Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
23-02-2008
Dierenweetjes WAAROM DE STRANDLOPERTJES DE GRENS BEWAKEN TUSSEN LAND EN ZEE (Martina1)
WAAROM DE STRANDLOPERTJES DE GRENS BEWAKEN TUSSEN LAND EN ZEE
.Lang, lang, heel lang geleden ruzieden de Zee en het Land voortdurend over de grenslijn. Als de Zee vond dat het Land te veel van de Zee had afgepikt, dan nam zij het terug tijdens razende stormen. Rustte de Zee uit van haar razernij, dan vormde het Land in stille tijden duinen en slikken. Kreeg het Land lang genoeg de kans, dan verstevigde zij de terreinwinst door op het teruggewonnen gebied planten te laten groeien die met hun wortels lange tijd de bulderende Zee konden weerstaan. Maar daardoor werd de zee nog bozer. Als de planten hun bladeren hadden laten vallen voor de winterrust, eiste de Zee tijdens heftige herfststormen het verloren gegane land terug, De dieren waren vaak slachtoffer van de voortdurende conflicten en riepen tenslotte in wanhoop uit dat aan dat eeuwige geruzie een einde moest komen. Zij stelden aan de Zee en het Land voor dat er een scheidsrechter benoemd zou worden die de definitieve grenzen tussen de Zee en het Land zou vastleggen. En zo gebeurde het. Op grote hoogte bekeek de zeearend weloverwogen de standpunten van zowel de Zee als het Land. Maar de grens die de zeearend aanwees werd door de Zee betwist, want zo zei de Zee, de zeearend was te veel een landdier en daarom niet objectief. Daarop beoordeelde de walvis heel geduldig de visies van het Land en de Zee. Maar de grens die de walvis adviseerde, werd verworpen door het Land, omdat, zo zei het Land, de walvis als zeedier partijdig was. Iedereen hief de armen, vleugels en poten ten hemel en vreesde de wederopleving van de twisten tussen de Zee en het Land. Toen kwam plotseling de Voorzienigheid tussen beide. De Voorzienigheid gaf de Zee en het Land een grensbewaker cadeau. Het was een klein, onopvallend vogeltje, wit met wat vage vlekken: het strandlopertje. Het strandlopertje leefde op de grens van Zee en Land. Zij rende altijd mee aan de rand de uitvloeiende golven op het strand. Ze lette er op dat de Zee niet te ver het Land opkwam, maar ook dat het Land geen duintjes vormde om de Zee tegen te houden. Dit vogeltje deed haar werk zo goed dat zowel de Zee als het Land akkoord gingen. Ze werd officieel benoemd als scheidsrechter. In de loop der eeuwen heeft ze voor veel nakomelingen gezorgd. Nu zijn er verscheidene soorten die overal ter wereld de grens te bewaken.
De strandlopertjes doen tot op de dag van vandaag hun best om de grens tussen de Zee en het Land te bewaken. Ook aan de Nederlandse kusten zien we vooral de kleine drieteenstrandlopertjes heel ijverig op en neer rennen op de grens van Zee en Land.
Bucephalus Hier volgt het verhaal van Bucephalus. Een beroemd paard, of laat ik beter zeggen een berucht paard, waarover verschillende verhalen in allerlei versies de ronde doen. Dus neem het me niet kwalijk als je andere verhalen zou lezen met een iets wat andere inhoud over dit paard.
Bucephalus was het lievelings paard van Alexander de Grote. De vader van Alexander, Philip (Philippos ), koning van Macedonia kocht het paard van de paardenhandelaar Philonicus voor dertien talenten. Het was een wild paard dat niemand kon berijden. In sommige versies wordt Bucephalus beschreven als een paard dat zo agressief was dat het stukken uit mensen beet en opat.
Tijdens de pogingen van anderen om het paard te temmen, viel het de twaalfjarige Alexander op dat Bucephalus bang was voor schaduwen. Op een keer nam hij de teugels van de begeleider van het paard over, draaide het paard in de richting van de zon en galoppeerde weg zonder enige druk uit te oefenen. Hij stelde het paard gerust met zijn stem.
Volgens de verhalen stuurde de koning zijn beste ruiter achterna die tevergeefs moeite deed om hen bij te houden. Toen het paard moe werd en vertrouwen kreeg in zijn berijder keerde Alexander terug naar zijn vader. Hierna kreeg hij het paard.
Alexander noemde het paard Bucephalus, wat ossehoofd betekent, omdat het hoofd van het paard zo breed was als het hoofd van een os. Bucephalus werd alleen door Alexander gereden in de vele veldslagen die ze leverden van Griekenland tot Egypte en India.
Bucephalus overleed naar verluid op dertig jarige leeftijd tijdens een veldslag bij de Hydaspis rivier tussen Alexander de Grote en de koning van India (Poros). Bij de begrafenis huilde
Comanche
Comanche was een oorlogspaard dat in 1868 gekocht werd door het Amerikaanse leger. Het was een paard met Morgan- en Mustangbloed. Captain Miles Keogh vond het een mooi paard en kocht het van het leger voor $90,00.
De naam van het paard was eerst Paddy maar veranderde later in Comanche omdat na een gevecht bleek dat het paard geraakt was door een pijl van de Comanche-stammen.
In latere gevechten met de Comanche-indianen werd het paard verwond aan de benen en was tijdelijk verlamd. Later werd hij nog eens tweemaal verwond in de schouder.
De cavalerie was heel trots op hun paard dat, ondanks zijn verwondingen, steeds moedig terug de slagvelden in ging.
In 1876 vocht het leger tegen de Soux- en Cheyenne-indianen in de vallei van Little Big Horn. Comanche was het enige levende wezen dat na twee dagen ernstig gewond werd teruggevonden.
Opnieuw herstelde Comanche van zijn verwondingen en mocht op pensioen.
Men kreeg de orders dat niemand nog op hem mocht rijden. Comanche werd 29 jaar oud en was letterlijk het paradepaardje in militaire parades.
Lipizzaners
Tijdens W.O.II waren er maar tien Lipizzaners op de spaanse rijschool. Sommigen waren in beslag genomen door de duitse bezetters, anderen werden verstopt. Kolonel Alois Podhajsky wist een Duitse officier te overtuigen de paarden met de trein uit het gebied te verplaatsen omdat hij bang was voor de bombardementen. Het duurde een hele week voor de tien hengsten een veilige plaats bereikten, dit vanwege beschadigde treinsporen. De kolonel wist dat er achter de vijandelijke linie nog een hele kudde Lipizzaners met veulens was. Hij sprak erover met de Amerikaanse generaal Patton. Omdat deze generaal zelf een echte paardenliefhebber was, stuurde hij kolonel Charles H.Reed om de paarden te gaan halen. De kolonel brak door de vijandelijke linies heen en verzamelde de kudde en bracht ze hierna in veiligheid. Omdat de spaanse rijschool zo beschadigd was door de bombardementen konden de paarden pas in 1955 terugkomen. Vanaf de terugkeer is de schoonheid van deze paarden weer te zien in de prachtige voorstellingen met muziek.
Kijk ook eens bij de rasomschrijving voor meer info over de Lipizzaner
(Het verhaal werd later verfilmd en is te zien in de Walt Disney-film "The Miracle of the White Stallions".)
De witte Mustang
Dit verhaal begint lang geleden ergens in de woestijn van zuid-west Amerika, toen wilde paarden nog vrij rond konden lopen en de cowboys het vee hoedden op de rug van hun paarden.
De plaats waar ik het over wil hebben, had drie schone bronnen. Om van de ene bron naar de andere te gaan, moest je 32 km reizen. Er was zeker geen overvloed aan gras en door de rotsige, droge bodem waren er zelden mensen of vee in deze streek. Er leefden herten, vossen, coyotes, wolven, poema's en ... wilde paarden
. Natuurlijk wil ik het nu over deze paarden hebben. Er was in dit gebied maar een kudde die het woeste leven aankon. De paarden hadden een hard bestaan. Ze moesten steeds op hun hoede zijn voor de wolven en de coyotes die in de zomer hun veulens probeerden te grijpen of voor de poema's, die zelfs een volwassen dier konden doden. Door de voedsel- schaarste, weinig gras en de bast van jonge boompjes, waren het kleine paardjes.
De leider van de kudde was een mooie, witte hengst. Hij was zwart geboren en langzaam werd hij witter. Toen hij vijf was, was hij spierwit. Als 's nachts de maan weerkaatst werd op zijn witte vacht leek hij soms zelfs blauw. Het was mooi de paarden als kudde te zien draven, alleen de witte hengst viel op omdat hij in telgang ging. Nooit zag je hem draven. Toen de hengst zes was, kwam hij voor het eerst in contact met de mens. Hij verzamelde snel zijn kudde en dreef ze weg van deze, voor hem angstaanjagende, wezens.
Een cowboy zag tussen de kudde de hengst in telgang wegvluchten terwijl de rest galoppeerde. Dit was het begin van de legende van het beroemde in telgang gaande paard. De witte Mustang van het westen. Omdat de mens vaker zijn territorium binnendrong, werd hij steeds vaker opgemerkt en hij werd steeds bewonderd. Het was namelijk een goed gebouwd paard, heel snel en heel slim. De hengst kende zijn territorium heel goed en werd zelden lang gezien want hij wist zijn kudde steeds heel snel te verbergen voor elke nieuwsgierige.
Uiteindelijk begon de hengst merries te stelen van de ranches die steeds meer in zijn buurt werden gezet. Hierdoor loofde men een beloning uit van 5000 dollar aan diegene die de hengst kon vangen en naar de ranch kon brengen om hem te temmen. Cowboys reden uit om de witte Mustang te vangen. Een van de beste cowboys en paardentrainers reed op zijn beste merrie die hengstig was. Dit in de hoop dat de hengst hierdoor naar hem toe zou komen.
Bij de achtervolging merkte de hengst dat het alleen om hem te doen was en verliet daarom zijn kudde. In telgang legde hij 24 km af, terwijl de merrie in volle galop achter hem aan zat. Toen de merrie in een gat stapte, viel ze samen met de cowboy. Deze had spijt dat hij ooit aan dit avontuur begonnen was, omdat hij nu heel de weg terug te voet moest doen met zijn kreupele merrie aan de hand. Hierna vertelde hij aan iedereen dat het gewoon verloren tijd was als er nog iemand zou proberen de hengst te vangen. Sommigen wilden het paard toch nog vangen en probeerden het te verwonden. Ze wilden hem neerschieten en dan vangen. Maar elke kogel miste zijn doel.
De beloning van 5000 dollar bleef lokken. Een cowboy verzamelde een groep van zes vrienden met twaalf paarden. Ze zetten de achtervolging in en wisselden de paarden om als ze te moe werden. Ze reden twee dagen en twee nachten achter de hengst aan en in de morgen na de derde nacht verloren ze hem uit het oog. Vol bewondering over de moed, snelheid en intelligentie van de witte Mustang gingen ze terug naar huis. Na deze uitputtende rit ging de hengst terug naar zijn kudde, verzamelde ze en ging naar het noorden om nooit meer gezien te worden. Ten minste...
Nog vele jaren erna vertelden mensen dat ze hem gezien hadden. Meestal liet de hengst zich bij het maanlicht zien. Zijn spookachtige verschijning bleef steeds ver buiten het bereik van kogels en mensen. Vandaag de dag worden er wel eens Mustangs geboren die in telgang gaan. Wie weet zijn zij wel de afstammelingen van de witte Mustang.
Slimme Hans
Veel paardenliefhebbers zullen het beamen dat paarden slimmer zijn dan vaak verwacht. Het volgende verhaal gaat over een paard dat inderdaad slim was, maar op een heel andere manier dan zijn eigenaar verwachtte.
Een man, Von Osten genaamd, beweerde dat dieren minder slim waren dan mensen omdat ze niet dezelfde basis meekregen in hun opvoeding. Hij zou dit bewijzen door zijn hengst Hans te gaan onderwijzen op precies dezelfde manier als hij kinderen les gaf. Met schoolbord en alles er op en er aan begon hij aan het leggen van deze basis. Telkens als het paard een goed antwoord gaf, via het tikken met de hoef, werd het beloond met een wortel.
Na twee jaar intensief onderwijs behaalde hij al ongelooflijke resultaten. Het verhaal van het slimme paard deed snel de ronde en veel nieuwsgierigen kwamen kijken hoe het paard wiskunde-oefeningen zonder probleem kon oplossen. Geleerden vertrouwden de zaak niet helemaal en dachten dat Von Osten via een geheim teken ofzo aan het paard doorgaf wat het moest antwoorden. Dus moest hij de vragen opnieuw stellen maar pas wanneer het paard hem niet kon zien. Nog steeds gaf Slimme Hans het juiste antwoord.
Men kwam erachter dat het paard niet kon antwoorden als diegene die de vraag stelde zelf het antwoord niet kende. Het paard was zo slim dat hij had gemerkt aan de houding van de mensen (wenkbrauwen die begonnen te bewegen of bewegingen van de neusvleugels e.d.) wanneer hij moest stoppen met het tikken van de hoeven. Hierdoor was het op een heel andere manier wijs dan Von Osten had verwacht.
De man is deze teleurstelling nooit te boven gekomen, verkocht het paard aan handelaars en stierf later als een ongelukkig man.
El Morzillo
Als je over Indianen spreekt dan hebben de meeste van ons een beeld in gedachte van een krijger, opgesmukt met oorlogskleuren en een paar veren in het haar, die joelend op de rug van zijn paard op oorlogspad trekt. Maar wist je dat het beeld van Indianen samen met paarden eigenlijk niet zo vanzelfsprekend is als je zou verwachten?
De Indianen zagen pas voor het eerst een paard toen de eerste blanken begonnen met het veroveren/vernietigen van het Azteekse rijk. In 1519 komt Cortés in Mexico aan met zeshonderd soldaten en zestien paarden die de zware zeereis hebben overleeft. Het waren vijf merries en elf hengsten. Drie ervan waren gevlekt en één helemaal zwart. Deze paarden zijn de voorouders van veel Amerikaanse paarden (o.a. de Appaloosa's).
Het zwarte paard, het paard van Cortés, had de naam El Morzillo. El Morzillo raakte op een gegeven moment zwaar gewond aan een been en werd door Cortés achter gelaten bij Indianen. Hij beloofde hun het paard zo snel mogelijk op te komen halen. De Indianen hadden nog nooit een paard gezien, laat staan verzorgd. Omdat ze bang zijn het vertrouwen van Cortés te beschamen, met de gevolgen die daar bij horen (Cortés vernietigde namelijk in drie jaar het hele Azteekse rijk), namen ze de opdracht aan.
De Indianen probeerden El Morzillo gunstig te stemmen door hem offers te brengen in een tempel waar ze hem vereerden als een afgod. Het fruit en de kip die ze brachten als offer kwamen hun 'god' jammer genoeg niet ten goede en het mooie zwarte paard stierf.
Omdat de Indianen bang waren voor Cortés, die trouwens nooit is terug gekomen voor zijn paard, maakten ze een beeld van het paard en bleven dit vereren om zo elke rampspoed van zich af te kunnen wenden.
In 1697 viel er opnieuw een Spaans leger binnen die het werk van Cortés letterlijk en figuurlijk kwamen afmaken. Het beeld werd vernietigd maar zelfs als het er nog zou staan was er niemand meer om het te aanbidden.
De overgebleven paarden van Cortés bleken later de echte veroveraars van het 'nieuwe' continent en hebben de Indianen van Noord Amerika een paar mooie bladzijdes in de geschiedenis gegeven.
Lisette
Het volgende verhaal gaat over een paard met een heel apart karakter. De eigenaar van paard Lissette was een generaal in het Franse leger. Jean-Babtiste Marbot, zoals hij heette, had meerdere keren oog in oog gestaan met de dood maar was telkens gered door zijn mooie Mecklenburgermerrie.
Haar mooie uiterlijk was waarschijnlijk om haar karakter te compenseren want tijdens een gevecht leek ze meer op een pitbull dan op een elegante schone. Zodra er nog maar iemand in haar buurt kwam, beet ze met haar krachtige kaken waar ze maar bijten kon. Jean-Babtiste was er in geslaagd een van de enige te zijn die in haar buurt mocht komen. De methode die hij daarvoor had gebruikt was zeer apart te noemen. Toen Lisette een keer een poging deed hem te bijten, stopte hij haar een gloeiend hete lamsbout toe. Natuurlijk was dit geen aangename ervaring voor haar en hield ze er een paar blaren aan over.
Jean-Babtistes methode bleek te werken want daarna heeft ze hem niet meer gebeten. Met de nadruk op hem want tijdens een veldslag met de kozakken kon Marbot niets zien doordat hij tijdens de strijd verblind werd door de sneeuw. Lisette liet zich echter niet beperken door de situatie en beet het gezicht van een aanvallende kozak aan stukken en liet ook een Russische officier naar huis gaan met een paar extra 'ere'tekens.
Het grappige is dat deze woesteling op latere leeftijd zo mak werd dat ze, toen ze eenmaal op pensioen was, het knuffelpaard werd van een meisje en haar moeder die haar liefkoosden tot het laatst van haar dagen.
Equus quagga quagga
Quagga komt van het Afrikaans kwagga en betekent zebra. De quagga was een van de meest voorkomende zebra's in Zuid-Afrika. Het dier leek gedeeltelijk op een een ezel en gedeeltelijk op een Zebra (achterkant ezel en voorkant zebra). Hij was ongeveer even groot als de huidige zebra's en had dezelfde bouw.
De Quagga had donkerbruine strepen aan het hoofd en de hals, een bruin lichaam,een witte buik en benen. Het geluid dat de Quagga maakte is het best te vergelijken met een schril geblaf. Elke poging het dier te temmen mislukte. Toch las ik ergens dat er in 1860 een span Quagga's de voederkar trok in een Londense dierentuin. De Quagga had in de ogen van de Afrikaanse boeren weinig nut. Om ze van de weidegronden te houden, werden ze in grote getalen afgeschoten. Hun vlees werd gegeten en hun huiden verwerkt. Het gevolg hiervan was dat vrijwel zeker het laatste wilde exemplaar in Afrika in 1861 werd doodgeschoten.
Je kon de enige levende Quagga's alleen nog maar bekijken in dierentuinen. Op 12 augustus 1883 stierf in het Amsterdamse Artis de laatste Quagga. Het vreemde is dat deze dieren die het zo goed deden in gevangenschap nooit verder gefokt zijn en toen iemand op het idee kwam het te laat was.
Via genetisch onderzoek startte men in Zuid-Afrika een fokprogramma om te proberen de Quagga terug te krijgen. Of het resultaat uiteindelijk zal zijn wat men ervan hoopt zal moeilijk worden want van de 23 Quagga's die men in verschillende musea nog kan gaan bekijken lijken er maar weinig op elkaar.
Tja, de uitspraak voorkomen is makkelijker dan genezen is ook hier weer erg toepasselijk
Lurch, een mastiff-hond van 90 kilo, werd door de Rode Kruisafdeling van Michigan in de bloemetjes gezet omdat hij twintig keer bloed heeft gegeven. Tijdens een plechtigheid in Howell kreeg hij de titel van 'Pet's Best Friend'.
Hondenlevens redden Lurch, een 2-jarige Engelse mastiff, geeft eens in de vier weken bloed voor andere honden. Hierdoor werden al meerdere viervoeters van de dood gered, onder meer een hond die aan het rattenvergif gezeten had.
Dierentuin Baasje Joni Melvin- Thiede is trots op Lurch. Maar ook z'n Lucas - een Amerikaanse mastiff - z'n zeven katten, z'n kippen en vier... zeehonden hebben zijn hart gestolen. (eb)
Een Aziatische roofvis, gevaarlijker dan de piranha, is in Engeland uit een riviertje gehengeld. Volgens de krant The Sun is een 'dodelijke invasie' niet ver af meer.
Alleseter De slangenkopvis heeft vlijmscherpe tanden en kan zelfs enkele dagen op het droge overleven. Het dier kan een centimeter of zestig worden en is zowat een alleseter. Waar de slangenkop opduikt, verdwijnt het meeste andere leven onder water.
Uit aquarium? Andy Alder uit Hykeham was aan het vissen in de Witham-rivier toen hij het dier plots aan de haak had. "Het beest ziet er angstaanjagend uit", sidderde de man. Deskundigen denken dat iemand het dier uit een aquarium heeft losgelaten. (eb)
AMSTERDAM - De zoon van Steve Irwin heeft het onverschrokkene van zijn krokodillenjagende vader geërfd. Toen het vierjarige jongetje werd gebeten door een boa constrictor, een wurgslang, begon hij te lachen.
Foto: EPA
Weduwe Terri Irwin : Kleine Bob was trots op zijn beet. Hij zei wel: ik hoop dat het geen giftige slang was. Maar ik heb hem verzekerd dat ik hem daar nooit mee zou laten spelen. Dochter Bindi (nu 9) werd al gebeten door een slang toen ze achttien maanden was.
Hopelijk gaan de kinderen hun vader niet in alles achterna De Australische Steve overleed in september 2006 op 44-jarige leeftijd nadat hij was gestoken door een giftige pijlstaartrog.
De presenator van The Crocodile Hunter raakte in opspraak omdat hij tijdens een van zijn shows een krokodil voerde, terwijl hij de toen een maand oude Bob vasthield. Hij bood zijn excuses aan op tv, maar gaf aan dat hij wilde dat zijn zoon, door veel bij dieren te zijn, ook een dierenliefhebber zou worden. Dat lijkt wel gelukt.
Dwalend over heide en door lage bosjes, denkend aan geen enkel nuttig ding, fluitend zacht en blijde, blij en vrij en losjes, kwam ik plotseling bij een huisje, doodstil en verlaten, dat in schaduw van wat dennenbossen sliep, waar het lang geleden scheen en heel tevreden, want alleen een geitje blaatte en een koekoek riep.
In die dagen zocht ik al maar naar een kamer, 'k had al veel gewogen en gewikt. Hier is stilte, docht ik, en niets is voornamer, niets is meer geschikt. En wijl zwijgend kijken toch niet baat en wijl ik graag in stille dingen mij verdiep tikte ik toen van buiten even op de ruiten; maar alleen het geitje blaatte en de koekoek riep.
Ja, mijn ontevreden tikken mocht niet baten, 't maakte zelfs de stilte dubbel diep; 't scheen sinds lang geleden gans en al verlaten, 't was of alles sliep. 't Is maar beter stille dingen stil te laten dacht ik, wijl ik dwalende weer verder liep, en ik hoorde achter mij maar nu wat zachter hoe het geitje blaatte en de koekoek riep.
Winterslaap was redding voor verwaarloosde slangen
DORDRECHT - Zeven slangen, twee sterk vermagerde katten, een dode gordelstaarthagedis, een chinchilla met mijt, veertien verwaarloosde hagedissen, vier dode ratten en de restanten van dode muizen.
FOTO NICO SCHOUTEN
Deze beestenbende troffen de Dordtse Dierenbescherming en vier medewerkers van de dierenambulance zaterdagavond aan in een woning aan de Bilderdijkstraat in Dordrecht. De eigenaren van alle dieren, een man en vrouw, zijn volgens kennissen van het stel zes weken geleden met de noorderzon vertrokken. Behalve hun twee honden, lieten zij de rest van de niet alledaagse veestapel onverzorgd achter. De 18-jarige Virginia Maas hoorde van een vriendin dat het stel vertrokken was. Omdat het meisje in het verleden wel eens voor de dieren had gezorgd, had zij een sleutel van de woning en ging direct poolshoogte nemen. ,,De tranen stonden in mijn ogen toen ik hier binnenkwam. Alleen al de stank en het klaaglijke geluid van de katten. Het was echt afschuwelijk, aldus een aangeslagen Virginia. Het meisje gaf de katten onmiddellijk water. Zowel de huiskamer, waar naast wat schaars meubilair zes terrariums staan en een grote kooi voor de chinchilla, als de keuken maakt een zeer desolate indruk. Boven is er geen licht. In het schijnsel van een zaklantaarn doemen de dode ratten, die als voer voor de slangen dienden, op. De slaapkamer was omgetoverd tot permanent verblijf van de slangen van de met de noorderzon vertrokken bewoners. Volgens reptielendeskundige John Noorlander, die door de Dierenbescherming was opgetrommeld, is het boven veel te droog. ,,Slangen kunnen in de wintermaanden lang zonder eten en dat is hun redding geweest. Noorlander nam alle hagedissen mee. De slangen (geen giftige) gingen stuk voor stuk in een doos die voor de zekerheid met plakband werd dichtgemaakt. Volgens de kenner had het stel geen illegale diersoorten<NO1> in bezit<NO>. ,,Ze hebben er alleen niet goed voor gezorgd. Ik neem ze allemaal mee en lap ze wel weer op. De twee katten werden door kennissen opgevangen en de chinchilla mocht met Hannie Groenendijk van de Dierenbescherming mee naar huis. Groenendijk heeft geen goed woord over voor het stel dat zoveel dieren onverzorgd achterliet in de woning. ,,Ik heb al heel wat meegemaakt maar dit slaat echt alles. De stank in de woning, de uitwerpselen, de verwaarloosde dieren, het is bijna niet te omschrijven. Buurtbewoners in de Bilderdijkstraat vernamen zaterdagavond met dubbele gevoelens de ontruimingsactie in het huis van hun buren. ,,Voor de dieren is het vreselijk dat ze zo onverzorgd zijn achtergebleven. Maar dat de man en vrouw vertrokken zijn, vinden we geen gemis. Het stel zorgde met de regelmaat van de klok voor overlast, dat had iets met drugs te maken. En ook hun honden blaften continu en de stank van het zwembad in de achtertuin was in de zomermaanden echt te ranzig voor woorden, aldus omwonenden.
MUNNEKEZIJL - Zondagmorgen rond 10.30 uur zijn er vijf stieren en vier koeien ontsnapt uit de stal bij een boerderij aan de Olde Borchweg nabij Munnekezijl. De dieren zagen een wandeling in het mooie weer wel zitten en gingen direct de weilanden in. De boer ging met hulp van de in allerijl geroepen buurtbewoners achteraan. Met hulp van vijftien mensen lukte het om vijf dieren weer in de stal te krijgen. Twee stieren en twee koeien bleven eerst achter in de vrije natuur.
Al snel bleek dat het geen gemakkelijke klus zou worden om de laatste runderen te vangen. Bovendien was het ook gevaarlijk. Iedere keer als iemand iets te dicht bij kwam, kwam één van de stieren dreigend op zn belagers af. Uiteindelijk bleef alleen nog de mogelijkheid over om de stieren met een verdovingsgeweer neer te schieten. Hiervoor werd Roel de Haan, dierenarts uit Kollum en de politie gealarmeerd. De politie kwam met meerdere voertuigen ter plaatse.
Ondertussen was een van de stieren door de weilanden en sloten uitgekomen bij de Leegsterweg te Warfstermolen. Daar werden de posities ingenomen en het dier naar de schutter gedreven. Dit lukte en één schot bleek voldoende te zijn om de stier te doen inslapen. Hierna werd deze met een trekker en veewagen uit het land gehaald. De twee koeien en de andere stier lieten zich niet zo makkelijk pakken.
Twee speciaal voor deze taak opgeleide politieagenten stapten bij de veehouder op de trekker. Getracht werd vanuit de trekker, overigens ver buiten het bereik van onze fotocamera, de dieren te verdoven. De stier bleek taaier dan verwacht. Na twee schoten werd hij suf maar bleef rond lopen. Net na 15.00 uur was de klus geklaard en stonden de dieren weer veilig in de warme stal.
In een land van ongewone zoogdieren is de mierenegel wel één van de vreemdste. Hij behoort tot een kleine groep eieren leggende zoogdieren die 'monotremen' worden genoemd. Hun voorouders kwamen al voor in de tijd van de dinosaurussen. De fantastische graafkracht, de beschermende stekels en het flexibele gedrag verklaren hoe de mierenegel zich heeft kunnen handhaven en het meest voorkomende inheemse zoogdier van Australië is geworden. Het gedrag van de mierenegel is sterk afhankelijk van het plaatselijke klimaat. Hij heeft weinig zweetklieren en een lage lichaamstemperatuur. Wanneer deze boven de 35 graden Celsius uitstijgt, zal het dier vrijwel zeker sterven. Daarom foerageert hij tijdens de zomer en in hete woestijnen meestal in het donker, maar is hij op besneeuwde bergen vaak overdag actief. Het solitaire en niet-territoriale dier heeft een leefgebied van ongeveer tweehonderd hectare. Hierbinnen bevinden zich gewoonlijk verschillende schuilplaatsen. Om aan aanvallers te ontsnappen rolt de geheimzinnige mierenegel zich op. Soms graaft hij zich snel in met zijn vier poten in de zachte bodem. Australië is rijk aan mieren en termieten. Ze vormen het grootste deel van het menu van de mierenegel, naast wormen, kevers en verschillende insectenlarven. Voor iets groters is in de kleine bek van het dier geen plaats. Hij gebruikt zijn lange voorklauwen om termietenheuvels en mierenhopen uit te graven. Daarnaast vormt hij met de stekels op zijn kop oortrompetjes, waarmee hij zachte geluidjes van zijn prooien kan opvangen. Dan gebruikt hij zijn achttien cm lange, kleverige tong om zijn slachtoffers op te likken. Tijdens de winter snuffelen mannetjes naar door ontvankelijke vrouwtjes verspreide geurstoffen. Achter een vrouwtje vormt zich een 'treintje' van vier tot vijf mannetjes die allemaal hopen met haar te mogen paren. Na de paring met één van hen gaat het stel een tweetal dagen later weer uit elkaar. Na ongeveer tien dagen komt het jong te voorschijn, dat zich met de hulp van een speciale eitand door de leerachtige schaal heeft gewerkt. Het klimt terug in de harige buidel en drinkt melk aan een tepel van de moeder. Na zo'n twee maanden brengt de moeder haar kleintje naar een hol en komt het om de paar dagen voeden. Met zeven maanden wordt het jong niet meer gezoogd en gaan de oogjes open. Dan verlaat de moeder haar kleintje voorgoed. Door de schuwe manier van leven weet niemand hoeveel mierenegels er nog over zijn. De problemen begonnen in de achttiende eeuw met de introductie van honden en katten in Australië. In Australië zijn inmiddels maatregelen genomen om dit bijzondere zoogdier te besch
Iedereen heeft dat wel, je kat praat tegen je en je weet precies wat hij of zij bedoelt. De toonhoogtes en de manieren waarop een simpel mauw naar buiten gebracht kunnen worden vullen waarschijnlijk een heel kattenwoordenboek. Met de vertaling zijn we nog wel even bezig, maar gelukkig hebben onze harige huisvrienden daar wat op gevonden:
De lichaamstaal
Eigenlijk is de kat wat lichaamstaal betreft helemaal geen ingewikkeld beest. Over het algemeen zal je normale gezonde verstand voldoende zijn om te weten wat een kat wil en hoe hij zich voelt. Een tevreden kat is bijvoorbeeld heel makkelijk te herkennen. Een ontspannen kat ligt lekker uitgestrekt, gewoon ergens vlak bij zijn baas, met de ogen half gesloten. Een test om te kijken of de kat echt ontspannen is om de kat even te krabbelen, onder zijn buik of zo. Als hij onmiddellijk op zijn rug gaat liggen, zo van ga door, ga door, dan is het goed.
Staart & Co
Laten we eens beginnen aan de achterkant van ons geliefde huisdier. Daar zit (meestal) een staart. Die staart kunnen we het beste omschrijven als de thermometer van de kat. Als de kat komt aanlopen steekt zijn fraaie staart parmantig omhoog. Maar let eens op het puntje. Komt de kat naar je toe rennen als je thuis komt, dan staat de hele staart recht omhoog en dat betekent: ik ben gewoon blij dat je er weer bent. Aai mij! Dat is dus een bevel. Als dat topje zachtjes heen en weer wiebelt, betekend het bij een relaxte kat dat ze zich lekker voelt, en bij een jagende kat dat hij volledig geconcentreerd op de prooi is. Pas echter op als dat puntje wat strakker en sneller heen en weer gaat. Dat betekent meestal dat de kat tamelijk geïrriteerd raakt van het gedrag van zijn medemens. Breidt het gezwaai van de punt zich uit tot de hele staart zoek dan dekking achter de bank, want je kat staat op ontploffen! Figuurlijk dan, maar hij is wel boos en gaat over tot aktie.
Snorremansen & oogappels
Van die grappige haartjes links en recht van het neusje van je kat kun je ook heel wat leren. Als ze gewoon naar buiten staan is er niks aan de hand. Steken ze wat neer voren dan is de kat alert en op speurtocht, staan ze naar achteren dan voelt hij zich bedreigd. Stel je je kat weer gerust dan gaan de snorharen weer in ruststand. Ook de ogen geven aan hoe relaxed een kat is. Kijk maar eens goed als je huiska mertijger lekker plat op de vloer ligt. Als zijn ogen half open zijn is hij meestel erg op zijn gemak. Maar combineert een staande kat deze halfgesloten ogen met een laag gehouden kop en een laag gehouden lichaam dan betekent dat dat hij zich ernstig bedreigd voelt. Een kat die zich bedreigd voelt heeft ook grote, open pupillen. Dat kennen we zelf ook, als onze ogen groot van angst zijn. Dan zijn er nog die prachtige roterende oren van de kat. Die vertellen ons heel wat over de gemoedstoestand. Als een kat goed oplet, op jacht is of als hij iets interessants hoort dan steekt ie zijn oren duidelijk naar voren. Zenuwachtige katten draaien hun oren voortdurend naar achteren en een hele bange en agressieve kat legt zijn oren bijna plat op zijn kop. Blazen en het laten zien van de tanden combineren ze met opstaande haren en een dikke staart. Dat lekker groot maken is vaak een antwoord op een bedreiging van buiten.
Misverstanden
De lichaamstaal cq. Kattentaal van de kat is op een aantal punten nogal verschillend van de van de hond en dat levert dan misverstanden op. Als de kat met de staart stijf recht omhoog vrolijk naar de hond toe rent krijgt de hond de schrik van zn leven. Als namelijk een mede-hond hem met de staart stijf rechtop benaderd is dat een vreselijke bedreiging. En als de kat dreigend zijn staart heen en weer zwiept, zo van : opzouten want ik heb een slecht humeur, dan leest de hond de zwiepende staart als vrolijk kwispelen van zijn mede-hond en dus een uitnodiging om gezellig te spelen. Daarom is het belangrijk om kat en hond in het begin niet alleen te laten en let goed op hoe de hond reageert op de signalen van de kat. Beloon de hond uitvoerig als hij goed met de kat of het kitten om gaat, hij zal dan zijn goede gedrag met de kat of het kitten met de beloning verbinden met dat leuke kitten dat net nieuw is. Ben je niet thuis of s nachts hou ze dan even apart.
Ik ben niet de eerste, en zal ook zeker de laatste niet zijn, was dat maar waar. Nee, allemaal valse schijn, en zeker geen groots gebaar.
Maar, de baas overheerste, zijn wil is wet, er was over gesproken tijdens de aanschaf, het was allemaal al op papier gezet. Nou, ik vind het alleen maar ontzettend laf.
Het gebeurt zo vaak... Om mijn karakter wordt ik nog even geroemd. Het is een spruit, Ja, zo werd ik genoemd. Maar dat veranderde niets aan het besluit.
Er wordt druk gediscussieerd, de kinderen staan te huilen. Maar het kan niet anders, ja, ze gaan me gewoon inruilen. Ik hoor het gemompel van enkele omstanders.
Elke andere oplossing wordt genegeerd, het is nu echt de hoogste tijd. Ik moet alleen achterblijven, tot mijn grootste spijt. Ik probeer nog even... langs een been te wrijven.
Ik moet in een hok, verdrietig kijk ik iedereen na. Hoe kun je dit nu toch doen, van het vrouwtje krijg ik nog een dikke zoen, speels trek ik nog aan haar rok.
Ze beloven dat er goed voor mij wordt gezorgd. Dit wil echter nog niet zeggen dat ik het leuk vind, maar er zijn viervoeters die slechter af zijn dan ik, zij worden zonder enige schroom, vastgebonden aan een boom.
jeetje, da's pas balen. Denk nu niet, dit is niet helemaal pluis, want over twee weken komen ze mij weer halen, Ja, ik mag echt weer terug naar huis. Snel nemen ze afscheid, Het hoort er nu een maal bij, .bij die vakantietijd....
° Ezels zijn vroeger tam gemaakt dan paarden, waarschijnlijk ongeveer 6000 jaar geleden.
° De 'Miniature Mediterranean' is een zeldzaam ras van mini-ezels die niet hoger worden dan 1 meter.
° Een ezelsdracht duurt ongeveer 12 maanden, maar een olifant heeft het record bij de zoogdieren: 22 maanden. De buideldas draagt dan weer niet langer dan 12 dagen.
° Ezels zijn woestijndieren, ze hebben de gewoonte al het groen op te eten dat ze kunnen krijgen als reserve voor later. Dat blijven ze bij ons ook doen als ze te lang op de weide staan, waardoor ze ernistige problemen krijgen.
° Ezels zijn niet goed tegen water bestand: hun vacht laat vocht door en hun hoeven kunnen er slecht tegen. Daarom doen ze soms moeilijk als ze door plassen of natte weiden moeten.
Weet jij waarom bloemen zo mooi gekleurd zijn? Niet omdat wij dat zo leuk vinden! Maar om insecten te lokken! En insecten, dat weet je, zijn belangrijk voor bloemen. Want zij brengen het stuifmeel van de ene naar de andere bloem. Nu kunnen niet alle insecten dezelfde kleuren zien. Een bij is bijvoorbeeld blind voor rood, maar is wel gek op geel. Vlinders zien rood wel heel goed, daarom zie je vaak veel vlinders op een klaprozenveld!
Vogelconcert.
Als je 's morgens eens heel vroeg wakker bent dan kun je er van genieten: van het vogelconcert. Want de meeste vogels beginnen al heel vroeg met zingen. De merel is een èchte vroege vogel: die begint al om vier uur 's ochtends. Als je goed luistert kun je op den duur de verschillende vogels aan hun zang herkennen. Het winterkoninkje schettert fel. En de lijster roept: "frederiek, frederiek, riek riek fie-ietje-fie-ietje twiet-twiet-twiet!" Spreeuwen kunnen zó in de Soundmixshow: ze zijn een kei in het nadoen van andere vogels.
Het loopt en het heeft een heleboel pootjes...
Wist je dat insecten de grootste dierengroep vormen op aarde? Er zijn ook zo veel verschillende soorten! Je kunt insecten herkennen aan hun poten; ze moeten er zes hebben! Spinnen zijn dus geen insecten, want zij hebben er acht. En een duizendpoot valt er natuurlijk helemaal buiten!
Wat een springer!
Ze springen van tak naar tak, soms stoppen ze even om iets te knabbelen: eekhoorns. Ik wou dat ik zo goed kon springen! Een eekhoorn heeft een sierlijke pluimstaart die hem goed van pas komt bij het springen: want hij kan er mee sturen! Ze eten vooral boomzaden, zoals bijvoorbeeld eikels. Ook paddestoelen vinden ze heerlijk! Kijk maar eens goed of je er een ziet; eekhoorns leven in naaldbossen, beukenbossen en grote stadsparken.
Volg die staart...
De ree komt overal in ons land voor. Je hebt de meeste kans ze te zien in de vroege morgen of tegen de avond, want dan komen ze uit hun schuilplaats. Een wijfjesree noem je 'rik' of 'geit'. De vacht van een ree is bruin, met onderaan de staart een witte vlek, de 'spiegel'. Deze vlek is goed te zien in het donker, als de reeën moeten vluchten kunnen ze elkaar zo goed volgen. Deze mooie, ranke en lenige dieren kunnen sprongen maken van wel zes meter ver.
Haasje repje Als een haas er vandoor...
Deze uitdrukking bestaat niet voor niets. Want hazen zijn, net als leeuwen, razendsnelle sprinters. Ze zijn ook slim: als ze op de vlucht zijn veranderen ze razendsnel van richting om hun achtervolger te foppen. Hazen zijn altijd op hun hoede! Zelfs tijdens het eten staan ze rechtop om om zich heen te kunnen kijken. Ze slapen ook niet echt: ze maken korte hazeslaapjes van hooguit twee minuten. Doe ze dat maar eens na!
Ik zie ze vliegen! Zie je ze ook vliegen?
Veel vogels hebben de duinen als hun leefgebied gekozen; bijvoorbeeld de Kiekendief en de Tapuit. Ze kwetteren er om het hardst! Ze leven er echt; ze broeden op deze plek en zoeken hier hun voedsel. Aan de rand van het water zie je weer andere vogels, zoals het grappige Drieteenstrandlopertje en de Wulp. Al met al is het een drukte van belang!
Dierenweetjes Meer vlinders in de tuin door het aanplanten van de juiste planten:
Meer vlinders in de tuin door het aanplanten van de juiste planten:
Vlinders zorgen voor dat extra beetje sfeer en leven in de tuin. Daarnaast zijn ze met hun mooie kleuren vaak ook nog een lust voor het oog. Wie meer vlinders in zijn tuin wil zien, kan best eens volgende lijstje met planten bekijken waarvan de bloemen druk door de kleurrijke fladderaars bezocht worden.
Naast het aanplanten van de juiste beplanting moet je ook rekening houden met het feit dat vlinders koudbloedige diertjes zijn. Dat wil zeggen dat hun lichaamstemperatuur sterk afhankelijk is van de omgevingstemperatuur. Dagvlinders hebben dan ook 20 °C nodig om goed te kunnen vliegen. Op een dag dat het nog niet zo warm is zullen ze zich dan ook eerst een beetje opwarmen op een windvrije plaats. Dat doen ze door hun vleugels wijd open te houden. De vleugels functioneren dan een beetje zoals zonnepanelen die de vlinder opladen om terug op kracht te komen. Ideale plaatsen voor vlinders om rustig op temperatuur te komen zijn dan ook in struiken of op muren die de wind tegen houden.
Dagpauwoog aan het opwarmen tegen een zonnige muur.
Een tuin vol vlinders kun je bekomen met volgende planten:
Vaste Planten / tweejarigen / eenjarigen:
Adderwortel (Polygonum bistorta)
Akkerdistel (Cirsium arvense)
Beemdkroon (Knautia arvensis)
Bergamotplant (Monarda)
Blauwe knoop (Succisa pratensis)
Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare)
Dagkoekoeksbloem (Silene dioica)
Dropplant (Agastache)
Duifkruid (Scabiosa columbaria)
Echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi)
Engels gras (Armeria spec.)
Engelwortel (Angelica speciosa)
Gewone dophei (Erica tetralix)
Gewone margriet (Leucanthemum vulgare)
Gewone paardenbloem (Taraxacum officinale)
Gewone rolklaver (Lotus corniculatus)
Gewone zandkool (Diplotaxus tenuifolia)
Gewoon biggenkruid (Hypochaeris radicata)
Gewoon duizendblad (Achillea millefolium)
Grote kattenstaart (Lythrum salicaria)
Grote teunisbloem (Oenonthera)
Hemelsleutel (Sedum spectabilis)
Jacobskruiskruid (Senecio jacobaea)
Klimop (Hedera helix)
Knoopkruid (Centaurea jacea)
Koninginnenkruid (Eupatorium purpureum)
Kruipend zenegroen (Ajuga reptans)
Lavendel (Lavendula angustifolia)
Leeuwentand (Leontodon spec.)
Luzerne (Medicago sativa)
Maarts viooltje (Viola odorata)
Margriet (Chrysanthemum maximum)
Marjolein (Origanum 'Nymphenburg')
Muizenoor (Hieracium pilosella)
Munt (Mentha spec.)
Muskuskaasjeskruid (Malva moschata)
Pinksterbloem (Cardamine pratensis)
Slangenkruid (Echium vulgare)
Speerdistel (Cirsium vulgare)
Struikhei (Calluna spec.)
Verbena bonariensis
Verbena hastata Verbena als eenjarig perkgoed
Vergeet-mij-nietje (Myosotis spec.)
Vlambloem (Phlox)
Wederik (Lychimachia clethroides)
Wilde bertram (Achillea ptarmica)
Wilde tijm (Thymus serpyllum)
Witte klaver (Trifolium repens)
Zeeaster (Aster tripolium)
Zonnehoed (Echinacea purpurea)
Zinnia
Sierheesters / struiken:
Braam (Rubus)
Peperboompje (Daphne mezereum)
Vlier (Sambucus)
Vlinderstruik (Buddleja davidii)
Dagvlinders die je in ons land frequent kan waarnemen in de tuin:
Atalanta, bont zandoogje, boomblauwtje, bruin blauwtje, bruin zandoogje, citroentje , dagpauwoog, distelvlinder, gehakkelde aurelia, groot koolwitje, klein geaderd witje, klein koolwitje, kleine vos, koninginnepage, landkaartje, oranje zandoogje, zwartsprietdikkopje.
zie ook een van de vorige mails over ziekten bij papegaaien
Ziekten bij parkieten
De ziekten bij parkieten komen grotendeels overeen met die bij papegaaien
Wat als mijn parkiet vergif heeft gegeten? Waarschijnlijk heeft u meer giftige stoffen in huis dan u denkt. Dat thinner en zwavelzuur giftig zijn zal u heus bekend zijn. Deze stoffen staan vast en zeker goed opgeborgen op een veilige plek. Maar wist u dat rookwaar, plantenmest en vlooienbanden ook giftig zijn? Vergiftigingen ontstaan doordat dieren iets giftigs hebben gegeten of giftig materiaal hebben opgelikt dat aan hun vacht is blijven hangen (bijvoorbeeld carbolineum). Vergiftigingen van knaagdieren en vogels zijn vrijwel altijd fataal. Als honden of katten iets giftigs hebben gegeten zijn ze vaak nog te redden, al is dit afhankelijk van de aard van de vergiftiging, de hoeveelheid giftige stof en......de juiste reactie van de eigenaar van het dier. Vergiftigingen met geneesmiddelen, schoonmaakmiddelen en tabak komen het meest voor. Neem altijd contact op met uw dierenarts als u denkt dat er gif in het spel is. Dierenartsen kunnen bij het antigifcentrum de meest recente informatie over giftige stoffen krijgen. Houd zo mogelijk de verpakking van het gif bij de hand. (Het is daarom verstandig giftige stoffen in hun oorspronkelijke verpakking te bewaren.) Is de dierenarts niet direct bereikbaar kijk dat in het volgende lijstje wat u zelf zou kunnen doen. Afhankelijk van het giftige product dat het dier binnen heeft gekregen zijn er verschillende manieren waarop u zou kunnen reageren. Soms is het verstandig het dier water te laten drinken waardoor het gif zich verdunt. Soms is het verstandig het dier te laten braken en soms kan braken juist heel onverstandig zijn. Dat is het geval als het om agressieve en/of bijtende stoffen gaat, die dan voor een tweede keer langs de slokdarm komen en deze ernstig kunnen beschadigen. Ook kan het toedienen van Norit, een laxeermiddel, koffieroom of boter verstandig zijn. Dieren die bewusteloos zijn kunt u beter geen water via de bek toedienen. Ook het laten braken is dan niet verstandig. Raadpleeg beter een dierenarts bij inname van vergif.
Kweken in broedkooien Als men kweekt naar voor tentoonstellingen of voor bepaalde kleuren, kweekt men het best in broedkooien. In een broedkooi kan men, zelf de koppels samenstellen, wat in een volière bijna onmogelijk is. Het is ook makkelijker om de nestkasten te controleren, wat regelmatig moet gebeuren. Er zijn verschillende typen kooien in de handel te verkrijgen, maar men kan ze zelf makkelijk maken. Als u een broedkooi koopt, moet u er voor zorgen dat er een uitschuifbare lade onder in de kooi is. Het is dan makkelijker om de broedkooi proper te maken. Met een lade worden de vogels tijdens het broeden ook niet gestoord, wat een groot voordeel is. Als de onderkant uit gaas bestaat, vallen de uitwerpselen van de vogels in de broedkooi van de vogels onder hun, wat onhygiënisch is en het verspreiden van ziekten wordt versneld.
Een broedkooi is groot genoeg als hij ongeveer 65cm breed, 40cm diep en 40cm hoog is. Het beste is om een broedkooi te maken of te kopen van het kist-type. Dit wil zeggen dat alleen de voorkant van de kooi uit gaas bestaat. Zo zijn de vogels een beetje beschut. Men kan ook grotere broedkooien maken, waartussen u een tussenschot zet. Als de kweekperiode dan voorbij is, kunnen de tussenschotten verwijdert worden, en hebben de jonge vogels een kleine volière. Maak de tussenschotten van hout of plexiglas, maar niet van gaas. De koppels gaan dan ruzie maken, waardoor ze niet gaan broeden.
Als u gaat kweken, zet u eerst de pop in de broedkooi. Dit doet u best in de vroege morgen, zodat de pop al aan de broedkooi kan wennen en alles kan verkennen. Zet de opening van de nestkast de eerste dag al open. Nu heeft de pop de ganse dag tijd om het eten en drinken te vinden en ze kan de nestkast inspecteren. Een dag later zet u de man in de broedkooi.
Er zijn ook verschillende manieren om de nestkasten op te hangen. Men kan ze buiten of binnen de broedkooi hangen. Buiten de broedkooi heeft als nadeel dat men soms onverwachts bij het proper maken van het vogelverblijf de nestkast kan afstoten, met alle gevolgen vandien... Maar er wordt geen vliegruimte ingenomen, dat wel is gebeurt bij een nestkast die binnen opgehangen wordt.(voor verdere informatie over de nestkasten, zie Nestkastjes)
Verf de binnenkant van de broedkooi in een zo licht mogelijke kleur (liefst wit). Let op dat er een verf gebruikt wordt die niet giftig is voor de vogels, zoals een verf voor in kinderkamers.
Probeer de eet- en drinkbakken zo dicht mogelijk bij de deurtjes te zetten. Zo stoort u de broedende vogels minder bij het verversen van het eten en drinken.
Hygiëne is heel belangrijk voor de toekomstige jongen. Maak de broedkooi dan ook regelmatig proper, maar probeer de broedende grasparkieten zo weinig mogelijk te storen.
Als de jonge vogels uitgekomen zijn, kan de man of pop zich soms agressief gaan gedragen tegenover de jongen. Maak daarom een soort afdakje waar het jong onder kan gaan schuilen.
Het grasparkietenkoppel Geslachtsbepaling
Bij een grasparkiet is het helemaal niet moeilijk om het geslacht van de vogel te bepalen. Het verschil tussen een man en een pop is te zien aan de neusdoppen. De neusdop bij een mannetje is blauw gekleurd en de neusdop bij de pop is bruinachtig. Als de vogels jonger dan 4 maanden is, is het wat moeilijker om het geslacht te bepalen, omdat de neusdoppen dan nog bleek van kleur zijn. Bij sommige kleurslagen, zoals de albino, de lutino en de fallow is het verschil ook wat moeilijker te zien. De pop heeft hier een gewone, bruinachtige neusdop en de man een vleeskleurige.
Het gedrag van het koppel
Als een grasparkietenkoppel gevormd is, zitten ze altijd bij mekaar. Het koppel poetst elkaars veren, vooraal de veren op het hoofd, waar ze normaal niet aankunnen. Een parkiet steekt zijn hoofdje uit en de andere vogel poetst zorgvuldig alle kopveertjes die door de snavel worden gegleden. Het koppel kan soms erg lang met het poetsen van de veren doorgaan.
Voedsel doorgeven behoort ook tot het gedrag van een grasparkietenkoppel. Het voeren van de partner gebeurt niet alleen tijdens de broedperiode, maar ook daarbuiten.
Het mannetje beweegt zijn hoofd op en neer om het voedsel op te rispen uit de krop en geeft dit door aan de pop. Het mannetje maakt hierbij een klokkend geluid. Meestal wordt er echt voedsel doorgegeven, maar soms ook niet.
Als deze gedragingen waargenomen worden, zijn de vogels in broedstemming.
De paring
Een koppel dat de beschikking heeft over een nestkast, zal meestal gaan paren. Bij grasparkieten die in broedkooien gekweekt worden, en waar de koppels dus zelf samengesteld worden, gebeurt de paring soms zelf al binnen enkele uren.
Het koppel is zeer opgewonden, ze springen op en neer en geven voedsel aan elkaar door en dan komt het tot de paring. Het mannetje zet een poot op de rug van de pop en met de andere poot blijft hij op de zitstok staan. Dan gaat hij met beide poten op de rug staan en spreidt de vleugels rond de pop. De staarten houden ze een beetje naar beneden en duwen ze de cloacas tegen elkaar, waardoor de bevruchting plaatsvindt. Om in evenwicht te blijven pikt het mannetje naar de veren van de pop.
Het is nu wel begrijpelijk dat er in een broedkooi geen schommels of wiegelende zitstokken thuishoren!
Legnood Legnood komt regelmatig voor bij grasparkieten. Vooral bij te jonge of te dik bevederde vogels, bij een pop die te veel nesten na elkaar heeft of als het ei te groot of schaalloos is. Dit komt ook voor bij vogels die een gebrek aan vitaminen hebben.
Legnood komt voor als de pop niet in staat is om het ei uit de eileider te persen. Tijdens de kweek is het dan ook belangrijk om sepia te geven. Hierin zit veel calcium, wat niet alleen belangrijk is voor de vorming van het ei, maar ook voor de samentrekking van de spieren.
Een vogel met legnood is zeer onrustig en springt voortdurend op en neer. Daarna is de vogel zeer moe en gaat hij in een hoekje van de kooi of volière zitten met de vleugels een beetje uit elkaar en de veren opgezet. Hij maakt ook klagende geluiden. Soms heeft de vogel een met bloed vermengde ontlasting.
Een pop die niet snel geholpen wordt, kan sterven. Men moet de vogel onmiddellijk uit de kooi halen en in een kleine, warme ruimte onderbrengen. Men kan sla-olie op de cloaca smeren, waardoor het ei makkelijker glijdt. U kan de vogel ook boven een ketel met kokend water houden. De dampen zorgen ervoor dat het ei sneller gelegd kan worden. Een lichte massage aan de onderbuik kan soms ook helpen. Een niet zo een aan te raden methode is het ei zelf uit de cloaca persen. Het ei kan namelijk breken en de eierschalen veroorzaken inwendige bloedingen, wat dodelijk is. Als het ei nog altijd niet komt, moet u zo snel mogelijk naar de dierenarts, waar hij een inspuiting krijgt.
Een pop die legnood heeft gehad, mag minstens een jaar niet meer broeden omdat de kans om opnieuw legnood te krijgen dan veel groter is.
Nestkasten In het wild leggen grasparkieten hun eieren in holle boomstammen, die ze zelf op maat maken. Als de ingang van de broedholte te klein is, maken ze deze groter met hun snavel. De houtschilfers die dan loskomen, vallen dan in de nestholte, zodat ze een goede bodembedekking hebben. Wij kunnen de vogels geen rotte boomstammen bieden, dus hebben we goede nestkasten nodig. Een goede nestkast is noodzakelijk voor goede broedresultaten. Als u in een dierenwinkel naar een grasparkietennestkastje vraagt, tonen ze meestal een verticaal nestkastje. Maar, naar mijn mening zijn horizontale nestkasten beter geschikt. Hierin hebben ze meer plaats, en bij een te kleine nestkast bestaat het gevaar erin dat de jongen te fel op elkaar zitten en dat de moeder op de jongen drukt. Dit kan leiden tot kromme poten, waardoor de vrouwtjes hun evenwicht niet meer kunnen bewaren bij het paren, en zelfs tot verstikking. Een goede maat is ongeveer 25cm lang, 18 cm breed en 20 cm hoog. Hierin kunnen de jongen, als ze groter zijn, wat in rondtrippelen. In elke nestkast zou ook een nestholte moeten zijn. Dit voorkomt het wegrollen van de eieren. Indien er een ei wegrolt, bestaat de kans erin dat het breekt waardoor het jong verloren is. Soms knagen de grasparkieten aan de nestholte om deze wat groter te maken. Nestmateriaal is niet echt nodig, maar op de bodem van het nestkastje kan men wat houtschilfers leggen. Als er te veel houtschilfers in de nestkast liggen, zal het vrouwtje het teveel uit het nestkastje gooien. Zaagmeel is naar mijn mening niet erg geschikt, omdat de jongen er soms in kunnen verstikken.
Heel handig is een "dubbele nestkast". in de nestkast zit een open bakje, dat makkelijk uit de gesloten kast de halen is. Dit is heel handig als men de jongen uit de nestkast moet halen. Een voorbeel hiervan is hieronder te zien.
Sommige kwekers hangen hun nestblok op in de broedkooi, andere weer buiten de kooi. De kast buiten de kooi hangen heeft als voordeel dat het nest makkelijk te controleren is en dat er in de kooi geen plaats wordt verspild aan de nestkast. Maar het gevaar bestaat erin, dat je per ongeluk het nestkastje kan afstoten, met alle gevolgen van dien...
Soms gebeurt het dat de pop de eieren stuk bijt. Om dit te voorkomen, moeten we een soort dubbele bodem maken in de nestkast. In de bovenste bodem maken we een gat waardoor het ei kan vallen in de onderste bodem. In deze onderste bodem moeten dan wel veel houtschilfers, zodat het ei niet kan breken. De eieren kan men dan wegnemen en onder een andere pop leggen.
De ontwikkeling van de jongen De jonge kuikentjes ontwikkelen zeer snel. Ze worden volledig kaal geboren met gesloten ogen en zijn volledig afhankelijk van hun moeder. Als de moeder de jongen voedsel geeft, liggen de kuikens tot ongeveer de 5de dag op hun rug. Na 6 dagen gaan de ogen open en na 7 dagen beginnen de veren te groeien. Drie dagen later zijn ze al volledig bedekt met dons. Als ze ongeveer een maand oud zijn, zijn de veren bijna volgroeid en het jong verlaat het nest. Hij kan nu (een beetje stuntelig) vliegen. Als u een parkiet wilt tam maken, is nu het geschikte moment om te beginnen. Soms komt hij dan al van de eerste dag op uw vinger zitten. Jonge grasparkieten hebben nu van niets schrik! Als de jongen uitgevlogen zijn, begint het vrouwtje meestal terug opnieuw te broeden. Het mannetje voert de jongen dan nog enige tijd terwijl het vrouwtje weer aan het broeden is.
Jonge vogels zijn makkelijk te herkennen aan hun zwarte ogen. Oudere vogels hebben nog een witte rand rond hun ogen. Jonge vogels hebben ook een gestreept voorhoofd dat na de jeugdrui (3-4 maanden na de geboorte) verdwijnt.
Paren en broeden Je kan makkelijk zien of grasparkieten een echt koppeltje vormen en klaar zijn om te broeden. Ze zitten altijd bij elkaar en verzorgen elkaars hoofdveren. Het mannetje braakt voedsel op en geeft dit door aan het vrouwtje. Deze bewegingen kan u bij een koppeltje regelmatig waarnemen. Maar ze doen dit ook regelmatig zonder voedsel door te geven. Als het koppeltje in broedstemming is, is het vrouwtje haar washuid bleker van kleur. Al snel zal het vrouwtje het nestkastje beginnen te inspecteren. Eerst steekt ze voorzichtig haar kopje naar binnen en wipt dan eventjes naar binnen, maar ze is er snel terug uit. Hoe komt het dat het vrouwtje zo voorzichtig het nestkastje betreedt als er toch geen vijanden zijn? Dit is een natuurlijk instinct. In Australië leven slangen die in boomholtes kunnen zitten. Nu blijft ze steeds langer en langer in het nestkastje. Niet lang daarna volgt de paring. De pupillen worden kleine puntjes. Het vrouwtje zet haar staart rechtop en voorzichtig kruipt het mannetje op de rug van het vrouwtje en spreidt zijn vleugels uit. Nu wrijven ze hun cloaca's tegen elkaar, zodat de bevruchting plaatsvindt.
Na ongeveer 8 dagen wordt het eerste eitje gelegd. Voordat de eitjes gelegd worden, worden de uitwerpselen van het vrouwtje zichtbaar groter. Nadat het eerste eitje wordt gelegd, komt het vrouwtje bijna niet meer uit het nestkastje. Ze komt er maar 3-4 keer per dag uit om haar behoefte te doen. Het mannetje zit meestal op het stokje voor het invlieggat. Het mannetje komt nooit in het nestkastje. Grasparkieten leggen 3-6 eitjes. Om de dag wordt er een eitje gelegd. Na ongeveer 10 dagen kan u kijken of de eitjes bevrucht zijn. Dit kan u doen door het eitje voorzichtig op te pakken en met een fel lichtje door het eitje te schijnen. De bevruchte eieren zijn donkerder dan de onbevruchte. In het midden ziet u bij een bevrucht eitje een kern waaruit allemaal bloedvaten vertrekken. Een onbevrucht eitje is wat doorschijnend. Ziet u dat de eitjes vuil zijn, was ze dan zeker niet af. Rond het eitje zit een (onzichtbaar) waslaagje dat het kuikentje beschermd tegen infecties. Als er onbevruchte eieren zijn, haalt u ze er best uit. Een grasparkieteneitje weegt ongeveer 2 gram. Zoveel weegt ook het pas uitgekomen jong. Na 18 dagen komt het eerste eitje uit. Het kuiken pikt met de eitand het eitje open. Dit is een heel vermoeiende gebeurtenis. De andere eitjes komen om 2 dagen uit. Dit heeft als gevolg dat het oudste jong al veertjes begint te krijgen als het jongste pas is uitgekomen. Het vrouwtje heeft op haar buik een gevoelige broedvlek waardoor veel bloedvaten lopen. Daarmee kan ze de bewegingen in het eitje voelen! Het mannetje braakt nu regelmatig voedsel op voor het vrouwtje. Het vrouwtje geeft het voedsel op haar beurt weer door aan de jonge kuikentjes.
Controleer het nest elke dag om te zien of alles goed gaat. Dode jongen moeten onmiddellijk worden verwijderd. Ze verrotten namelijk zeer snel wat de andere jongen in gevaar kan brengen.
Bij gewone, kleine grasparkieten zijn meestal weinig problemen, maar de grotere, Engelse grasparkieten hebben soms nogal wat problemen met het broeden. Ze voeden hun jongen niet, krijgen veel onbevruchte eieren,... Als u Engelse grasparkieten kweekt, zet u best als u enkele koppels in de broedkooien zet, ook enkele koppels gewone grasparkieten in de kweek. Deze kunnen dan de jongen van probleemouders eventueel overnemen.
Omdat Engelse grasparkieten dichter en zwaarder bevedert zijn dan de gewone, trekt U best de veertjes rond de cloaca uit, zodat de bevruchting beter kan plaatsvinden.
Partnerkeuze Bij grote papegaaien en bij sommige parkieten is het bijeenbrengen van een mannetje en een vrouwtje soms niet zonder problemen. Ze beginnen soms te vechten wat tot de dood kan leiden. Bij grasparkieten is dit gelukkig niet zo. De meeste grasparkieten accepteren zonder moeite een partner. Laat de grasparkieten aan elkaar wennen door ze elk in een andere aangrenzende kooi te zetten. Zo kunnen ze elkaar door de tralies bekijken. Na enkele dagen zet u de grasparkieten samen in een kooi. Meestal zullen ze niet vechten, maar na een paar dagen zijn ze al een echt koppeltje. Ze zitten elkaar te snavelen, elkaars veren te poetsen, enz Als er eenmaal een paartje is gevormd, blijft dit standhouden totdat een van de parkieten sterft of als u ze scheidt. Als het popje aan het broeden is wordt het door de partner gevoerd door het invlieggat. Grasparkieten zijn al na 3-4 maanden geslachtsrijp, maar het beste is om te wachten tot ze ongeveer 11-12 maanden oud zijn om legnood, dat soms bij jonge parkieten voorkomt, te voorkomen.
Ringen Wie veel grasparkieten heeft, gaat zijn vogels het best ringen. Zo kunnen ze makkelijk uit elkaar gehouden worden. Een grasparkiet ringen om hem te kunnen identificeren, kan met een open of gesloten ring geringd worden. Een open ring is een ring die men elk moment aan de poot kan doen of van de poot afhalen. Open ringen zijn er in verschillende kleuren. Zo is het makkelijk om bijvoorbeeld de verschillende families uit elkaar te houden. Elke familie krijgt dan een bepaalde kleur.
Een gesloten ring is een ring die men om de poot doet van een jonge vogel, die nog in het nest zit. Deze ring kan er niet meer afgeschoven worden. Om aan gesloten ringen te geraken, moet u bij een vogelclub zijn. Hier kan u ringen voor grasparkieten verkrijgen. U kiest een stamnummer van maximum 3 letters en 3 cijfers (bv. uw initialen). Op de ring staan verder nog de initialen van de club waar u lid van bent, het cijfer dat aangeeft de hoeveelste ring dit van u is, en het jaartal. Zo weet u altijd in welk jaar de vogel is geboren. U kan kiezen tussen een gewone, zilveren ring of een gekleurde ring.
De maat voor grasparkieten is 4.01mm doorsnede.
Om aan tentoonstellingen mee te doen, hebt u zeker gesloten ringen nodig, om te bewijzen dat deze vogels werkelijk door u zijn gekweekt.
Een open ring aanbrengen is helemaal niet moeilijk, maar een gesloten ring is al wat moeilijker. Als het jong rond de 7 dagen oud is, kan hij worden geringd. Soms kan dit wat vroeger zijn, soms wat later. U neemt voorzichtig het jong vast in een hand en klemt een pootje (lichtjes!) tussen twee vingers. De drie langste pootjes richt u naar voren en het kortste pootje naar achteren. Voorzichtig schuift u de ring nu om de poot.
Soms ziet de pop de ring als een vreemd object en probeert ze de ring van de jongen af te krijgen. Ze bijt dan in het pootje, wat dan hard gaat bloeden. Soms bijt de pop zo hard, dat ze het pootje afbijt. Om dit te voorkomen, moet u, nadat een jong gering is, af en toe in het nest kijken of alles g
Drinkwater Zoals alle levende wezens hebben ook grasparkieten water nodig. Grasparkieten drinken niet zo veel, maar ze moeten altijd een gevuld drinkbakje tot hun beschikking hebben. Het beste is als uw grasparkiet een gesloten drinkbakje heeft. Daar wordt het niet zo snel vuil in. Het water moet proper zijn. Wij drinken ook niet graag vuil water.
In de winter mag je nooit schalen als drinkwater gebruiken omdat grasparkieten ook graag baden in schalen en als de parkieten nat zijn en het vriest, dan is dit meestal fataal. Sommige mensen doen vitaminedruppels in het water. Dit is gezond, maar echt nodig is het zeker niet.
Hoewel grasparkieten niet veel drinken, moet er toch altijd een bakje met vers drinkwater voor hun klaar staan. Het drinkwater moet gegeven worden in een proper bakje. Net zoals wij drinken grasparkieten ook liever uit een proper bakje. Het drinkwater is bijna even belangrijk als de voeding zelf. Veel vogels gaan dood waarvan de oorzaak onbekend is, terwijl de sterfte door het besmette of bacterierijke drinkwater veroorzaakt wordt.
Het drinkwater moet regelmatig ververst worden, omdat er na een tijd bacteriën in het water komen, die zich snel vermenigvuldigen. De vogels die jongen hebben, geven die bacteriën door aan hun jongen, wat nadelige gevolgen kan hebben. Dit kan zelfs leiden tot de dood van jongen. Vooral in de zomer, als het warm is, wordt het water ook snel warm, waardoor bacteriën zich makkelijker kunnen voortplanten. Het water moet dan zeker één maal per dag ververst worden. In de winter kan het water bevriezen, zodat de vogels geen water meer krijgen. Hier moet ook op gelet worden.
Gewoon kraantjeswater is goed. Er zijn ook kwekers die hun vogels mineraalwater geven. Dit is niet echt nodig, maar gezond is het wel! Vroeger gaven kwekers hun vogels soms zeewater, omdat daar veel mineralen en zouten in te vinden zijn, maar dit is nu onmogelijk. Het zeewater is te fel vervuild door het toedoen van de mens.
In het drinkwater worden regelmatig vitaminen gegeven. Het tekort aan sommige vitaminen wordt hierbij aangevuld. Deze vitaminen zijn wel redelijk duur. In drinkwater met extra vitaminen, kunnen de bacteriën zich ook veel sneller voortplanten. De vitaminen zijn namelijk een voedingsbron voor de bacteriën. Na 2 à 3 dagen krijgt het water een slechte geur. Het is eigenlijk niet het water, maar de bacteriën die die geur veroorzaken.
Omdat vitaminen zo duur zijn, worden de drinkbakken soms pas na verschillende dagen ververst. Maar als men zijn vogels kent, weet men hoeveel drinkwater men moet geven, zonder te veel overschot te hebben. Zo bespaart men zowel vitaminen, als het geld.
Het klinkt misschien raar, maar thee kan ook zeer gezond zijn: kamillethee tegen lichte verkoudheden, venkelthee tegen moeilijkheden in de darmen, saliethee tegen diarree en brandnetelthee voor de verbetering van de vitaliteit.
Grit, maagkiezel en sepia Als grasparkieten zaden eten, kunnen ze dit niet vermalen, omdat ze geen tanden hebben. Dus moeten de zaden op een andere manier worden vermalen. Als de zaden ingeslikt worden, en dus van de schil zijn ontdaan, gaan ze naar de krop, waar ze worden geweekt. Dan gaan de geweekte zaden naar de kliermaag, waar er verteringssappen worden toegevoegd. Samen met die sappen gaat het zaad naar de spiermaag, die een sterke wand heeft. Hier worden de zaden vermalen. Om de zaden goed te vermalen zijn er kleine, scherpe steentjes in de spiermaag nodig. Deze steentjes (grit of maagkiezel) hebben heel onregelmatige vormen, waardoor het voedsel nog kleiner wordt gemaakt. Omdat de zaden dan zo klein zijn, kunnen de verteringssappen veel beter op het voedsel inwerken. De spiermaag trekt samen en zet zich uit. Daarom gaan de scherpe steentjes na een tijd rond worden, waardoor ze geen voedsel kunnen vermalen. Deze worden dan door het lichaam afgescheiden. De spiermaag heeft weer nieuwe steentjes nodig, zodat het voedsel altijd goed kan worden vermalen. Een bakje met grit is dus altijd nodig in een kooi of volière. Voor op de bodem van de kooi is er in de handel schelpenzand verkrijgbaar. De stukjes schelpen in dit zand zijn ook geschikt om als maalsteentjes te dienen. Deeltjes van oesterschelpen bestaan ook om aan de vogels te geven. In een volière met een natuurlijke bodem is het meestal niet nodig om grit te verstrekken, omdat de vogels al veel steentjes binnenkrijgen omdat ze veel op de grond naar voedsel zoeken. Gewoon zand, bv. rivierzand is niet geschikt, omdat de steentjes al rond afgesleten zijn door de stroming van het water. Dit heeft dus geen malende werking.
Zaad bevat niet veel mineralen. In de dierenwinkel zijn er sepiaschelpen te koop. Dit is het skelet van een inktvis. Zorg dat er altijd een sepiaschelp in de kooi hangt. Sepia bevat veel calcium. Dit is een waardevol mineraal dat van groot belang is voor de beenderen. Te weinig sepia kan voor jonge vogels leiden tot verzwakking van het skelet. Vooral tijdens het broedseizoen is dit waardevol. De eischaal bestaat namelijk voor een groot deel uit calcium. Sepia kan u kopen, maar is ook aan het strand te vinden. Gebruikt u sepia dat u aan het strand hebt gevonden, dan moet u dit zeer goed schoonmaken met heet water, om vuilresten af te spoelen.
Groenvoer De zaadmengeling voor de grasparkieten is het basisvoedsel, maar zaad alleen is niet voldoende. Er dient ook groenvoer verstrekt te worden. Groenvoer bevat veel vitaminen die de grasparkiet in optimale conditie houden. Groenvoer is zelf makkelijk om in de tuin te houden en is overal te vinden.
De eerste keren dat groenvoer verstrekt wordt aan een vogel, zal het meestal onaangeroerd blijven liggen, maar men mag de moed niet opgeven. Na een tijd, als de grasparkieten de smaak te pakken hebben gekregen, wordt zo een stuk fruit het lievelingsvoer!
Als groenvoer kan bijna elk stuk fruit gegeven worden. Sla kan wel ongezond zijn voor de grasparkieten. Sla bevat te veel vocht, waardoor de grasparkiet diarree kan krijgen.
Tot de favorieten behoren stukjes appel, wortel, peer, sinaasappel,...
Men kan ook geschikt groenvoer in de natuur vinden. Groenvoer langs een weg gaan zoeken, is niet aan te raden, want het groenvoer kan aangetast zijn door de giftige uitlaatgassen van autos. Dit kan soms dodelijk zijn voor de vogels. Zorg ook dat u er zeker van bent dat de planten niet bespoten zijn met chemische produkten, daar deze erg giftig zijn voor grasparkieten.
In velden zijn er volop geschikte planten te vinden.
Zo een plant is vogelmuur. Op elk leeg stukje grond is er in de zomer wel vogelmuur te zien. Vogelmuur is makkelijk te herkennen aan de lichtgroene kleur en aan de fel vertakte stengels. In de zomer krijgt de plant kleine witte bloempjes. Vogelmuur bevat veel calcium, dat goed is voor de vorming van het beendergestel van de jonge vogels. Als de vogel iets gebroken heeft, is calcium noodzakelijk voor het herstel van de breuk. Vogelmuur behoort ongetwijfeld tot de favorieten van de wilde planten voor vogels!
Ook een plant die bij iedereen bekend zal zijn is de paardebloem. Deze ongeveer 35cm hoge plant heeft op het begin een mooie gele bloem, maar daarna komen de bekende pluisjes, die bij het minste zuchtje wind losspringen en ergens anders neervallen, waar zich dan een andere plant kan ontwikkelen. De lange bladeren hebben aan de zijkanten insnijdingen. De stengels bevatten een melkachtig sap.
Vooral de bladeren zijn gezond om aan de vogels te geven. Deze bevatten veel vitamine A, B en C.
De wortels kunnen ook gegeven worden. Als men een paardebloem in de volière legt, zullen de vogels er dol op zijn. Zorg dan wel dat er geen pluisjes meer aan de plant hangen. De opvliegende vogels zorgen dat de pluisjes loskomen en dan is het echt een zootje in het vogelverblijf.
Ook kunnen er verschillende grassoorten gegeven worden aan de vogels. In het wild eten de grasparkieten namelijk ook de zaden van de verschillende grassoorten die er te vinden zijn.
Men kan ook speciaal groenvoer voor vogels in de dierenwinkel krijgen. Dit is niet echt nodig, want als men af en toe wat fruit of planten geeft, hebben ze wel voldoende groenvoer.
Geef verschillende soorten groenvoer, zo ziet u na een tijd welk soort groenvoer uw vogels verkiezen.
Verstrek het groenvoer en fruit portiegewijs, dus nooit te veel in één keer. Het teveel aan groenvoer blijft liggen, en dit kan na een tijd gaan rotten, waardoor de vogels er ziek van kunnen worden. Was het groenvoer voordat u het aan de vogels geeft, goed af, maar geef het niet te vochtig aan de vogels. Groenvoer bevat namelijk al veel vocht en als daar nog extra bijkomt, kan dit zorgen voor darmstoornissen.
Kiemvoer
Kiemvoer is ook een zeer gezonde en veel gegeven vorm van groenvoer. In het wild wachten grasparkieten met broeden tot in het regenseizoen. Als de jongen uitkomen, zijn de zaden ontkiemd en kunnen de jongen beschikken over een vitaminerijk voedsel. Het gekiemde zaad is rijk aan vitamine A. Deze vitamine zorgt voor een goede beendergroei en een gezonde huid en veren. Wij kunnen de grasparkieten ook gekiemde zaden aanbieden.
Er zijn verschillende manieren om het zaad te laten kiemen. Geschikt zaad is een exotenmengeling, maar het gewone zaad kan ook gebruikt worden. Om te beginnen neemt men de gewenste hoeveelheid water en wast men onder stromend water. De zaden kan men in een zeef doen, zodat het water goed tussen al de zaden kan. Dan legt men de zaden op een vochtige handdoek. Zorg wel dat de zaden goed verspreid liggen, anders kunnen de zaden gaan beschimmelen, waardoor het gekiemde zaad nutteloos is geworden. Na enkele dagen komen er kleine kiempjes uit de zaden. Er zijn nu veel vitaminen vrijgekomen, waardoor dit gekiemde zaad gezond is.
Men kan ook een handvol gekiemde zaden in een schaal planten. Het duurt wel wat langer eer de kiemen boven de grond komen, maar de grasparkieten kunnen de kiemen dan makkelijk uit de schaal pikken.
In de handel zijn ook speciale kiemsets te verkrijgen. Dit zijn enkele schalen boven elkaar. In de bovenste schaal, die dient als deksel, giet men water. Via een buisje loopt het water van de bovenste schaal naar de middelste kiemschalen, waar net voldoende water achterblijft om de zaden te laten kiemen. Het te veel aan water wordt opgevangen in de onderste schaal. Als de zaden in de bovenste kiemschaal ontkiemd zijn, geeft men deze aan de vogels en plaatst men deze onder de onderste kiemschaal, zodat er een soort beurtrol ontstaat waardoor men elke dag over een verse portie kiemvoer beschikt.
Was de kiemen onder warm, stromend water voordat u ze aan de vogels geeft, zodat er zeker geen schimmels of bacteriën aanwezig zijn.
Door zaden te laten kiemen, weet u ook of u met vers zaad te maken hebt. Als minder dan 50% van de zaden ontkiemt is het zaad te oud, waardoor er al veel voedingsstoffen verloren zijn gegaan. Ontkiemt meer dan 50%, dan is het zaad nog goed vers.
Grasparkieten houden ook van gekiemd zaad. Het is heel gezond omdat er zo veel vitaminen vrijkomen. Kiemvoer komt het meest overeen met het voedsel dat ze in het wild eten.Als het begint te regenen in Australië, beginnen de grasparkieten te broeden, omdat er dan veel zaden kiemen, zodat de jongen met die kiemen kunnen gevoerd worden. Kiemvoer is op verschillende manieren zelf te maken:
Eén manier is: neem eerst een handvol zaad en doe dit in een schaaltje. Strooi hierover wat aarde. Geef elke dag wat water. Na enige dagen verschijnen de kiemen. Zet de schaal nu in de kooi of volière, zodat de vogels het gekiemd zaad makkelijk kunnen eten.
Een andere manier: neem een handvol zaden en leg deze verspreidt op een vochtige handdoek. Na enkele dagen komen er al kleine kiempjes te voorschijn. Besproei de zaden ook elke dag met een fijn straaltje (bv plantenspuit).
Deze manieren kunnen ook gebruikt worden als versheidsproef: als 50% of meer van de zaden uitkomen, is het zaad vers.
In de handel zij ook speciale sets te verkrijgen speciaal voor zaden te laten ontkiemen. Dit zijn enkele schaaltjes boven elkaar waar men zaden in doet. In het bovenst eschaaltje giet men water en het water loopt via een buisje naar het volgende schaaltje, zodat deze zaden bevochtigd worden. Dan loopt het water verder tot in het volgende schaaltje, enz... tot het water in het onderste schaaltje terechtkomt.
Voederbakken
In de handel zijn een enorm aantal verschillende soorten eet- en drinkbakken te vinden. De ene al wat beter dan de andere. Voor het kopen van drinkbakken moet altijd eerst gekeken worden naar wat voor zaad u geeft. Voor grotere parkieten koopt men bv. best geen eetbakken met een tuitje, omdat de grotere zonnebloempitten hierin soms vast komen te zitten, waardoor het lijkt alsof de vogel nog een vol bakje heeft, terwijl hij soms zelfs sterft van de honger... Voor grasparkieten zijn eetbakken met tuitjes wel geschikt. Grasparkieten hebben namelijk geen grote zaden, zodat het zaad makkelijk door het tuitje kan lopen. Maar men moet toch regelmatig controleren. Het kan immers altijd gebeuren dat er iets tussen geraakt. In een volière neemt u best een grote voedingsbak. Een grote voederbak is meestal niet erg goedkoop. Maar het is makkelijk om zelf een doelmatige voederbak te maken. U neemt een plastieken fles en u snijdt de bodem eraf. Men plaatst de fles omgekeerd in een schaal en van boven in de fles giet men zaad. In de schaal blijft altijd een beperkt hoeveelheid zaad. Maak de fles wel goed vast aan de schaal en zorg er voor dat de afgesneden onderkant bedekt is, zodat er geen uitwerpselen in de fles kunnen terechtkomen.
In de broedkooien moeten geen grote voederbakken. Het eten en drinken kan in een open bakje gegeven worden. Een klein eetbakje, een drinkbakje en een bakje voor het eigeel is voldoende. In de eetbak moet men er wel altijd op letten dat er niet te veel kaf op het eten ligt. Grasparkieten pellen het zaad en het kaf komt in de voederbak, zodat ze het goede zaad niet meer kunnen vinden. Blaas dan ook regelmatig het kaf van het voedsel af.
Voor drinkbakken geldt ongeveer hetzelfde als hierboven al beschreven werd. Geef echter geen eten in drinkbakken. De tuitjes van drinkbakken zijn namelijk smaller als van eetbakken, en er bestaat een grotere kans dat het eten vastgeraakt in het tuitje. Ververs de drinkbakken ook regelmatig, daar het drinkwater snel vuil wordt door zaad wat in de bak is gevallen, bacteriën, enz...
Grasparkieten baden veel. Geef daarom in de volière het drinkwater niet in het badje, maar in een ander apart bakje. Het water wordt anders te snel vuil door de badende grasparkieten, wat ook onhygiënisch is.
Zaden
In elke dierenwinkel zijn geschikte zaadmengsels voor grasparkieten te vinden. U kan zelf ook een mengeling van zaden maken. Dit heeft als voordeel dat u zelf het aantal kan bepalen van de verschillende soorten zaad.
Als u zaad gaat kopen, moet u al zeker naar de houdbaarheidsdatum kijken, want hoe ouder de zaden zijn, hoe minder voedingsstoffen er aanwezig zijn. Soms kan het zijn dat het zaad met fijne draadjes aan elkaar gekleefd is. Er zit dan ongedierte in het zaad, waardoor het zaad onbruikbaar wordt.
In een gewone zaadmengeling zitten verschillende soorten zaad, zoals millet, gierst,... Maar zaden alleen is niet genoeg. Er moet ook regelmatig groenvoer en eivoer verstrekt worden. Eivoer moet vooral tijdens het kweekseizoen worden gegeven. Gekiemde zaden zijn ook heel gezond.
In de dierenwinkel zijn er ook verschillende soorten vormpjes gemaakt van zaad te verkrijgen. De zaden zijn aaneengeplakt met honing en hier zit te veel suiker in. Als uw grasparkiet dan in een kooi zit, kan hij veel te dik worden. Af en toe een vormpje geven kan geen kwaad, maar geef in de plaats van zo een vormpje toch liever wat groenvoer of fruit!
Wat grasparkieten overheerlijk vinden, is trosgierst. Dit is lekker én gezond. Geef echter niet te veel trosgierst, want van een te grote hoeveelheid kan uw grasparkiet vetzucht krijgen. Geef uw vogel als die alleen gehouden wordt regelmatig een stukje trosgierst van ongeveer 6cm. In een volière regelmatig een ganse tros. Trosgierst kan zeer nuttig zijn om uw vogel tam te maken. Trosgierst is dus eigenlijk als een gezond snoepje. Voor dat de jongen uit het nest komen, kan u een stukje trosgierst in de blok leggen, zodat de jonge vogels wennen aan zaad.
Zieke vogels geeft u ook best een stukje trosgierst, zodat ze aangemoedigd worden om terug wat te eten.
Buiten de kooi laten Komt uw grasparkiet vanzelf op uw hand zitten, dan kan u uw hand, als de parkiet erop zit, zachtjes buiten de kooi bewegen. Meestal springt de parkiet van uw hand af, terug in de kooi, maar herhaal deze stap enkele malen achtereen en probeer het na een tijdje nog eens opnieuw. Als de parkiet op uw hand blijft zitten, en hij is buiten de kooi, zal hij waarschijnlijk van uw hand afvliegen. Hij vliegt dan naar de hoogste plaats. Laat hem even bekomen en houdt uw vinger voor uw grasparkiet. Hopelijk springt hij op uw vinger, maar ga niet achter hem jagen, want dan is alle moeite voor niets geweest en kan u weer helemaal opnieuw beginnen. Een grasparkiet vergeet zoiets niet!!
Laat de parkiet, als hij niet op uw vinger komt zitten, gewoon zitten. Meestal zal hij na een tijdje gewoon terug naar zijn kooi gaan, omdat hij honger begint te krijgen. Als hij echt niet naar zijn kooi terug gaat, dan kan u een lichte handdoek over de grasparkiet leggen en zo kan u hem makkelijk pakken om hem terug in zijn kooi te zetten. Zorg dat, als u uw parkiet vrij laat vliegen, de kamer veilig is. Hier volgen enkele punten waar u op moet letten als u de parkiet buiten de kooi laat:
Kijk goed op de grond als u in een kamer loopt waar een parkiet vrij rondvliegt. Kijk ook goed waar u gaat zitten in een kamer waar een parkiet vrij rondvliegt. Er zijn al veel grasparkieten aan hun einde gekomen doordat ze tegen een venster vlogen. Grasparkieten zien niet dat er een venster staat. Trek dus altijd de gordijnen toe. Zet geen giftige planten in de kamer. Dek vuilbakken of vazen af als de grasparkiet niet onder toezicht rondvliegt. Zorg dat er geen kaars brandt of dat het fornuis niet aanstaat. Iemand stapt op de parkiet. Kijk goed op de grond als je in een kamer loopt waar een parkiet vrij rondvliegt. Iemand gaat op een parkiet zitten. Kijk goed als je gaat zitten in een kamer waar een parkiet vrij rondvliegt. De parkiet vliegt tegen het raam. Er zijn al veel parkieten aan hun einde gekomen doordat ze tegen het raam gevlogen zijn. Trek dus altijd het gordijn toe. De parkiet zit voor de deur en als de deur opengaat, komt hij tussen de deur. Klop voor je naar binnen gaat even op de deur (zo vliegt hij op) en doe de deur zachtjes open. De parkiet wordt vergiftigd door giftige planten. Zet geen giftige planten in de kamer. De parkiet komt in een vaas of vuilbak terecht en sterft door de schrik of door verhongering. Dek vuilbakken of vazen af als de parkiet niet onder toezicht rondvliegt. De parkiet verbrandt zich aan het fornuis of aan een kaars. Zorg dat geen er geen kaars brandt of dat het fornuis niet aan staat
Kortwieken U kan uw grasparkiet ook kortwieken. De grasparkiet kan dan niet meer vliegen. Dit maakt het tam maken iets eenvoudiger, maar het is niet de meest ideale oplossing. Men moet de grasparkiet nooit altijd kortwieken. Alleen misschien om hem tam te maken, maar laat de veren altijd bijgroeien als hij tam is. Toch is het niet aan te raden; grasparkieten kunnen makkelijk zo tam gemaakt worden
Kortwieken is voor een grasparkiet pijnloos. Het is zoals wij ons haar laten knippen. De veren groeien bij de volgende rui terug en als u wilt, kan u ze dan opnieuw knippen. Kijk eerst bij een ervaren kweker om te zien hoe kortwieken in zijn werk gaat. Laat iemand de vogel vasthouden en spreid een vleugel open. Knip enkele binnenste slagpennen af met een scherpe schaar. Laat de 2 buitenste en binnenste veren intact. Zo is er niets te zien van de gekortwiekte veren. Begin met maar weinig slagpennen te knippen. Als de parkiet dan nog goed kan vliegen, knipt u er enkele meer af. U kan uw grasparkiet aan één kant of aan de 2 kanten kortwieken. Dat hangt er van af hoe goed hij nog kan vliegen.
Parkiet die wegvliegt Het grootste gevaar voor een grasparkiet is wegvliegen. Een parkiet die altijd binnen heeft geleefd en dan wegvliegt herkent de omgeving niet en door de plotse verandering van omgeving vliegt hij weg. Dat kan soms heel ver zijn. Als er een parkiet uit een volière ontsnapt, heb je misschien meer geluk. De parkiet wilt bij zijn partner blijven en blijft dan in de buurt van de volière. Zit de grasparkiet in een boom, dan kan u hem proberen nat te spuiten.(met een zwakke straal!) De grasparkiet kan dan niet zo goed meer vliegen en met wat geluk kan u hem dan proberen te pakken. Een andere manier is om te wachten tot het donker is. In het donker vliegen grasparkieten namelijk niet zo snel op. U moet goed weten waar de vogel zit, want als het mislukt, dan vliegt de vogel weg. Soms vliegt hij wel tot het terug licht wordt. Als u goed weet waar de vogel zit, kan u voorzichtig in de boom klimmen en hem proberen te pakken met een net of een lichte doek. Deze 2 manieren om een weggevlogen parkiet te vangen hebben wel wat geluk nodig. Als u uw parkiet niet hebt kunnen vangen, kan u een papiertje in enkele winkels ophangen of een advertentie in de krant zetten. U kan ook bij de dierenwinkel gaan informeren of er geen parkiet is binnengebracht.
Tam maken Eén van de (vele!) leuke kanten van een grasparkiet is dat u hem tam kan maken. Een grasparkiet is makkelijk om tam te maken. Zorg dat u, als u de grasparkiet wilt tam maken, hem zo jong mogelijk koopt. De ideale leeftijd is als de parkiet net uit het nest is gevlogen en al zelfstandig kan eten. De 2 basisregels om een parkiet tam te maken zijn: geduld en trosgierst. Iedere grasparkiet is dol op trosgierst. Dit is een gezond "snoepje" voor een grasparkiet. Als uw parkiet pas aangekomen is, moet u hem de eerste dagen tot rust laten komen. Kom zo weinig mogelijk aan de kooi, maar praat veel tegen hem. Als hij, na enkele dagen, tot rust is gekomen, kan u een stukje trosgierst door de tralies steken. Houd de trosgierst wel vast. Na een tijdje zal hij dichterbij durven komen en begint hij van de trosgierst te eten. Als hij na een tijdje direct naar de trosgierst toekomt, kan al een stapje verder gaan. Steek uw hand in de kooi en houdt een stukje trosgierst vast, dichtbij een zitstok. Eerst zal de grasparkiet uw hand en de trosgierst alleen maar aankijken, maar na enkele dagen durft hij al enkele zaadjes uit het trosje trosgierst te pikken. Dit gebeurt echter nog heel zenuwachtig. Het zal het niet lang meer duren, of hij eet al rustig uit uw hand. Nu kan u uw hand telkens een beetje verder van de zitstokken verwijderen. Als u hand zover van de zitstok is dat de parkiet niet meer bij de trosgierst kan, zal hij na een tijdje op uw hand springen om toch maar bij de trosgierst te kunnen komen. Blijf deze stap doen totdat hij zonder twijfelen op uw vinger springt. Let wel op! Alle parkieten zijn anders. Sommigen springen sneller op uw hand dan anderen. Als uw parkiet niet zo snel op uw hand springt moet u de moed vooral niet opgeven. Iedere (jonge) parkiet kan wel tam worden, maar bij de ene is er meer geduld nodig dan bij de andere. Met trosgierst is bijna iedere parkiet te lokken. Sommige schuwe, oudere vogels komen zelfs op uw hand zitten als u trosgierst op uw hand houdt. Als de parkiet zonder twijfelen op uw hand komt zitten, moet u de trosgierst weglaten. Meestal komt hij toch op uw hand zitten, omdat hij al vertrouwd aan de hand is. Doet hij dit niet, dan moet u hem opnieuw met trosgierst lokken en soms proberen of hij zonder trosgierst op uw vinger komt springen. Het is heel belangrijk dat uw parkiet altijd beloond wordt wanneer hij op je hand komt zitten. Zo ontstaat er een nog hechtere band tussen u en uw parkiet!
Wat met vakantie? Het eerste waar meestal aan gedacht word is meenemen. Dit kan, maar als het grote afstanden in een auto zijn, is dit zeker af te raden. En in het buitenland gelden bepaalde regels voor de in- en uitvoer van parkieten. Er kan soms een hoop papierwerk aan te pas komen om je parkiet te kunnen meenemen. Maar het allerbeste is om je parkiet gewoon thuis in zijn vertrouwde omgeving te laten. Je kan dan aan iemand om elke dag eens even naar je parkiet te komen kijken en hem misschien eens uit te laten. Je kan je parkiet ook bij een kennis zetten, als die er geen last van ondervindt.
Bij sommige dierenwinkels kan je je parkiet ook voor weinig geld laten. Meestal kan je parkiet in zijn eigen kooi blijven.
Als men een volière heeft, is het best dat de buren de vogels voor die tijd komen verzorgen.
Kooi In elke dierenwinkel vindt je gepaste parkietenkooien. Deze zijn meestal niet zo duur en ze gaan lang mee. Je moet vooral zorgen dat de kooi niet te klein is. Een kooi voor een grasparkiet die alleen gehouden wordt, is groot genoeg wanneer hij 50cm lang, 30cm breed en 55 cm hoog is. Speelgoed in de kooi is noodzakelijk, ook al ben je veel met je vogel bezig. Het is immers onvermijdelijk dat je grasparkiet enkele uurtjes of dagen alleen in zijn kooi moet blijven. Prop de kooi nooit te vol speelgoed; de parkiet moet nog genoeg ruimte hebben om te bewegen en zijn vleugels te strekken. Als je 2 parkieten houdt, is een kooi van 1.50m lang, 50cm breed en 55cm hoog voldoende. De tralies van de kooi moeten horizontaal lopen, omdat grasparkieten echte klauteraars zijn. Zorg wel dat de ruimte tussen de tralies niet te groot is. Het zal niet de eerste keer zijn dat een grasparkiet aan zijn einde komt bij een ontsnappingspoging en dan tussen de tralies blijft steken. De ideale ruimte tussen de tralies is ongeveer 12mm. Het deurtje van de kooi mag ook niet te klein zijn. Een te klein deurtje is onhandig als je je parkiet uit zijn kooi wilt halen. Bij de meeste kooien is er van onder een uitschuifbare lade. Dit maakt het proper maken van de kooi veel handiger en gemakkelijker. Zet de kooi altijd in een tochtvrije plaats, daar parkieten erg gevoelig zijn voor verkoudheden. Voor een raam kan het héél warm worden in de zomer, zodat de grasparkiet een zonnesteek kan oplopen. Zet de kooi ook liefst niet in de keuken. De (giftige) dampen kunnen soms levensgevaarlijk zijn. Onthoud ook dat geen enkele kooi te groot is voor een grasparkiet; hoe groter de kooi, hoe beter.
Als je geen grote kooi hebt, kan je je kooi in een kamer zetten en het deurtje altijd open laten. Als je dit doet kan je meerdere vogels houden. In de kooi geef je je parkiet dan het eten en drinken. In de kamer kan je een paar kamerplanten zetten waar de parkiet(en) naar hartelust in kan klimmen en klauteren. Zorg wel dat deze planten niet giftig zijn. Enkele giftige planten zijn oleander, primula, hyacint, taxus, buxus, wasbloem, kraanoog, maagdenpalm, aronskelk en nachtschade. Zorg ook dat de kamer veilig is.
Volière Als je plaats hebt in je tuin kan je een volière maken. Daarin kan je een groep grasparkieten houden. Je kan dan het sociale gedrag van je vogels waarnemen. Het is héél interessant om jonge parkietjes zien op te groeien, de paartjes bezig te zien die elkaars veren aan het verzorgen zijn, enz Je kan je volière zo groot maken als je zelf maar wilt. Grasparkieten kunnen het hele jaar door buiten blijven als ze de beschikking hebben over een tochtvrij en windstil nachthok. Het nachthok moet waterdicht zijn. Daar kunnen je grasparkieten dan overnachten. Zet in het nachthok de zitstokken hoger dan in het buitenverblijf. De parkieten slapen liefst zo hoog mogelijk en het is beter dat de grasparkieten in het binnenverblijf overnachten. Daar is het meestal wat warmer dan buiten. Geef het voedsel ook in het binnenverblijf. Daar wordt het voedsel niet nat als het geregend heeft. Nat geworden voedsel bederft namelijk heel snel. Op de bodem van de volière kan je gras zaaien. Als het gras nat is, kunnen de vogels hierin lekker rondspartelen. Een bodem van beton gaat ook.
Zorg dat er geen scherpe randjes van het gaas van de volière uitsteken. Het kan wonden veroorzaken, en als de parkiet een kleine, scherp stukje gaas inslikt, betekend dit meestal de dood.
Vinken, kanaries en andere kleinere vogels kunnen niet samen in een volière. Grasparkieten "pesten" deze kleinere vogels. Ze houden de vogels bijvoorbeeld weg van de voederbak, bijten de kleine vogels in hun poten, enz In de volière kan je wel kwartels houden. Ze houden de bodem proper van gevallen zaden. Grotere parkieten, zoals valkparkieten gaan ook goed samen met grasparkieten. Dit gaat echter niet altijd. Vooral als je een kleine volière hebt, is dit niet echt aan te raden. Sommige grasparkieten zijn echte pestkoppen die zelfs valkparkieten niet met rust laten, zodat deze niet kunnen broeden. Zo'n grasparkieten moet je zeker uit de volière halen.
Beplanting
Veel zin heeft het niet om planten in de volière te zetten. Grasparkieten knagen namelijk overal aan en na een tijdje zal die plant maar een kale boel worden. Een grove den kan wel in de volière gezet worden. Deze houdt het meestal wel lange tijd uit. Als je toch planten in de volière zet, moet je er zeker van zijn dat het geen giftige planten zijn. Buxus is bijvoorbeeld een zéér giftige plant. Klimop kan ook in de volière geplant worden. Op de bodem van de volière kan je gras zaaien. Hier spelen parkieten ook graag in. Vooral als het pas geregend heeft. Veel parkieten houden ervan om in het natte gras een "bad" te nemen. Ze spartelen dan met hun veren en rollen heen en weer. Gras is erg decoratief en jonge grasparkieten spelen er graag.
Zitstokken Aan zitstokken wordt soms niet veel aandacht aan besteed, maar goede zitstokken zijn toch noodzakelijk voor de vogels. Als men in een dierenwinkel een kooi koopt, worden de zitstokken meestal wel meegeleverd. Maar meestal zijn deze van plastiek, en deze zijn helemaal niet geschikt voor grasparkieten. Plastieken zitstokken schuiven namelijk erg en dit is niet erg gezond voor de poten van de grasparkieten. Als u een kooi koopt, koopt u dus best meteen enkele ronde, houten zitstokken. De poot mag de zitstokken niet helemaal omklemmen, maar voor ongeveer ¾. Als de poot de zitstok helemaal omklemd, kunnen de nagels te fel doorgroeien, waardoor de grasparkiet last gaat hebben met lopen. En te dikke zitstok is natuurlijk ook niet goed, omdat ze daar maar weinig grip op hebben.
In een kooi zet u de zitstokken zo, dat de vliegruimte van de grasparkiet niet te veel wordt verkleind. U kan bv. twee zitstokken aan de zijkanten en één boven in de kooi of iets dergelijk. Dit geldt ook voor in een broedkooi. Soms worden in broedkooien vierkante zitstokken gezet. Hier zouden ze meer grip op hebben tijdens de paring. Of dit echt zo is, betwijfel ik echter,...
In de volière moeten de zitstokken ook niet te veel vliegruimte in beslag nemen. Naast de houten, aangekochte zitstokken kunnen er ook natuurlijke takken in de volière gelegd worden. De grasparkieten kunnen hieraan naar hartelust knagen. Laat de schors dus aan de tak hangen. Deze zullen ze zelf wel afknagen! Geschikte zitstokken zijn van fruitbomen, zoals appelboom, perenboom,... In een kooi kunnen natuurlijk ook enkele natuurlijke zitstokken gezet worden, zolang ze de vliegruimte maar niet in beslag nemen.
Maak in de kooi of volière zitstokken van verschillende diktes. Zo blijven de poten van de grasparkiet in optimale conditie! Bij zitstokken van dezelfde grootte, is de druk altijd op dezelfde punten van de poot, wat kan leiden tot ontstekingen.
Indien u veel vogels hebt, kan u verschillende zitstokken op een rij zetten, die van onder naar boven lopen. Hier kunnen veel vogels zitten en er wordt maar weinig ruimte in beslag genomen.
Een ander soort zitstok zijn de schommels. Een jonge grasparkiet heeft veel plezier in zo een schommel.
Een veelgebruikte soort schommel zal ik hier beschrijven: u neemt enkele latjes en maakt daar twee identieke evengrote kruisen van. Dan neemt u vier zitstokken van dezelfde lengte. Elke zitstok timmert u in een hoek van een kruis. Aan de twee kanten van een zitstok wordt een kruis bevestigd. In het midden van elk kruis, wordt een oogje vastgeschroefd, met daaraan een touwtje en dit hangt u op. Dit geeft gegarandeerd veel plezier aan de grasparkieten.
In een kooi of volière mogen wel zeker niet alleen schommelende of bewegende zitstokken aanwezig zijn. het merendeel moet goed vastzitten. Als de vogels paren, en de zitstok beweegt mee, dan kan dit resulteren in een slechte bevruchting met onbevruchte eieren. Dus in een broedkooi horen geen schommels thuis.