Soms heeft de vogel een met bloed vermengde ontlasting.
Een pop die niet snel geholpen wordt, kan sterven. Men moet de vogel onmiddellijk uit de kooi halen en in een kleine, warme ruimte onderbrengen. Men kan sla-olie op de cloaca smeren, waardoor het ei makkelijker glijdt. U kan de vogel ook boven een ketel met kokend water houden. De dampen zorgen ervoor dat het ei sneller gelegd kan worden. Een lichte massage aan de onderbuik kan soms ook helpen. Een niet zo een aan te raden methode is het ei zelf uit de cloaca persen. Het ei kan namelijk breken en de eierschalen veroorzaken inwendige bloedingen, wat dodelijk is. Als het ei nog altijd niet komt, moet u zo snel mogelijk naar de dierenarts, waar hij een inspuiting krijgt.
Een pop die legnood heeft gehad, mag minstens een jaar niet meer broeden omdat de kans om opnieuw legnood te krijgen dan veel groter is.
Nestkasten In het wild leggen grasparkieten hun eieren in holle boomstammen, die ze zelf op maat maken. Als de ingang van de broedholte te klein is, maken ze deze groter met hun snavel. De houtschilfers die dan loskomen, vallen dan in de nestholte, zodat ze een goede bodembedekking hebben. Wij kunnen de vogels geen rotte boomstammen bieden, dus hebben we goede nestkasten nodig. Een goede nestkast is noodzakelijk voor goede broedresultaten. Als u in een dierenwinkel naar een grasparkietennestkastje vraagt, tonen ze meestal een verticaal nestkastje. Maar, naar mijn mening zijn horizontale nestkasten beter geschikt. Hierin hebben ze meer plaats, en bij een te kleine nestkast bestaat het gevaar erin dat de jongen te fel op elkaar zitten en dat de moeder op de jongen drukt. Dit kan leiden tot kromme poten, waardoor de vrouwtjes hun evenwicht niet meer kunnen bewaren bij het paren, en zelfs tot verstikking. Een goede maat is ongeveer 25cm lang, 18 cm breed en 20 cm hoog. Hierin kunnen de jongen, als ze groter zijn, wat in rondtrippelen. In elke nestkast zou ook een nestholte moeten zijn. Dit voorkomt het wegrollen van de eieren. Indien er een ei wegrolt, bestaat de kans erin dat het breekt waardoor het jong verloren is. Soms knagen de grasparkieten aan de nestholte om deze wat groter te maken. Nestmateriaal is niet echt nodig, maar op de bodem van het nestkastje kan men wat houtschilfers leggen. Als er te veel houtschilfers in de nestkast liggen, zal het vrouwtje het teveel uit het nestkastje gooien. Zaagmeel is naar mijn mening niet erg geschikt, omdat de jongen er soms in kunnen verstikken.
Heel handig is een "dubbele nestkast". in de nestkast zit een open bakje, dat makkelijk uit de gesloten kast de halen is. Dit is heel handig als men de jongen uit de nestkast moet halen. Een voorbeel hiervan is hieronder te zien.
Sommige kwekers hangen hun nestblok op in de broedkooi, andere weer buiten de kooi. De kast buiten de kooi hangen heeft als voordeel dat het nest makkelijk te controleren is en dat er in de kooi geen plaats wordt verspild aan de nestkast. Maar het gevaar bestaat erin, dat je per ongeluk het nestkastje kan afstoten, met alle gevolgen van dien...
Soms gebeurt het dat de pop de eieren stuk bijt. Om dit te voorkomen, moeten we een soort dubbele bodem maken in de nestkast. In de bovenste bodem maken we een gat waardoor het ei kan vallen in de onderste bodem. In deze onderste bodem moeten dan wel veel houtschilfers, zodat het ei niet kan breken. De eieren kan men dan wegnemen en onder een andere pop leggen.
De ontwikkeling van de jongen De jonge kuikentjes ontwikkelen zeer snel. Ze worden volledig kaal geboren met gesloten ogen en zijn volledig afhankelijk van hun moeder. Als de moeder de jongen voedsel geeft, liggen de kuikens tot ongeveer de 5de dag op hun rug. Na 6 dagen gaan de ogen open en na 7 dagen beginnen de veren te groeien. Drie dagen later zijn ze al volledig bedekt met dons. Als ze ongeveer een maand oud zijn, zijn de veren bijna volgroeid en het jong verlaat het nest. Hij kan nu (een beetje stuntelig) vliegen. Als u een parkiet wilt tam maken, is nu het geschikte moment om te beginnen. Soms komt hij dan al van de eerste dag op uw vinger zitten. Jonge grasparkieten hebben nu van niets schrik! Als de jongen uitgevlogen zijn, begint het vrouwtje meestal terug opnieuw te broeden. Het mannetje voert de jongen dan nog enige tijd terwijl het vrouwtje weer aan het broeden is.
Jonge vogels zijn makkelijk te herkennen aan hun zwarte ogen. Oudere vogels hebben nog een witte rand rond hun ogen. Jonge vogels hebben ook een gestreept voorhoofd dat na de jeugdrui (3-4 maanden na de geboorte) verdwijnt.
Paren en broeden Je kan makkelijk zien of grasparkieten een echt koppeltje vormen en klaar zijn om te broeden. Ze zitten altijd bij elkaar en verzorgen elkaars hoofdveren. Het mannetje braakt voedsel op en geeft dit door aan het vrouwtje. Deze bewegingen kan u bij een koppeltje regelmatig waarnemen. Maar ze doen dit ook regelmatig zonder voedsel door te geven. Als het koppeltje in broedstemming is, is het vrouwtje haar washuid bleker van kleur. Al snel zal het vrouwtje het nestkastje beginnen te inspecteren. Eerst steekt ze voorzichtig haar kopje naar binnen en wipt dan eventjes naar binnen, maar ze is er snel terug uit. Hoe komt het dat het vrouwtje zo voorzichtig het nestkastje betreedt als er toch geen vijanden zijn? Dit is een natuurlijk instinct. In Australië leven slangen die in boomholtes kunnen zitten. Nu blijft ze steeds langer en langer in het nestkastje. Niet lang daarna volgt de paring. De pupillen worden kleine puntjes. Het vrouwtje zet haar staart rechtop en voorzichtig kruipt het mannetje op de rug van het vrouwtje en spreidt zijn vleugels uit. Nu wrijven ze hun cloaca's tegen elkaar, zodat de bevruchting plaatsvindt.
Na ongeveer 8 dagen wordt het eerste eitje gelegd. Voordat de eitjes gelegd worden, worden de uitwerpselen van het vrouwtje zichtbaar groter. Nadat het eerste eitje wordt gelegd, komt het vrouwtje bijna niet meer uit het nestkastje. Ze komt er maar 3-4 keer per dag uit om haar behoefte te doen. Het mannetje zit meestal op het stokje voor het invlieggat. Het mannetje komt nooit in het nestkastje. Grasparkieten leggen 3-6 eitjes. Om de dag wordt er een eitje gelegd. Na ongeveer 10 dagen kan u kijken of de eitjes bevrucht zijn. Dit kan u doen door het eitje voorzichtig op te pakken en met een fel lichtje door het eitje te schijnen. De bevruchte eieren zijn donkerder dan de onbevruchte. In het midden ziet u bij een bevrucht eitje een kern waaruit allemaal bloedvaten vertrekken. Een onbevrucht eitje is wat doorschijnend. Ziet u dat de eitjes vuil zijn, was ze dan zeker niet af. Rond het eitje zit een (onzichtbaar) waslaagje dat het kuikentje beschermd tegen infecties. Als er onbevruchte eieren zijn, haalt u ze er best uit. Een grasparkieteneitje weegt ongeveer 2 gram. Zoveel weegt ook het pas uitgekomen jong. Na 18 dagen komt het eerste eitje uit. Het kuiken pikt met de eitand het eitje open. Dit is een heel vermoeiende gebeurtenis. De andere eitjes komen om 2 dagen uit. Dit heeft als gevolg dat het oudste jong al veertjes begint te krijgen als het jongste pas is uitgekomen. Het vrouwtje heeft op haar buik een gevoelige broedvlek waardoor veel bloedvaten lopen. Daarmee kan ze de bewegingen in het eitje voelen! Het mannetje braakt nu regelmatig voedsel op voor het vrouwtje. Het vrouwtje geeft het voedsel op haar beurt weer door aan de jonge kuikentjes.
Controleer het nest elke dag om te zien of alles goed gaat. Dode jongen moeten onmiddellijk worden verwijderd. Ze verrotten namelijk zeer snel wat de andere jongen in gevaar kan brengen.
Bij gewone, kleine grasparkieten zijn meestal weinig problemen, maar de grotere, Engelse grasparkieten hebben soms nogal wat problemen met het broeden. Ze voeden hun jongen niet, krijgen veel onbevruchte eieren,... Als u Engelse grasparkieten kweekt, zet u best als u enkele koppels in de broedkooien zet, ook enkele koppels gewone grasparkieten in de kweek. Deze kunnen dan de jongen van probleemouders eventueel overnemen.
Omdat Engelse grasparkieten dichter en zwaarder bevedert zijn dan de gewone, trekt U best de veertjes rond de cloaca uit, zodat de bevruchting beter kan plaatsvinden.
Partnerkeuze Bij grote papegaaien en bij sommige parkieten is het bijeenbrengen van een mannetje en een vrouwtje soms niet zonder problemen. Ze beginnen soms te vechten wat tot de dood kan leiden. Bij grasparkieten is dit gelukkig niet zo. De meeste grasparkieten accepteren zonder moeite een partner. Laat de grasparkieten aan elkaar wennen door ze elk in een andere aangrenzende kooi te zetten. Zo kunnen ze elkaar door de tralies bekijken. Na enkele dagen zet u de grasparkieten samen in een kooi. Meestal zullen ze niet vechten, maar na een paar dagen zijn ze al een echt koppeltje. Ze zitten elkaar te snavelen, elkaars veren te poetsen, enz Als er eenmaal een paartje is gevormd, blijft dit standhouden totdat een van de parkieten sterft of als u ze scheidt. Als het popje aan het broeden is wordt het door de partner gevoerd door het invlieggat. Grasparkieten zijn al na 3-4 maanden geslachtsrijp, maar het beste is om te wachten tot ze ongeveer 11-12 maanden oud zijn om legnood, dat soms bij jonge parkieten voorkomt, te voorkomen.
Ringen Wie veel grasparkieten heeft, gaat zijn vogels het best ringen. Zo kunnen ze makkelijk uit elkaar gehouden worden. Een grasparkiet ringen om hem te kunnen identificeren, kan met een open of gesloten ring geringd worden. Een open ring is een ring die men elk moment aan de poot kan doen of van de poot afhalen. Open ringen zijn er in verschillende kleuren. Zo is het makkelijk om bijvoorbeeld de verschillende families uit elkaar te houden. Elke familie krijgt dan een bepaalde kleur.
Een gesloten ring is een ring die men om de poot doet van een jonge vogel, die nog in het nest zit. Deze ring kan er niet meer afgeschoven worden. Om aan gesloten ringen te geraken, moet u bij een vogelclub zijn. Hier kan u ringen voor grasparkieten verkrijgen. U kiest een stamnummer van maximum 3 letters en 3 cijfers (bv. uw initialen). Op de ring staan verder nog de initialen van de club waar u lid van bent, het cijfer dat aangeeft de hoeveelste ring dit van u is, en het jaartal. Zo weet u altijd in welk jaar de vogel is geboren. U kan kiezen tussen een gewone, zilveren ring of een gekleurde ring.
De maat voor grasparkieten is 4.01mm doorsnede.
Om aan tentoonstellingen mee te doen, hebt u zeker gesloten ringen nodig, om te bewijzen dat deze vogels werkelijk door u zijn gekweekt.
Een open ring aanbrengen is helemaal niet moeilijk, maar een gesloten ring is al wat moeilijker. Als het jong rond de 7 dagen oud is, kan hij worden geringd. Soms kan dit wat vroeger zijn, soms wat later. U neemt voorzichtig het jong vast in een hand en klemt een pootje (lichtjes!) tussen twee vingers. De drie langste pootjes richt u naar voren en het kortste pootje naar achteren. Voorzichtig schuift u de ring nu om de poot.
Soms ziet de pop de ring als een vreemd object en probeert ze de ring van de jongen af te krijgen. Ze bijt dan in het pootje, wat dan hard gaat bloeden. Soms bijt de pop zo hard, dat ze het pootje afbijt. Om dit te voorkomen, moet u, nadat een jong gering is, af en toe in het nest kijken of alles g
Drinkwater Zoals alle levende wezens hebben ook grasparkieten water nodig. Grasparkieten drinken niet zo veel, maar ze moeten altijd een gevuld drinkbakje tot hun beschikking hebben. Het beste is als uw grasparkiet een gesloten drinkbakje heeft. Daar wordt het niet zo snel vuil in. Het water moet proper zijn. Wij drinken ook niet graag vuil water.
In de winter mag je nooit schalen als drinkwater gebruiken omdat grasparkieten ook graag baden in schalen en als de parkieten nat zijn en het vriest, dan is dit meestal fataal. Sommige mensen doen vitaminedruppels in het water. Dit is gezond, maar echt nodig is het zeker niet.
Hoewel grasparkieten niet veel drinken, moet er toch altijd een bakje met vers drinkwater voor hun klaar staan. Het drinkwater moet gegeven worden in een proper bakje. Net zoals wij drinken grasparkieten ook liever uit een proper bakje. Het drinkwater is bijna even belangrijk als de voeding zelf. Veel vogels gaan dood waarvan de oorzaak onbekend is, terwijl de sterfte door het besmette of bacterierijke drinkwater veroorzaakt wordt.
Het drinkwater moet regelmatig ververst worden, omdat er na een tijd bacteriën in het water komen, die zich snel vermenigvuldigen. De vogels die jongen hebben, geven die bacteriën door aan hun jongen, wat nadelige gevolgen kan hebben. Dit kan zelfs leiden tot de dood van jongen. Vooral in de zomer, als het warm is, wordt het water ook snel warm, waardoor bacteriën zich makkelijker kunnen voortplanten. Het water moet dan zeker één maal per dag ververst worden. In de winter kan het water bevriezen, zodat de vogels geen water meer krijgen. Hier moet ook op gelet worden.
Gewoon kraantjeswater is goed. Er zijn ook kwekers die hun vogels mineraalwater geven. Dit is niet echt nodig, maar gezond is het wel! Vroeger gaven kwekers hun vogels soms zeewater, omdat daar veel mineralen en zouten in te vinden zijn, maar dit is nu onmogelijk. Het zeewater is te fel vervuild door het toedoen van de mens.
In het drinkwater worden regelmatig vitaminen gegeven. Het tekort aan sommige vitaminen wordt hierbij aangevuld. Deze vitaminen zijn wel redelijk duur. In drinkwater met extra vitaminen, kunnen de bacteriën zich ook veel sneller voortplanten. De vitaminen zijn namelijk een voedingsbron voor de bacteriën. Na 2 à 3 dagen krijgt het water een slechte geur. Het is eigenlijk niet het water, maar de bacteriën die die geur veroorzaken.
Omdat vitaminen zo duur zijn, worden de drinkbakken soms pas na verschillende dagen ververst. Maar als men zijn vogels kent, weet men hoeveel drinkwater men moet geven, zonder te veel overschot te hebben. Zo bespaart men zowel vitaminen, als het geld.
Het klinkt misschien raar, maar thee kan ook zeer gezond zijn: kamillethee tegen lichte verkoudheden, venkelthee tegen moeilijkheden in de darmen, saliethee tegen diarree en brandnetelthee voor de verbetering van de vitaliteit.
Grit, maagkiezel en sepia Als grasparkieten zaden eten, kunnen ze dit niet vermalen, omdat ze geen tanden hebben. Dus moeten de zaden op een andere manier worden vermalen. Als de zaden ingeslikt worden, en dus van de schil zijn ontdaan, gaan ze naar de krop, waar ze worden geweekt. Dan gaan de geweekte zaden naar de kliermaag, waar er verteringssappen worden toegevoegd. Samen met die sappen gaat het zaad naar de spiermaag, die een sterke wand heeft. Hier worden de zaden vermalen. Om de zaden goed te vermalen zijn er kleine, scherpe steentjes in de spiermaag nodig. Deze steentjes (grit of maagkiezel) hebben heel onregelmatige vormen, waardoor het voedsel nog kleiner wordt gemaakt. Omdat de zaden dan zo klein zijn, kunnen de verteringssappen veel beter op het voedsel inwerken. De spiermaag trekt samen en zet zich uit. Daarom gaan de scherpe steentjes na een tijd rond worden, waardoor ze geen voedsel kunnen vermalen. Deze worden dan door het lichaam afgescheiden. De spiermaag heeft weer nieuwe steentjes nodig, zodat het voedsel altijd goed kan worden vermalen. Een bakje met grit is dus altijd nodig in een kooi of volière. Voor op de bodem van de kooi is er in de handel schelpenzand verkrijgbaar. De stukjes schelpen in dit zand zijn ook geschikt om als maalsteentjes te dienen. Deeltjes van oesterschelpen bestaan ook om aan de vogels te geven. In een volière met een natuurlijke bodem is het meestal niet nodig om grit te verstrekken, omdat de vogels al veel steentjes binnenkrijgen omdat ze veel op de grond naar voedsel zoeken. Gewoon zand, bv. rivierzand is niet geschikt, omdat de steentjes al rond afgesleten zijn door de stroming van het water. Dit heeft dus geen malende werking.
Zaad bevat niet veel mineralen. In de dierenwinkel zijn er sepiaschelpen te koop. Dit is het skelet van een inktvis. Zorg dat er altijd een sepiaschelp in de kooi hangt. Sepia bevat veel calcium. Dit is een waardevol mineraal dat van groot belang is voor de beenderen. Te weinig sepia kan voor jonge vogels leiden tot verzwakking van het skelet. Vooral tijdens het broedseizoen is dit waardevol. De eischaal bestaat namelijk voor een groot deel uit calcium. Sepia kan u kopen, maar is ook aan het strand te vinden. Gebruikt u sepia dat u aan het strand hebt gevonden, dan moet u dit zeer goed schoonmaken met heet water, om vuilresten af te spoelen.
Groenvoer De zaadmengeling voor de grasparkieten is het basisvoedsel, maar zaad alleen is niet voldoende. Er dient ook groenvoer verstrekt te worden. Groenvoer bevat veel vitaminen die de grasparkiet in optimale conditie houden. Groenvoer is zelf makkelijk om in de tuin te houden en is overal te vinden.
De eerste keren dat groenvoer verstrekt wordt aan een vogel, zal het meestal onaangeroerd blijven liggen, maar men mag de moed niet opgeven. Na een tijd, als de grasparkieten de smaak te pakken hebben gekregen, wordt zo een stuk fruit het lievelingsvoer!
Als groenvoer kan bijna elk stuk fruit gegeven worden. Sla kan wel ongezond zijn voor de grasparkieten. Sla bevat te veel vocht, waardoor de grasparkiet diarree kan krijgen.
Tot de favorieten behoren stukjes appel, wortel, peer, sinaasappel,...
Men kan ook geschikt groenvoer in de natuur vinden. Groenvoer langs een weg gaan zoeken, is niet aan te raden, want het groenvoer kan aangetast zijn door de giftige uitlaatgassen van autos. Dit kan soms dodelijk zijn voor de vogels. Zorg ook dat u er zeker van bent dat de planten niet bespoten zijn met chemische produkten, daar deze erg giftig zijn voor grasparkieten.
In velden zijn er volop geschikte planten te vinden.
Zo een plant is vogelmuur. Op elk leeg stukje grond is er in de zomer wel vogelmuur te zien. Vogelmuur is makkelijk te herkennen aan de lichtgroene kleur en aan de fel vertakte stengels. In de zomer krijgt de plant kleine witte bloempjes. Vogelmuur bevat veel calcium, dat goed is voor de vorming van het beendergestel van de jonge vogels. Als de vogel iets gebroken heeft, is calcium noodzakelijk voor het herstel van de breuk. Vogelmuur behoort ongetwijfeld tot de favorieten van de wilde planten voor vogels!
Ook een plant die bij iedereen bekend zal zijn is de paardebloem. Deze ongeveer 35cm hoge plant heeft op het begin een mooie gele bloem, maar daarna komen de bekende pluisjes, die bij het minste zuchtje wind losspringen en ergens anders neervallen, waar zich dan een andere plant kan ontwikkelen. De lange bladeren hebben aan de zijkanten insnijdingen. De stengels bevatten een melkachtig sap.
Vooral de bladeren zijn gezond om aan de vogels te geven. Deze bevatten veel vitamine A, B en C.
De wortels kunnen ook gegeven worden. Als men een paardebloem in de volière legt, zullen de vogels er dol op zijn. Zorg dan wel dat er geen pluisjes meer aan de plant hangen. De opvliegende vogels zorgen dat de pluisjes loskomen en dan is het echt een zootje in het vogelverblijf.
Ook kunnen er verschillende grassoorten gegeven worden aan de vogels. In het wild eten de grasparkieten namelijk ook de zaden van de verschillende grassoorten die er te vinden zijn.
Men kan ook speciaal groenvoer voor vogels in de dierenwinkel krijgen. Dit is niet echt nodig, want als men af en toe wat fruit of planten geeft, hebben ze wel voldoende groenvoer.
Geef verschillende soorten groenvoer, zo ziet u na een tijd welk soort groenvoer uw vogels verkiezen.
Verstrek het groenvoer en fruit portiegewijs, dus nooit te veel in één keer. Het teveel aan groenvoer blijft liggen, en dit kan na een tijd gaan rotten, waardoor de vogels er ziek van kunnen worden. Was het groenvoer voordat u het aan de vogels geeft, goed af, maar geef het niet te vochtig aan de vogels. Groenvoer bevat namelijk al veel vocht en als daar nog extra bijkomt, kan dit zorgen voor darmstoornissen.
Kiemvoer
Kiemvoer is ook een zeer gezonde en veel gegeven vorm van groenvoer. In het wild wachten grasparkieten met broeden tot in het regenseizoen. Als de jongen uitkomen, zijn de zaden ontkiemd en kunnen de jongen beschikken over een vitaminerijk voedsel. Het gekiemde zaad is rijk aan vitamine A. Deze vitamine zorgt voor een goede beendergroei en een gezonde huid en veren. Wij kunnen de grasparkieten ook gekiemde zaden aanbieden.
Er zijn verschillende manieren om het zaad te laten kiemen. Geschikt zaad is een exotenmengeling, maar het gewone zaad kan ook gebruikt worden. Om te beginnen neemt men de gewenste hoeveelheid water en wast men onder stromend water. De zaden kan men in een zeef doen, zodat het water goed tussen al de zaden kan. Dan legt men de zaden op een vochtige handdoek. Zorg wel dat de zaden goed verspreid liggen, anders kunnen de zaden gaan beschimmelen, waardoor het gekiemde zaad nutteloos is geworden. Na enkele dagen komen er kleine kiempjes uit de zaden. Er zijn nu veel vitaminen vrijgekomen, waardoor dit gekiemde zaad gezond is.
Men kan ook een handvol gekiemde zaden in een schaal planten. Het duurt wel wat langer eer de kiemen boven de grond komen, maar de grasparkieten kunnen de kiemen dan makkelijk uit de schaal pikken.
In de handel zijn ook speciale kiemsets te verkrijgen. Dit zijn enkele schalen boven elkaar. In de bovenste schaal, die dient als deksel, giet men water. Via een buisje loopt het water van de bovenste schaal naar de middelste kiemschalen, waar net voldoende water achterblijft om de zaden te laten kiemen. Het te veel aan water wordt opgevangen in de onderste schaal. Als de zaden in de bovenste kiemschaal ontkiemd zijn, geeft men deze aan de vogels en plaatst men deze onder de onderste kiemschaal, zodat er een soort beurtrol ontstaat waardoor men elke dag over een verse portie kiemvoer beschikt.
Was de kiemen onder warm, stromend water voordat u ze aan de vogels geeft, zodat er zeker geen schimmels of bacteriën aanwezig zijn.
Door zaden te laten kiemen, weet u ook of u met vers zaad te maken hebt. Als minder dan 50% van de zaden ontkiemt is het zaad te oud, waardoor er al veel voedingsstoffen verloren zijn gegaan. Ontkiemt meer dan 50%, dan is het zaad nog goed vers.
Grasparkieten houden ook van gekiemd zaad. Het is heel gezond omdat er zo veel vitaminen vrijkomen. Kiemvoer komt het meest overeen met het voedsel dat ze in het wild eten.Als het begint te regenen in Australië, beginnen de grasparkieten te broeden, omdat er dan veel zaden kiemen, zodat de jongen met die kiemen kunnen gevoerd worden. Kiemvoer is op verschillende manieren zelf te maken:
Eén manier is: neem eerst een handvol zaad en doe dit in een schaaltje. Strooi hierover wat aarde. Geef elke dag wat water. Na enige dagen verschijnen de kiemen. Zet de schaal nu in de kooi of volière, zodat de vogels het gekiemd zaad makkelijk kunnen eten.
Een andere manier: neem een handvol zaden en leg deze verspreidt op een vochtige handdoek. Na enkele dagen komen er al kleine kiempjes te voorschijn. Besproei de zaden ook elke dag met een fijn straaltje (bv plantenspuit).
Deze manieren kunnen ook gebruikt worden als versheidsproef: als 50% of meer van de zaden uitkomen, is het zaad vers.
In de handel zij ook speciale sets te verkrijgen speciaal voor zaden te laten ontkiemen. Dit zijn enkele schaaltjes boven elkaar waar men zaden in doet. In het bovenst eschaaltje giet men water en het water loopt via een buisje naar het volgende schaaltje, zodat deze zaden bevochtigd worden. Dan loopt het water verder tot in het volgende schaaltje, enz... tot het water in het onderste schaaltje terechtkomt.
Voederbakken
In de handel zijn een enorm aantal verschillende soorten eet- en drinkbakken te vinden. De ene al wat beter dan de andere. Voor het kopen van drinkbakken moet altijd eerst gekeken worden naar wat voor zaad u geeft. Voor grotere parkieten koopt men bv. best geen eetbakken met een tuitje, omdat de grotere zonnebloempitten hierin soms vast komen te zitten, waardoor het lijkt alsof de vogel nog een vol bakje heeft, terwijl hij soms zelfs sterft van de honger... Voor grasparkieten zijn eetbakken met tuitjes wel geschikt. Grasparkieten hebben namelijk geen grote zaden, zodat het zaad makkelijk door het tuitje kan lopen. Maar men moet toch regelmatig controleren. Het kan immers altijd gebeuren dat er iets tussen geraakt. In een volière neemt u best een grote voedingsbak. Een grote voederbak is meestal niet erg goedkoop. Maar het is makkelijk om zelf een doelmatige voederbak te maken. U neemt een plastieken fles en u snijdt de bodem eraf. Men plaatst de fles omgekeerd in een schaal en van boven in de fles giet men zaad. In de schaal blijft altijd een beperkt hoeveelheid zaad. Maak de fles wel goed vast aan de schaal en zorg er voor dat de afgesneden onderkant bedekt is, zodat er geen uitwerpselen in de fles kunnen terechtkomen.
In de broedkooien moeten geen grote voederbakken. Het eten en drinken kan in een open bakje gegeven worden. Een klein eetbakje, een drinkbakje en een bakje voor het eigeel is voldoende. In de eetbak moet men er wel altijd op letten dat er niet te veel kaf op het eten ligt. Grasparkieten pellen het zaad en het kaf komt in de voederbak, zodat ze het goede zaad niet meer kunnen vinden. Blaas dan ook regelmatig het kaf van het voedsel af.
Voor drinkbakken geldt ongeveer hetzelfde als hierboven al beschreven werd. Geef echter geen eten in drinkbakken. De tuitjes van drinkbakken zijn namelijk smaller als van eetbakken, en er bestaat een grotere kans dat het eten vastgeraakt in het tuitje. Ververs de drinkbakken ook regelmatig, daar het drinkwater snel vuil wordt door zaad wat in de bak is gevallen, bacteriën, enz...
Grasparkieten baden veel. Geef daarom in de volière het drinkwater niet in het badje, maar in een ander apart bakje. Het water wordt anders te snel vuil door de badende grasparkieten, wat ook onhygiënisch is.
Zaden
In elke dierenwinkel zijn geschikte zaadmengsels voor grasparkieten te vinden. U kan zelf ook een mengeling van zaden maken. Dit heeft als voordeel dat u zelf het aantal kan bepalen van de verschillende soorten zaad.
Als u zaad gaat kopen, moet u al zeker naar de houdbaarheidsdatum kijken, want hoe ouder de zaden zijn, hoe minder voedingsstoffen er aanwezig zijn. Soms kan het zijn dat het zaad met fijne draadjes aan elkaar gekleefd is. Er zit dan ongedierte in het zaad, waardoor het zaad onbruikbaar wordt.
In een gewone zaadmengeling zitten verschillende soorten zaad, zoals millet, gierst,... Maar zaden alleen is niet genoeg. Er moet ook regelmatig groenvoer en eivoer verstrekt worden. Eivoer moet vooral tijdens het kweekseizoen worden gegeven. Gekiemde zaden zijn ook heel gezond.
In de dierenwinkel zijn er ook verschillende soorten vormpjes gemaakt van zaad te verkrijgen. De zaden zijn aaneengeplakt met honing en hier zit te veel suiker in. Als uw grasparkiet dan in een kooi zit, kan hij veel te dik worden. Af en toe een vormpje geven kan geen kwaad, maar geef in de plaats van zo een vormpje toch liever wat groenvoer of fruit!
Wat grasparkieten overheerlijk vinden, is trosgierst. Dit is lekker én gezond. Geef echter niet te veel trosgierst, want van een te grote hoeveelheid kan uw grasparkiet vetzucht krijgen. Geef uw vogel als die alleen gehouden wordt regelmatig een stukje trosgierst van ongeveer 6cm. In een volière regelmatig een ganse tros. Trosgierst kan zeer nuttig zijn om uw vogel tam te maken. Trosgierst is dus eigenlijk als een gezond snoepje. Voor dat de jongen uit het nest komen, kan u een stukje trosgierst in de blok leggen, zodat de jonge vogels wennen aan zaad.
Zieke vogels geeft u ook best een stukje trosgierst, zodat ze aangemoedigd worden om terug wat te eten.
Buiten de kooi laten Komt uw grasparkiet vanzelf op uw hand zitten, dan kan u uw hand, als de parkiet erop zit, zachtjes buiten de kooi bewegen. Meestal springt de parkiet van uw hand af, terug in de kooi, maar herhaal deze stap enkele malen achtereen en probeer het na een tijdje nog eens opnieuw. Als de parkiet op uw hand blijft zitten, en hij is buiten de kooi, zal hij waarschijnlijk van uw hand afvliegen. Hij vliegt dan naar de hoogste plaats. Laat hem even bekomen en houdt uw vinger voor uw grasparkiet. Hopelijk springt hij op uw vinger, maar ga niet achter hem jagen, want dan is alle moeite voor niets geweest en kan u weer helemaal opnieuw beginnen. Een grasparkiet vergeet zoiets niet!!
Laat de parkiet, als hij niet op uw vinger komt zitten, gewoon zitten. Meestal zal hij na een tijdje gewoon terug naar zijn kooi gaan, omdat hij honger begint te krijgen. Als hij echt niet naar zijn kooi terug gaat, dan kan u een lichte handdoek over de grasparkiet leggen en zo kan u hem makkelijk pakken om hem terug in zijn kooi te zetten. Zorg dat, als u uw parkiet vrij laat vliegen, de kamer veilig is. Hier volgen enkele punten waar u op moet letten als u de parkiet buiten de kooi laat:
Kijk goed op de grond als u in een kamer loopt waar een parkiet vrij rondvliegt. Kijk ook goed waar u gaat zitten in een kamer waar een parkiet vrij rondvliegt. Er zijn al veel grasparkieten aan hun einde gekomen doordat ze tegen een venster vlogen. Grasparkieten zien niet dat er een venster staat. Trek dus altijd de gordijnen toe. Zet geen giftige planten in de kamer. Dek vuilbakken of vazen af als de grasparkiet niet onder toezicht rondvliegt. Zorg dat er geen kaars brandt of dat het fornuis niet aanstaat. Iemand stapt op de parkiet. Kijk goed op de grond als je in een kamer loopt waar een parkiet vrij rondvliegt. Iemand gaat op een parkiet zitten. Kijk goed als je gaat zitten in een kamer waar een parkiet vrij rondvliegt. De parkiet vliegt tegen het raam. Er zijn al veel parkieten aan hun einde gekomen doordat ze tegen het raam gevlogen zijn. Trek dus altijd het gordijn toe. De parkiet zit voor de deur en als de deur opengaat, komt hij tussen de deur. Klop voor je naar binnen gaat even op de deur (zo vliegt hij op) en doe de deur zachtjes open. De parkiet wordt vergiftigd door giftige planten. Zet geen giftige planten in de kamer. De parkiet komt in een vaas of vuilbak terecht en sterft door de schrik of door verhongering. Dek vuilbakken of vazen af als de parkiet niet onder toezicht rondvliegt. De parkiet verbrandt zich aan het fornuis of aan een kaars. Zorg dat geen er geen kaars brandt of dat het fornuis niet aan staat
Kortwieken U kan uw grasparkiet ook kortwieken. De grasparkiet kan dan niet meer vliegen. Dit maakt het tam maken iets eenvoudiger, maar het is niet de meest ideale oplossing. Men moet de grasparkiet nooit altijd kortwieken. Alleen misschien om hem tam te maken, maar laat de veren altijd bijgroeien als hij tam is. Toch is het niet aan te raden; grasparkieten kunnen makkelijk zo tam gemaakt worden
Kortwieken is voor een grasparkiet pijnloos. Het is zoals wij ons haar laten knippen. De veren groeien bij de volgende rui terug en als u wilt, kan u ze dan opnieuw knippen. Kijk eerst bij een ervaren kweker om te zien hoe kortwieken in zijn werk gaat. Laat iemand de vogel vasthouden en spreid een vleugel open. Knip enkele binnenste slagpennen af met een scherpe schaar. Laat de 2 buitenste en binnenste veren intact. Zo is er niets te zien van de gekortwiekte veren. Begin met maar weinig slagpennen te knippen. Als de parkiet dan nog goed kan vliegen, knipt u er enkele meer af. U kan uw grasparkiet aan één kant of aan de 2 kanten kortwieken. Dat hangt er van af hoe goed hij nog kan vliegen.
Parkiet die wegvliegt Het grootste gevaar voor een grasparkiet is wegvliegen. Een parkiet die altijd binnen heeft geleefd en dan wegvliegt herkent de omgeving niet en door de plotse verandering van omgeving vliegt hij weg. Dat kan soms heel ver zijn. Als er een parkiet uit een volière ontsnapt, heb je misschien meer geluk. De parkiet wilt bij zijn partner blijven en blijft dan in de buurt van de volière. Zit de grasparkiet in een boom, dan kan u hem proberen nat te spuiten.(met een zwakke straal!) De grasparkiet kan dan niet zo goed meer vliegen en met wat geluk kan u hem dan proberen te pakken. Een andere manier is om te wachten tot het donker is. In het donker vliegen grasparkieten namelijk niet zo snel op. U moet goed weten waar de vogel zit, want als het mislukt, dan vliegt de vogel weg. Soms vliegt hij wel tot het terug licht wordt. Als u goed weet waar de vogel zit, kan u voorzichtig in de boom klimmen en hem proberen te pakken met een net of een lichte doek. Deze 2 manieren om een weggevlogen parkiet te vangen hebben wel wat geluk nodig. Als u uw parkiet niet hebt kunnen vangen, kan u een papiertje in enkele winkels ophangen of een advertentie in de krant zetten. U kan ook bij de dierenwinkel gaan informeren of er geen parkiet is binnengebracht.
Tam maken Eén van de (vele!) leuke kanten van een grasparkiet is dat u hem tam kan maken. Een grasparkiet is makkelijk om tam te maken. Zorg dat u, als u de grasparkiet wilt tam maken, hem zo jong mogelijk koopt. De ideale leeftijd is als de parkiet net uit het nest is gevlogen en al zelfstandig kan eten. De 2 basisregels om een parkiet tam te maken zijn: geduld en trosgierst. Iedere grasparkiet is dol op trosgierst. Dit is een gezond "snoepje" voor een grasparkiet. Als uw parkiet pas aangekomen is, moet u hem de eerste dagen tot rust laten komen. Kom zo weinig mogelijk aan de kooi, maar praat veel tegen hem. Als hij, na enkele dagen, tot rust is gekomen, kan u een stukje trosgierst door de tralies steken. Houd de trosgierst wel vast. Na een tijdje zal hij dichterbij durven komen en begint hij van de trosgierst te eten. Als hij na een tijdje direct naar de trosgierst toekomt, kan al een stapje verder gaan. Steek uw hand in de kooi en houdt een stukje trosgierst vast, dichtbij een zitstok. Eerst zal de grasparkiet uw hand en de trosgierst alleen maar aankijken, maar na enkele dagen durft hij al enkele zaadjes uit het trosje trosgierst te pikken. Dit gebeurt echter nog heel zenuwachtig. Het zal het niet lang meer duren, of hij eet al rustig uit uw hand. Nu kan u uw hand telkens een beetje verder van de zitstokken verwijderen. Als u hand zover van de zitstok is dat de parkiet niet meer bij de trosgierst kan, zal hij na een tijdje op uw hand springen om toch maar bij de trosgierst te kunnen komen. Blijf deze stap doen totdat hij zonder twijfelen op uw vinger springt. Let wel op! Alle parkieten zijn anders. Sommigen springen sneller op uw hand dan anderen. Als uw parkiet niet zo snel op uw hand springt moet u de moed vooral niet opgeven. Iedere (jonge) parkiet kan wel tam worden, maar bij de ene is er meer geduld nodig dan bij de andere. Met trosgierst is bijna iedere parkiet te lokken. Sommige schuwe, oudere vogels komen zelfs op uw hand zitten als u trosgierst op uw hand houdt. Als de parkiet zonder twijfelen op uw hand komt zitten, moet u de trosgierst weglaten. Meestal komt hij toch op uw hand zitten, omdat hij al vertrouwd aan de hand is. Doet hij dit niet, dan moet u hem opnieuw met trosgierst lokken en soms proberen of hij zonder trosgierst op uw vinger komt springen. Het is heel belangrijk dat uw parkiet altijd beloond wordt wanneer hij op je hand komt zitten. Zo ontstaat er een nog hechtere band tussen u en uw parkiet!
Wat met vakantie? Het eerste waar meestal aan gedacht word is meenemen. Dit kan, maar als het grote afstanden in een auto zijn, is dit zeker af te raden. En in het buitenland gelden bepaalde regels voor de in- en uitvoer van parkieten. Er kan soms een hoop papierwerk aan te pas komen om je parkiet te kunnen meenemen. Maar het allerbeste is om je parkiet gewoon thuis in zijn vertrouwde omgeving te laten. Je kan dan aan iemand om elke dag eens even naar je parkiet te komen kijken en hem misschien eens uit te laten. Je kan je parkiet ook bij een kennis zetten, als die er geen last van ondervindt.
Bij sommige dierenwinkels kan je je parkiet ook voor weinig geld laten. Meestal kan je parkiet in zijn eigen kooi blijven.
Als men een volière heeft, is het best dat de buren de vogels voor die tijd komen verzorgen.
Kooi In elke dierenwinkel vindt je gepaste parkietenkooien. Deze zijn meestal niet zo duur en ze gaan lang mee. Je moet vooral zorgen dat de kooi niet te klein is. Een kooi voor een grasparkiet die alleen gehouden wordt, is groot genoeg wanneer hij 50cm lang, 30cm breed en 55 cm hoog is. Speelgoed in de kooi is noodzakelijk, ook al ben je veel met je vogel bezig. Het is immers onvermijdelijk dat je grasparkiet enkele uurtjes of dagen alleen in zijn kooi moet blijven. Prop de kooi nooit te vol speelgoed; de parkiet moet nog genoeg ruimte hebben om te bewegen en zijn vleugels te strekken. Als je 2 parkieten houdt, is een kooi van 1.50m lang, 50cm breed en 55cm hoog voldoende. De tralies van de kooi moeten horizontaal lopen, omdat grasparkieten echte klauteraars zijn. Zorg wel dat de ruimte tussen de tralies niet te groot is. Het zal niet de eerste keer zijn dat een grasparkiet aan zijn einde komt bij een ontsnappingspoging en dan tussen de tralies blijft steken. De ideale ruimte tussen de tralies is ongeveer 12mm. Het deurtje van de kooi mag ook niet te klein zijn. Een te klein deurtje is onhandig als je je parkiet uit zijn kooi wilt halen. Bij de meeste kooien is er van onder een uitschuifbare lade. Dit maakt het proper maken van de kooi veel handiger en gemakkelijker. Zet de kooi altijd in een tochtvrije plaats, daar parkieten erg gevoelig zijn voor verkoudheden. Voor een raam kan het héél warm worden in de zomer, zodat de grasparkiet een zonnesteek kan oplopen. Zet de kooi ook liefst niet in de keuken. De (giftige) dampen kunnen soms levensgevaarlijk zijn. Onthoud ook dat geen enkele kooi te groot is voor een grasparkiet; hoe groter de kooi, hoe beter.
Als je geen grote kooi hebt, kan je je kooi in een kamer zetten en het deurtje altijd open laten. Als je dit doet kan je meerdere vogels houden. In de kooi geef je je parkiet dan het eten en drinken. In de kamer kan je een paar kamerplanten zetten waar de parkiet(en) naar hartelust in kan klimmen en klauteren. Zorg wel dat deze planten niet giftig zijn. Enkele giftige planten zijn oleander, primula, hyacint, taxus, buxus, wasbloem, kraanoog, maagdenpalm, aronskelk en nachtschade. Zorg ook dat de kamer veilig is.
Volière Als je plaats hebt in je tuin kan je een volière maken. Daarin kan je een groep grasparkieten houden. Je kan dan het sociale gedrag van je vogels waarnemen. Het is héél interessant om jonge parkietjes zien op te groeien, de paartjes bezig te zien die elkaars veren aan het verzorgen zijn, enz Je kan je volière zo groot maken als je zelf maar wilt. Grasparkieten kunnen het hele jaar door buiten blijven als ze de beschikking hebben over een tochtvrij en windstil nachthok. Het nachthok moet waterdicht zijn. Daar kunnen je grasparkieten dan overnachten. Zet in het nachthok de zitstokken hoger dan in het buitenverblijf. De parkieten slapen liefst zo hoog mogelijk en het is beter dat de grasparkieten in het binnenverblijf overnachten. Daar is het meestal wat warmer dan buiten. Geef het voedsel ook in het binnenverblijf. Daar wordt het voedsel niet nat als het geregend heeft. Nat geworden voedsel bederft namelijk heel snel. Op de bodem van de volière kan je gras zaaien. Als het gras nat is, kunnen de vogels hierin lekker rondspartelen. Een bodem van beton gaat ook.
Zorg dat er geen scherpe randjes van het gaas van de volière uitsteken. Het kan wonden veroorzaken, en als de parkiet een kleine, scherp stukje gaas inslikt, betekend dit meestal de dood.
Vinken, kanaries en andere kleinere vogels kunnen niet samen in een volière. Grasparkieten "pesten" deze kleinere vogels. Ze houden de vogels bijvoorbeeld weg van de voederbak, bijten de kleine vogels in hun poten, enz In de volière kan je wel kwartels houden. Ze houden de bodem proper van gevallen zaden. Grotere parkieten, zoals valkparkieten gaan ook goed samen met grasparkieten. Dit gaat echter niet altijd. Vooral als je een kleine volière hebt, is dit niet echt aan te raden. Sommige grasparkieten zijn echte pestkoppen die zelfs valkparkieten niet met rust laten, zodat deze niet kunnen broeden. Zo'n grasparkieten moet je zeker uit de volière halen.
Beplanting
Veel zin heeft het niet om planten in de volière te zetten. Grasparkieten knagen namelijk overal aan en na een tijdje zal die plant maar een kale boel worden. Een grove den kan wel in de volière gezet worden. Deze houdt het meestal wel lange tijd uit. Als je toch planten in de volière zet, moet je er zeker van zijn dat het geen giftige planten zijn. Buxus is bijvoorbeeld een zéér giftige plant. Klimop kan ook in de volière geplant worden. Op de bodem van de volière kan je gras zaaien. Hier spelen parkieten ook graag in. Vooral als het pas geregend heeft. Veel parkieten houden ervan om in het natte gras een "bad" te nemen. Ze spartelen dan met hun veren en rollen heen en weer. Gras is erg decoratief en jonge grasparkieten spelen er graag.
Zitstokken Aan zitstokken wordt soms niet veel aandacht aan besteed, maar goede zitstokken zijn toch noodzakelijk voor de vogels. Als men in een dierenwinkel een kooi koopt, worden de zitstokken meestal wel meegeleverd. Maar meestal zijn deze van plastiek, en deze zijn helemaal niet geschikt voor grasparkieten. Plastieken zitstokken schuiven namelijk erg en dit is niet erg gezond voor de poten van de grasparkieten. Als u een kooi koopt, koopt u dus best meteen enkele ronde, houten zitstokken. De poot mag de zitstokken niet helemaal omklemmen, maar voor ongeveer ¾. Als de poot de zitstok helemaal omklemd, kunnen de nagels te fel doorgroeien, waardoor de grasparkiet last gaat hebben met lopen. En te dikke zitstok is natuurlijk ook niet goed, omdat ze daar maar weinig grip op hebben.
In een kooi zet u de zitstokken zo, dat de vliegruimte van de grasparkiet niet te veel wordt verkleind. U kan bv. twee zitstokken aan de zijkanten en één boven in de kooi of iets dergelijk. Dit geldt ook voor in een broedkooi. Soms worden in broedkooien vierkante zitstokken gezet. Hier zouden ze meer grip op hebben tijdens de paring. Of dit echt zo is, betwijfel ik echter,...
In de volière moeten de zitstokken ook niet te veel vliegruimte in beslag nemen. Naast de houten, aangekochte zitstokken kunnen er ook natuurlijke takken in de volière gelegd worden. De grasparkieten kunnen hieraan naar hartelust knagen. Laat de schors dus aan de tak hangen. Deze zullen ze zelf wel afknagen! Geschikte zitstokken zijn van fruitbomen, zoals appelboom, perenboom,... In een kooi kunnen natuurlijk ook enkele natuurlijke zitstokken gezet worden, zolang ze de vliegruimte maar niet in beslag nemen.
Maak in de kooi of volière zitstokken van verschillende diktes. Zo blijven de poten van de grasparkiet in optimale conditie! Bij zitstokken van dezelfde grootte, is de druk altijd op dezelfde punten van de poot, wat kan leiden tot ontstekingen.
Indien u veel vogels hebt, kan u verschillende zitstokken op een rij zetten, die van onder naar boven lopen. Hier kunnen veel vogels zitten en er wordt maar weinig ruimte in beslag genomen.
Een ander soort zitstok zijn de schommels. Een jonge grasparkiet heeft veel plezier in zo een schommel.
Een veelgebruikte soort schommel zal ik hier beschrijven: u neemt enkele latjes en maakt daar twee identieke evengrote kruisen van. Dan neemt u vier zitstokken van dezelfde lengte. Elke zitstok timmert u in een hoek van een kruis. Aan de twee kanten van een zitstok wordt een kruis bevestigd. In het midden van elk kruis, wordt een oogje vastgeschroefd, met daaraan een touwtje en dit hangt u op. Dit geeft gegarandeerd veel plezier aan de grasparkieten.
In een kooi of volière mogen wel zeker niet alleen schommelende of bewegende zitstokken aanwezig zijn. het merendeel moet goed vastzitten. Als de vogels paren, en de zitstok beweegt mee, dan kan dit resulteren in een slechte bevruchting met onbevruchte eieren. Dus in een broedkooi horen geen schommels thuis.
Voor het kopen Wie één of meer grasparkieten wil gaan houden, moet er zeker van zijn dat hij weet waaraan hij begint. Een grasparkiet kan wel 15 jaar worden. Lees voor je een grasparkiet gaat kopen veel over het houden en het verzorgen. Een grasparkiet alleen houden is eigenlijk niet zo aan te raden. Grasparkieten zijn sociale vogels, die graag een partner hebben. Alleen als je er zeker van bent dat je veel met je grasparkiet bezig kan zijn, kan je hem apart houden. Kun je niet zo veel met je parkiet bezig zijn, koop dan twee grasparkieten. Dat kan een koppeltje zijn, maar ook 2 mannetjes of 2 vrouwtjes. Eén parkiet zal na een tijdje wel de rol van het andere geslacht overnemen. Als je een koppeltje parkieten hebt en geen jongen wilt, hang je gewoon geen nestkastje in de kooi. Meestal leggen ze dan geen eieren. Maar om heel zeker te zijn, neem je beter dan 2 parkieten van hetzelfde geslacht. Als je een koppeltje hebt, zonder een nestkastje in de kooi, kan het zijn dat er soms toch een eitje in de kooi ligt. Dit is helemaal geen reden tot paniek. Alle vrouwtjes leggen eitjes, maar ze zijn niet bevrucht. Als je plaats genoeg hebt, of als je genoeg mensen vindt die een jong grasparkietje van je willen overnemen, kan je een nestkastje in de kooi van een koppeltje een nestkastje hangen. Na een tijdje zullen de parkieten wel gaan broeden. Als je één parkiet hebt, moet je speelgoed in de kooi hangen. In de dierenwinkel kan je héél veel grasparkietenspeeltjes vinden zoals belletjes, spiegeltjes, plastieken parkieten, enz
Het kopen Ga je grasparkiet in een goede dierenwinkel of bij een grasparkietenkweker kopen. Zij zullen je extra uitleg kunnen geven en je vragen kunnen beantwoorden. Als je in de winkel of bij de kweker bent, kijk dan eerst eens goed rond. Je zal zien dat er vele kleurvariëteiten zijn. Neem een mooi gekleurde parkiet die er gezond uitziet. Als je je parkiet tam wilt maken, moet je een zo jong mogelijke grasparkiet kopen. Dit is makkelijk en snel te zien; rond de ogen van een jonge vogel is geen witte rand, die wel bij oudere vogels te zien is. Als je een koppeltje neemt, dan koop je best een koppel dat al eerder gebroed heeft. Het is niet moeilijk om een mannetje of vrouwtje te herkennen: het mannetje heeft een blauwe en het vrouwtje een bruinachtige washuid. Bij een albino kun je dit wel niet zien.
Bij het kopen van je grasparkiet moet je wel op enkele punten letten:
-Zijn de ogen niet met bloed doorlopen, maar helder? -Is de ademhaling niet te snel, maar rustig? -Is de cloaca (het achterwerk) zuiver en hangt er geen vuil aan? -Staan 2 tenen naar voor en 2 naar achter? -Zijn er geen kale plekken in het verenkleed? -Ontbreken de slagpennen of andere veren niet (kruipersziekte)? -Is de snavel niet misvorm? -Is het verenkleed glanzend en niet mat? -Neem, als dit enigszins kan, een ervaren kweker mee bij het kopen van je grasparkiet. Zo ben je er zeker van dat je een gezonde vogel koopt.
Zomer: In de zomer (1 Mei tot 1 Okt.) lopen de paarden dag en nacht buiten, op goed onderhouden, zeer ruime weidepercelen. Om de kwaliteit van het gras te behouden, worden de weiden gemaaid, gerold en gesleept en worden de paarden zonodig omgeweid. Er wordt regelmatig ontwormd (inbegrepen), de paarden worden 4 x per jaar bekapt door een zeer deskundige hoefsmid, die de stand van de benen van uw paard nauwlettend in de gaten houdt. Wij wonen op het bedrijf en daarom is er altijd (deskundig) toezicht. De paarden worden elke dag nagelopen en gecontroleerd op eventuele onregelmatigheden. Ze zijn aan dagelijks, menselijk contact gewend, zo blijven ze makkelijk in de hand. Uw veulen is onze zorg en wij zullen ons daar ook volledig voor inzetten.
Winter: In de winterperiode wo rden de paarden gestald in groepen naar leeftijd en geslacht. De stallen zijn ruim en bieden plaats aan 6 tot max. 8 paarden, afhankelijk van de grote, leeftijd en dominantie verhoudingen. Door de openfront-voorwanden hebben de paarden, onbeperkt beschikking over zeer goede kwaliteit ruwvoer. Aan de achterzijde van elk groepsverblijf is een deur, die toegang biedt tot de paddocks. De paarden zullen in de winter dagelijks, geruime tijd buiten komen, in de grote goed gedraineerde zand-paddocks en/of, op de verharde buiten-voerplaats deze verharde bodem is goed voor het hoefmechanisme en de ontwikkeling van botten en pezen (ter voorkoming van OCD e.d.). De stallen zijn zeer goed geventileerd, waardoor er een fris en gezond stalklimaat heerst. Ook als de paarden niet buiten lopen kunnen ze toch lekker naar buiten kijken door de open deuren aan de achterkant van de stallen. De paarden komen dagelijks in de hand en zijn dan ook allemaal heel mak (ook in het weideseizoen)
Voordelen van een Loopstal:
Een fris leefklimaat
Veel sociaal contact
Goede karaktervorming door natuurlijk rangorde systeem
Bewegingsvrijheid
Dagelijks uitloop in de paddocks
Goede opbouw van het bewegingsapparaat door veel beweging
Verhard gedeelte in de stal en buitenplaats draagt bij aan goede botontwikkeling
Vissen Aquarium gezond houden is geen makkelijke klus
Aquarium gezond houden is geen makkelijke klus
Vissen zijn misschien wel de meest fragiele huisdieren. Veel lezers vragen zich af waarom hun visjes al na enkele dagen dood bovendrijven. Volgens dierendokter Rob Lückerath ligt dat veelal aan een ongezond aquarium. 'Een visbak is prachtig, een levend schilderij. Maar het onderhoud ervan is allesbehalve gemakkelijk.'
Hoe komt het dat het zo moeilijk is om een aquarium te onderhouden?
Rob Lückerath : 'Een aquarium veroorzaakt vaak problemen: de vissen gaan dood, het water wordt troebel, de planten verwelken. In een aquarium gelden dezelfde wetten als in de natuurlijke biotoop van de vissen. En natuurlijk is het lastig om in een klein bakje water het biologische systeem van bijvoorbeeld de Amazonerivier na te bootsen. Watersamenstelling, licht, planten en filters zijn van groot belang. Het leefmilieu wordt bepaald door een ingewikkeld samenspel van al die factoren. Het is daarom belangrijk nooit zomaar een visbak te kopen. Doe eerst navraag bij visclubs.'
Wat is de belangrijkste oorzaak van vissterfte?
'Wat veel mensen niet weten, is dat je niet alle vissen bij elkaar mag zetten. Een exotisch exemplaar naast een doorsnee goudvis laten zwemmen brengt onvermijdelijk de dood teweeg van één van de twee. Elke vis heeft immers ander water nodig. Er zijn alkalische vissen, die geen zuur water verdragen, en diertjes die alleen in zuur water overleven. Sommige vissen willen hard water, anderen liever zacht. Agressieve beestjes zet je ook best niet bij elkaar. De gouden regel luidt: beter te weinig dan te veel vissen in één bak.'
Waarop moet je letten bij de watersamenstelling?
'Meerdere factoren bepalen de samenstelling. Alles hangt in de eerste plaats af van het leidingwater dat je gebruikt. In sommige steden is het water uit de kraan hard, in andere steden zacht. Ook de zuurtegraad verschilt. Daarnaast spelen de planten en de meststoffen een grote rol. Er zijn zoveel elementen die je moeilijk kunt inschatten, dat je best raad vraagt aan een specialist. Hij zal zeggen wat voor soort water in je visbak zit, en wat voor soort water je visjes nodig hebben. Bovendien weet hij iets van de technische apparatuur die je moet aanschaffen. Zo heeft een kleine visbak alleen een actieve koolfilter nodig, maar een groot aquarium onderhoud je beter met een biologische filter.'
Waarom moet je oppassen met planten?
'Planten zijn onmisbaar in een aquarium. Ze zorgen niet alleen voor zuurstof, maar ontgiften het water ook. Door de afvalstoffen van vissen, planten en voedsel ontstaat er stikstof. Dat goedje is schadelijk voor de visjes. De planten nemen de stikstof op en zuiveren zo het aquarium. Bovendien bieden ze de beestjes beschutting. Maar dat wil nog niet zeggen dat je de bak moet volstouwen met plantjes. Te veel groen zorgt immers voor te veel afvalstoffen en een overproductie van stikstof. Om dezelfde reden pas je best op met de hoeveelheid voedsel. Matigheid is de boodschap. De vissen moeten hun korreltjes opkrijgen vooraleer ze de grond raken.'
Mag je lampen in een visbak zetten?
'Natuurlijk geven lampen de vissen een sprookjesachtig uiterlijk. Maar het licht kan het hele bioritme in een visbak omgooien. Sommige lampen geven warmte af en verhogen de watertemperatuur. Daardoor groeien de planten twee maal zo snel. Ook de kleur van het licht en de intensiteit hebben invloed op het aquarium. Het juiste licht zorgt ervoor dat de visbak er prachtig uitziet, maar met het foute licht stikt zo'n bak al snel van de algen. Ook hier geldt: vraag raad aan een specialist. Een belichte visbak zet je best niet voor een raam. Overdaad schaadt.'
De Siervis in Leuven is een voorbeeld van een visclub die veel informatie geeft over soorten waterbewoners en hun biotopen: www.desiervis.be
In het kader van de maand van het gebit (februari) brengen we het gebit van honden en katten meer onder de aandacht. Naar onze mening werd er eigenlijk te veel aandacht aan honden besteed en we hebben daaom het initiatief genomen om het tandenpoetsen bij katten beter uit te werken.
We hebben onze tandenpoets pagina's op de dierengebitsite uitgebreid. We adviseren om te poetsen en laten zelfs met een filmpje zien hoe je kunt poetsen. Als advies geven we om een gaasje te gebruiken, dit wordt beter geaccepteerd dan het poetsen met een tandenborstel. Indien het poetsen niet lukt zijn er zelfs speciale tandenpoetsbrokken om de kat het gebit schoon te houden.
Zie
Het is belangrijk dat het gebit in de gaten wordt gehouden door de eigenaar, zeker bij maine coons, noorse boskatten en oosterse katten waarbij we vaak en veel problemen zien. Deze hadden in veel gevallen door tandenpoetsen voorkomen kunnen worden.
Naar aanleiding van een patient die ik van de week in de praktijk had leek het mij leuk om een aandoening te bespreken. Daar worden we allemaal wijzer van en ik hoop dat jullie het leuk vinden om zo iets bij te leren over aandoeningen die ik in de praktijk tegen kom.
Vrijdag avond kwam er een cavalier king charles spaniel bij mij in de praktijk. Normaal komt hij altijd met z'n balletje in z'n bek de praktijk binnen lopen ,maar nu droeg zijn baasje hem. Foute boel dacht ik zo! De eigenaresse was dit met mij eens ,want als hij niet meer met z'n balletje speelt, dan is er echt iets met hem mis. Na het algemeen onderzoek te hebben gedaan kwamen we bij het linker oog van het hondje uit, dat was 2 keer zo groot als het rechter oog. Oh jee, gaucoom! Glaucoom of te wel groene staar is een aandoening aan het oog waarbij de oogboldruk sterk wordt verhoogd en het oog dus harder en groter. Normaal is er in het oog een evenwicht tussen aanmaak van oogvocht( oogkamer water, dus in de oogbol zelf) en de afvoer. Als er nu iets mis gaat in dit evenwicht, dus dat de aanmaak veel hoger wordt of de afvoer verstopt raakt, dan zwelt het oog letterlijk op. Dit is voor de hond zeer pijnlijk, want het voelt eigenlijk het zelfde als dat je op je nagel hebt geslagen. De druk onder de nagel kan niet weg en zo ook kan de druk in het oog niet weg. Het lijkt dus alsof het oog uit de oogkas puilt. De symptomen die je ziet is zeer veel rode vaatjes in het wit van het oog,vaatinjectie. Daarnaast een onregelmatige witte verkleuring van de voorkant(cornea) van het oog en mydriasis, wat wil zeggen een verwijde pupil, die niet op licht reageerd. Als je deze sympomen bij je hond ziet tezamen met een hond die sloom is en pijn heeft, bel dan direkt je dierenarts. DIT iS EEN SPOEDGEVAL! Als er niet snel iets aan gedaan wordt, dan betekend dit compleet gezichtsverlies in het oog en blijvend pijnlijk oog. De enige oplossing die ons als dierenartsen dan nog rest is het oog verwijderen zodat de hond geen pijn meer heeft.
Zo ook bij het hondje in de praktijk. We hebben z'n oog moeten verwijderen en na pathologie bleek dat er een tumor in het oog zat waardoor het oog zo erg groot was geworden ( de tumor belemmerde de afvoer van het kamer water). Het gaat nu erg goed met hem en speelt er lustig op los met z'n balletje met 1 oog minder.
De alpensneeuwhoen of lagopus mutus Een standvogel. Iets groter dan de patrijs. In de zomer bruin met witte (meestal alleen in de vlucht zichtbare) vleugels, witte onderkant en wit bevederde klauwen. In de winter zijn beide geslachten helemaal wit met een zwarte staart. De geslachten kunnen het best onderscheiden worden aan de rode verdikking boven de ogen (rozen), die bij het vrouwtje veel minder geprononceerd is. In de winter heeft alleen het mannetje een zwarte oogstreep. Bij de jongen zijn ook de vleugels en de hele staart bruin. Sterk overeenkomend met het Noordeuropese moerrassneeuwhoen. Verspreiding en woongebied : Noord-Europa, Alpen en Pyreneëen. In de Alpen boven de kromhoutgrens in het rotsachtige gebied. Voortplanting : komvormig nest verborgen tussen stenen en kleine struikjes. De zes tot negen roomkleurige tot roodbruine eieren zijn bedekt met talloze kleine bruine en zwarte vlekjes; ze worden meestal in juni gelegd en aansluitend 20-24 dagen bebroed door het vrouwtje. De jongen verlaten al na één dag het nest en worden tot in de herfst door beide ouders gevoed. Voedsel : bijna uitsluitend vegetarisch : knoppen, bladen, zaden en bessen. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De kleine plevier of charadrius dubius Trekvogel, eind maart tot oktober. Waadvogel met het formaat van een vink. Verschilt van de vergelijkbare bontbekplevier door de zwarte (niet oranje-gele)snavel; de grijzige tot vleeskleurige (niet oranje) poten en de citroengele oogring. In de vlucht geen witte band zichtbaar zoals hij de bontbekplevier. Verder is de stem zeer kenmerkend. Jonge vogels en vogels in rustkleed hebben geen zwarte tekening op de kop. Holt zoals alle plevieren met snelle dribbelpasjes en stopt plotseling. Verspreiding en woongebied : broedvogel in het ganse Europese binnenland, niet langs de kust, behalve in het hoge Noorden. bij ons verspreid voorkomend, maar nergens talrijk. Heeft een voorkeur voor vegetatie-arme vlakten in de buurt van water. Is door waterregulering afgenomen. Broedt nu in grindgroeves, maar ook in boerderijen ver van de bebouwing en steenbergen, waardoor het bestand weer enigszins hersteld en zelfs uitgebreid is. Voortplanting : vlak nest op de grond, vaak met kiezels. De vier kiezelkleurige eieren zijn lichtgrijs met donkere punten en worden tussen april en juni gelegd. In de regels slechts één legsel per jaar. Beide ouders broeden 22-28 dagen . De jongen kunnen met 25-30 dagen vliegen. Voedsel : insecten en andere kleine diertjes, die van de grond gepikt worden. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------De roerdomp of botaurus stellaris Gedeeltelijke trekvogel. Plompe reiger met een dikke hals en dolkachtige snavel; groter dan de buizerd. Vrijwel helemaal goudbruin met opvallende donkerbruine en zwarte vlekken en strepen. Zwarte plek op het hoofd. Vliegt als een uil, met brede ronde vleugels. Verspreiding en woongebied : plaatselijk in heel Europa tot het westen van Spanje en het noordoosten van Europa. Overal echter zeldzaam en steeds minder voorkomend. Bewoont uitgestrekte rietlanden. In de winter ziet men roerdompen ook vaak op open vlakten, waarbij ze meestal schuw zijn en opvallen door hun langzame bewegingen. Zelfs in de koude winters worden roerdompen hier waargenomen. Vaak ook worden ze ernstig ondervoed, uitgeput of dood gevonden. Voortplanting : nest in dik, oud riet, meestal boven het water. Legtijd april en mei : één legsel - vijf tot zes olijfbruine, matte eieren. Het vrouwtje broedt 25-26 dagen . De jongen verlaten het nest na 15-20 dagen en zijn met 50-55 dagen in staat om te vliegen. Voedsel : kikkers, vissen, insecten en wormen. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- De condor is een roofvogel die tot de familie van de gieren van de Nieuwe Wereld behoort. Hij heeft de opvallende kenmerken van de gieren: hij heeft namelijk een bijna naakte kop en hals, stompe klauwen en een zeer krachtige snavel. Hij voedt zich overwegend met aas. Condors leven vaak in groepen. Wanneer één van hen met zijn scherpe ogen een prooi ontdekt laat hij zich in duikvlucht naar beneden vallen en de anderen volgen onmiddellijk. Met de krachtige haaksnavels wordt de huid van de prooi kapot getrokken, de klauwen zijn hiervoor te stomp. Het lievelingsvoedsel van de condor is de guanaco of de lama. Ze eten alleen kadavers. De condor kan niet goed ruiken. Proeven hebben aangetoond dat de dieren eerder op een namaakkadaver afvliegen dan op een echt kadaver dat de onderzoekers hadden bedekt. De condor legt per dag honderden kilometers af op zijn zoektocht naar voedsel. De condor is naast de reuzenalbatros de grootste vliegende vogel op aarde. De vleugels van de Andescondor, die helaas met uitsterven wordt bedreigd, hebben bijvoorbeeld een spanwijdte van meer dan drie meter. Hierdoor kan de vogel bij gunstige weersomstandigheden en bij opstijgende luchtsstromen meerdere kilometers in de lucht glijden of zweven. De uiteinden van de slagveren, die hij kan openen en sluiten, worden samen met de brede staart gebruikt om te sturen. De condor besteedt bijzonder veel tijd aan het grootbrengen van de jongen. Het vrouwtje legt maar één keer per twee jaar één enkel ei in een rotsspleet. De ouders broeden om de beurt 8 tot 9 weken op het ei. Als het jong uit het ei komt heeft het een dik lichtbruin donskleed. Dit blijft in de nek en op de kop nog enige jaren zichtbaar. Na ongeveer een half jaar kan het jong vliegen, het wordt echter nog meer dan een jaar door de ouders verzorgd en gevoerd. De condor is pas geslachtsrijp als hij zes of zeven jaar oud is. Dan zoekt hij een partner voor het leven. Condors kunnen maximaal 50 jaar oud worden. (worldwidebase)
Hoe we de wereld om ons heen waarnemen wordt het meest bepaald door ons gezichtsvermogen. Maar zien alle dieren wat wij zien en is het zien voor hen net zo belangrijk als voor ons?
Onafhankelijk van hun uiterlijk en grootte is het grondprincipe van de ogen bij alle dieren hetzelfde. Om te kunnen zien hebben alle zoogdieren licht nodig. Licht bestaat uit elektromagnetische golven. De dingen om ons heen nemen licht op en kaatsen licht terug. Onze ogen vangen uitgezonden of teruggekaatst licht op en zetten dit in de hersenen om in beeld en kleur. Dit proces noemen we 'zien'.
Hoe het oog werkt?
De opbouw van de ogen is in zijn grondvorm voor alle zoogdieren dezelfde. De functie en werking van de ogen van zoogdieren komt zodoende ook in grote lijnen met elkaar overeen. Aan de voorzijde heeft het oog een doorzichtig 'venster', het hoornvlies (comea ), dat het licht ongehinderd doorlaat, buigt of breekt om het zo op de juiste plaats te brengen. Achter het hoornvlies zit de iris met in het midden een gat, de pupil. De doorsnede van de pupil verandert met de lichtsterkte. Vlak achter de iris ligt de lens. De lens is omgeven door spiertjes die de lens vlakker of boller maken om er zodoende voor te zorgen dat de binnenkomende lichtstralen zo afgebogen worden, dat de voorwerpen scherp worden waargenomen. Het gebundelde licht komt tenslotte bij de achterwand van het oog, waar het netvlies (retina ) de lichtstralen opvangt. Het beeld op het netvlies is het omgekeerde beeld van het voorwerp waarvan de lichtstralen het oog zijn binnengegaan. Het netvlies bestaat uit zeer dicht op elkaar staande lichtgevoelige cellen die via de gezichtszenuw met de hersenen in verbinding staan. De lichtsignalen die deze lichtgevoelige cellen bereiken, worden via de gezichtszenuw naar de hersenen overgebracht. De hersenen nemen deze signalen op en vertalen ze in het beeld wat zich voor onze ogen afspeelt.
Nachtkijken
Hoe komt het dat veel zoogdieren 's nachts kunnen zien, terwijl toch het zicht afhankelijk is van de lichtsterkte? De opbouw van het oog van dieren die 's nachts actief zijn is praktisch gelijk aan de andere zoogdieren. Het verschil ligt hierin, dat de ogen groter en boller en ontvankelijker voor licht zijn. De zoogdieren die 's nachts actief zijn hebben bovendien een reflecterende laag achter het netvlies, die het invallende licht terugwerpt naar de lichtgevoelige staafjes, die zodoende nog een keer licht opvangen. Dit effect is goed te zien als er 's nachts licht op het oog valt van bijvoorbeeld een kat of vos. Door de reflectie lichten de ogen op. Ook heeft het netvlies relatief veel meer staafjes, waardoor het waarnemingsvermogen in de schemer verhoogd wordt. Dit brengt wel met zich mee, dat deze dieren het volle daglicht moeten mijden. Dit is ook de reden dat de pupillen bij een kat in het volle licht tot smalle streepjes vernauwd worden.
Kleuren zien.
Kleuren maken dat we de dingen om ons heen beter kunnen onderscheiden. Maar hoe onderkennen onze ogen kleuren en kunnen alle dieren verschillende kleuren evengoed waarnemen? De elektromagnetische golven uit het zichtbare gebied zijn van verschillende lengte. De langere golven worden door ons oog als rood en oranje waargenomen, de kortere als groen en blauw. De lichtgevoelige cellen van het netvlies bestaan uit twee typen, staafjes en kegeltjes. De staafjes kunnen geen kleur onderscheiden, maar zijn daarentegen lichtgevoelig en nemen ook zeer kleine lichtintensiteiten waar. De kegeltjes zetten de ontvangen golflengten wel in kleuren om. Enkele zoogdieren, met name de primaten, beschikken over drie verschillende soorten kegeltjes. De ene is gevoelig voor blauw, de tweede is gevoelig voor groen en het derde kegeltje is gevoelig voor geel groen en rood. De hersenen verwerken deze tot veelkleurige beelden. De kegeltjes kunnen alleen bij voldoende lichtsterkte de kleuren verwerken. Daarom ziet alles er 's nachts in grijstonen uit. Misschien komt het daardoor, dat lange tijd werd aangenomen dat dieren die 's nachts actief zijn, zoals bijvoorbeeld katten, geen kleuren zouden kunnen onderkennen. Inmiddels weten we, dat alle zoogdieren tot op zekere hoogte kleuren kunnen zien.
Verschillen in stand van de ogen.
De bouw van het oog is voor ieder zoogdier in principe gelijk, maar de plaats van de ogen in de kop bepaalt wat en hoeveel een dier kan zien. Succesvolle roofdieren, zoals bijvoorbeeld de kat, moeten hun ogen exact kunnen instellen op hun prooi en deze goed in de gaten kunnen houden. Doordat hun ogen recht naar voren gericht staan, wordt een bijzonder goede dieptescherpte bereikt. Zo kunnen zij uiterst nauwkeurig vaststellen waar precies zich een prooi of iets anders bevindt en hoe ver het van andere dingen verwijderd is.
Bij potentiële prooidieren zoals konijnen, muizen of herten bevinden de ogen zich echter aan beide zijden van de kop. Zij kunnen ieder oog apart gebruiken en zodoende tegelijkertijd een zeer wijd gebied afzoeken naar eventuele vijanden. Hun gezichtsveld is weliswaar veel ruimer; maar het gaat wel ten koste van de scherptediepte. Een konijn bijvoorbeeld heeft een gezichtsveld van 360 graden, zodat hij in feite alle gevaar, uit welke richting ook, direct opmerkt. Als wij recht vooruit kijken zonder het hoofd te draaien, hebben we een gezichtshoek van ongeveer 200 graden. De gezichtshoek van een kat is kleiner en bedraagt slechts ongeveer 185 graden.
Ook bij zoogdieren in open gebied, zoals de bewoners van de Afrikaanse wildernis, is aan de stand tussen de ogen te zien of ze prooi- of roofdier zijn. Zij moeten alle de omgeving of naar vijand of naar prooi makkelijk kunnen afzoeken. De ogen van de mens en de meeste primaten zijn ingesteld op een breed gezichtsveld, maar vooral ook op een verticaal gezichtsveld. De ogen van prooidieren zijn daarentegen meer ingesteld op een breder horizontaal gezichtsveld. (worldwidebase)
Mensen hebben de neiging het brullen van leeuwen of het krijsen van chimpansees als 'woorden' van een dierentaal te beschouwen. Wat betekenen deze geluiden en gebruiken dieren ze werkelijk om te spreken?
Dieren communiceren op zeer verschillende manieren. Sommige gebruiken afstotende roepen, andere beschikken over zichtbaar opvallende baltsrituelen en weer andere nemen bepaalde houdingen aan voor de overdracht van informatie. Geluiden zijn echter de snelste manier van communicatie.
Echte taal
In principe is taal een hulpmiddel voor het uitwisselen van informatie. Om taal echter van andere communicatievormen te onderscheiden, neemt men aan dat een taal eerder aangeleerd is dan instinctief van aard, zoals bijvoorbeeld het geval is bij de afgrenzing met geuren van een territorium, of een lichaamshouding die dominantie of ondergeschiktheid aanduidt. Een echte taal moet een veelheid aan informatie kunnen overbrengen, die afhankelijk van de omstandigheden veranderen kan. Sprekende dieren
In de dierenwereld wordt een grote verscheidenheid aan geluiden gebruikt, van het zingen van een vogel, het huilen van een wolf, het klikken en fluiten van een dolfijn tot het tevreden spinnen van een kat. Bij al deze geluiden zou men kunnen vermoeden dat het een soort 'taal' betreft, die uitsluitend dient ter informatie van soortgenoten. De vertaling van individuele diergeluiden blijkt in de praktijk echter buitengewoon moeilijk te zijn; het onderbrengen van dergelijke geluiden in één of ander soort taalconcept blijkt zelfs een vrijwel onmogelijke opgave.
De vocale communicatie bij groene meerkatten De groene meerkat is één van de spraakzaamste dieren. De apen beschikken over drie of vier verschillende 'woorden', die ze gebruiken om de leden van de groep voor bepaalde rovers te waarschuwen.
Wanneer een wachtpost een arend opmerkt, produceert hij een bepaalde waarschuwingsroep, waarop de apen in de bomen zich onmiddellijk op de grond laten vallen terwijl de apen die zich daar reeds bevinden dekking zoeken. Een ander woord wordt voor luipaard gebruikt en heeft het tegenovergestelde effect, namelijk dat de apen razendsnel de boom inklimmen. Verder is er een 'woord' dat aangeeft dat er een python opgemerkt is, waarop de apen die dit horen de grond beginnen af te zoeken naar dit langzaam bewegende roofdier. Op basis van deze feiten neemt men aan dat dit soort woorden geleerd en niet erfelijk zijn, met name omdat in andere groepen andere geluiden gebruikt worden.
Woordenschat
Hoewel wij achter de verschillende diergeluiden vaak subtiele en gecompliceerde betekenissen vermoeden, blijkt bij objectieve beschouwing dat het grootste deel van de communicatie tussen dieren uitgesproken eenvoudig is. Het gaat daarbij meestal om zaken als het lokken van een partner, of het verdedigen van voedsel of een territorium tegen vijanden. Dergelijke boodschappen en hun wijze van overdracht zijn bijna altijd erfelijk en verschillen daarin van een echte taal. Hoewel het blaffen van elke hond anders klinkt, gebruikt het dier het vrijwel uitsluitend om een partner over zijn aanwezigheid te informeren of om rivalen en indringers te waarschuwen.
Slechts bij weinig dieren zijn er aanwijzingen voor een meer verfijnd gebruik van geluiden. Zo zijn er vogels die met hoge tonen voor een naderende roofvogel waarschuwen, maar duidelijk andere geluiden voortbrengen wanneer ze samen een minder gevaarlijk roofdier belagen. De in de Zuidafrikaanse woestijn levende stokstaartjes gebruiken eveneens verschillende roepen om onderscheid te maken tussen roofvogels en bodembewonende vijanden, die ze wel kunnen verdrijven.
Sprekende chimpansees
Hoewel de nauwste verwant van de mens over een rijk scala van gezichtsuitdrukkingen, kreten en houdingen beschikt, schijnen in het wild levende chimpansees de spraak niet zo te benutten als wij ons dat voorstellen. In de wetenschap heeft de vraag of chimpansees een taal gebruiken geleid tot experimenten, waarbij men hen tekens en symbolen aanleerde om te zien of de chimpansees deze ook onderling zouden gaan gebruiken.
De eerste en meest bekende 'sprekende' chimpansee was Washoe, die in de jaren '60 onder mensen opgroeide en geleerd werd zich met behulp van de Amerikaanse tekentaal (ASL) verstaanbaar te maken. Ze leerde vervolgens 160 verschillende woorden en bleek middels combinaties van woorden aan inhoudsrijke en originele ideeën uitdrukking te kunnen geven. Op een dag, toen ze verrast werd door de aanwezigheid van een speelgoedpop in haar tas, gaf ze haar beroemdste zin ten beste: 'baby in mijn drinken' ('baby in my drink').
Andere onderzoekers hebben in soortgelijke studies nieuwe kunstmatige talen gebruikt. Twee chimpansees, Austin en Sherman, werd Yerkish geleerd - een taal ontworpen voor de omgang met gehandicapte kinderen, waarin de woorden zijn vervangen door symbolen. Nadat de chimpansees was bijgebracht om voor de expressie van symbolen computertoetsen te benutten, leerden de dieren niet alleen om voedsel te vragen, maar bleken eveneens om werktuigen te kunnen vragen voor het openen van hun drankverpakkingen. Dat vormde het bewijs voor hun vermogen vooruit te kunnen denken.(worldwidebase)
Bijna alle dieren slapen, sommige maar een paar minuten, andere 20 uur per etmaal. Het is makkelijk genoeg vast te stellen dat een dier slaapt, maar het blijft vaak nog een raadsel waarom.
Men heeft ontdekt dat de slaap en de lengte daarvan door de hersenen geregeld wordt. Door de enorme verschillen in lengte van slaap tussen diersoorten, ligt het voor de hand dat slapen een levensbelangrijke functie vervult
Wat is slaap?
In principe is de slaap een periode van rust zonder veel beweging die een tijd lang kan voort duren. Een dier kan daarbij soms onrustig zijn en draaien en bewegen, maar hij blijft in feite op één plaats. Een slapend dier is min of meer blind voor zijn omgeving. Een slapende vis kan bijvoorbeeld uit het water getrokken worden voordat hij zich ertegen kan verzetten. Een slapend hert daarentegen zal bij het minste of geringste geluid, dat hij niet kan thuisbrengen, wakker worden en wegrennen. Er schijnen twee verschillende soorten slaap te bestaan: een diepe, rustige slaap en een actieve slaap. Bij zoogdieren en vogels kan men beide soorten slaap herkennen aan een karakteristiek patroon van een hersenactiviteit.
Het nut van de slaap
Lange tijd bijna roerloos uitrusten op een veilige plek kan voor dieren op allerlei manieren van nut zijn. In de eerste plaats is hij meestal veiliger voor roofdieren op zijn slaapplek dan wanneer hij hongerig op zoek is naar voedsel en misschien niet zo goed oplet. Daarom hebben dieren die weinig tijd nodig hebben om te eten, de neiging om lang te slapen en het veiligste moment van de dag afwachten om naar voedsel te zoeken. Een dier dat slaapt kan zo ook energie besparen of aan extreme kou of hitte ontsnappen.
Wanneer dieren slapen
Op welk moment een dier slaapt, hangt ervan af wanneer hij wakker moet zijn. Veel vogels kunnen alleen bij daglicht vliegen en zullen dus 's nachts slapen. Kleine zoogdieren zoals muizen proberen daarentegen overdag aan roofdieren te ontkomen en gaan liever 's nachts op zoek naar voedsel. Andere dieren zoals konijnen en vossen hebben een soort tussenoplossing gevonden en slapen zowel 's nachts als overdag een paar uur. Ze zoeken hun voedsel dan in de ochtend- of avondschemering. Hun bioritme is in elk geval afgestemd op de dagelijkse afwisseling van dag en nacht. Veel zeedieren, vooral die aan de kust leven, trekken zich niet zoveel van het daglicht aan, maar stellen hun bioklok in op de getijden.
Hoe dieren slapen
Hoe en waar een dier slaapt, hangt er vooral vanaf of het om een roof- of prooidier gaat, of hij alleen maar uitrust of dat hij zich tegen zijn omgeving moet beschermen. Zo slapen konijnen opgerold in hun hol. Vogels voelen zich hoog in een boom veiliger. Vleermuizen slapen in holtes met hun vlieghuid beschermend om zich heen getrokken. Dieren van de open vlakte, zoals herten en paarden voelen zich nergens veilig genoeg en slapen eerder staand. Als ze gaan liggen doen ze dat alleen als andere dieren waken.
Wist je dit? * Nijlpaarden slapen staand in het water waar ze veilig zijn voor vijanden. * Gierzwaluwen, die tot drie jaar ononderbroken in de lucht kunnen zijn, slapen vliegend. * Waterhoentjes doen een dutje terwijl ze op het water rondjes zwemmen. * Olifanten slapen vaak op een 'bed' van gedroogd gras of in een speciaal gegraven kuil die ook wel 'olifantenbed' heet. * Veel vissen nemen tijdens hun slaap een andere kleur aan. Waarschijnlijk om er gevaarlijker uit te zien en op die manier vijanden af te schrikken. * In de winter slapen spreeuwen liever in de stad, waar het warmer is dan het open veld. * Giraffen slapen staand en leggen dan vaak hun kop te rusten op een boomtak.
Hoe lang slapen dieren
(uren per dag)
Kleine tuimelaar
minder dan 1
Spitsmuis
minder dan 1
Giraf
4
Olifant
4
Paard
5
Grote tuimelaar
5
Schaap
6
Cavia
7
Rund
7
Mens
8
Mol
8
Egel
10
Chimpansee
10
Konijn
10
Jaguar
11
Chinchilla
12
Rat
13
Kat
13
Muis
13
Varken
13
Hamster
14
Eekhoorn
14
Lemur
16
Gordeldier
19
Opossum
19
Vleermuis
19
Tweevingerige luiaard
20
dag
nacht / dag
nacht
De tijd dat dieren slapen variëert aanzienlijk, van het 'dutje' van een paar minuten dat spitsmuizen doen tot de 20-uurige diepe slaap van een luiaard. De slaap wordt meestal over een periode van 24 uur gemeten, maar de meeste dieren verdelen hun slaap in kleinere slaapperiodes. Dit kan nodig zijn als een dier niet genoeg energie kan opslaan als wanneer het een langere tijd slaapt zonder te eten.