1.6.6 Eerste detailoverzicht: ooggetuigenverslag van een verduisterde
Zo ben ik dan op weg voor de grote opdracht. Rondom mij heen de andere onoverwinnelijken, ieder van hen vergezeld door een behulpzame geest. Ver weg . . . Hij . . . de grote Leider . . . tezamen met de kracht die Hem ondersteunt (Openb. 19:19). Wat een dag . . . wat een bekroning. Eerst even de gedachten ordenen. Wat lijkt het alweer lang geleden dat de grote omkeer kwam, hoe begon het eigenlijk? Ja, ik weet het weer: altijd al verachtte ik de volgelingen van Jezus, ik schreef krantenstukjes in die tijd, hoonde hun lafheid, huichelarij, oneerlijkheid, wanordelijk-onlogisch denken, verdeeldheid. Maar toen tekende zich in die chaotische groep een minderheid af: dapper, echt, eerlijk, ordelijk, logisch, één. Ik was er niet blij mee, kon niet tegen ze op, kon niets in hen vinden om af te kraken, werd bang, gewoon ordinair bang. Toen kwam Hij, de Denker. O, neen, Hij kwam niet Zelf . . . wie ben ik . . . maar namens hem werd ik uitgenodigd voor een vergadering. Daar werd me veel duidelijk, die nieuwe groep had licht en kracht, afkomstig van Jezus. Ik wist van Jezus, dat hij iemand is die de vooruitgang tegenhoudt, die de mens afhoudt van zijn eigenlijke bestemming. Ik haatte hem, zoals ik hem nú haat. Voor ons was er nu anti-licht, tegen-kracht. Laat men ons maar verduisterden noemen, ik weet wel beter, ik hoor tot de Illuminati, ik ken het donkere licht, de duisternis doorgloeid met vlammen. Werelden openden zich, ik leerde dat vuur, die vlammen beheersen (Openb. 13:13). Ze deden wel pijn, mijn lichaam en ziel konden de spanningen niet altijd verdragen; ik heb wel op mijn tong gekauwd van benauwdheid (Openb. 16:11). Toch vorderde ik in inzicht: ik leerde hoe ik met mijn innerlijk wezen mijn lichaam kon verlaten en daarin na een tijd weer terugkeren. Men had mij niet teveel beloofd. Ik wilde die bijzondere groep onder de Jezus-belijders overwinnen. Nu, onder de leiding van het Brein hebben we ze overwonnen. Velen van hen hebben we zelfs kunnen doden (Openb. 11:7). Onze zo smadelijk duister genoemde kracht bleek sterker dan die weeë, misselijk makende, liefdekracht van hen. Wat is er feest geweest. Wat zijn er geschenken uitgewisseld (Openb. 11:10). Gelukkige dagen! Maar daarna weer de schrik. Ze waren niet uitgeteld, ze bleken nog niet verslagen. Ze overwonnen de dood, traden in de onzienlijke wereld in - ook lichamelijk - (Openb. 11:12) en dat hebben wij nog niet onder de knie. En . . . alle niet gedode tegenstanders volgden hen (1 Thess. 4:16, 17). Er was beraad: Ik heb mooi promotie gemaakt en kon er vlakbij zijn toen de Wijze Meester sprak met zijn raadgevers. Toen heb ik gezien hoe machtig Hij is. Eén van de raadgevers zei: Wat u nu wilt kan niet, o Glorierijke. Wij kùnnen niet loskomen van ons lichaam. Wij kùnnen in trance gaan, maar blijven zwak tegenover hen. Ik durf de door u bevolen strijd in de onzichtbare wereld niet aan! Wij zijn daar ten dele - zij helemaal. Onze ziel en geest kunnen daar tegen hen strijden, maar wanneer de verbinding met ons lichaam breekt, zijn wij verloren! . . . En wat er toen gebeurde: . . . voor aller ogen trad de grote Leider lichamelijk binnen in de onzichtbare wereld. We begrepen het allemaal: Hij had de dood overwonnen, Hij zou niet meer kunnen sterven (Openb. 19:20). Hij was aan hen gelijk. Maar dan was het volgende ook waar: Hij was ons altijd voorgegaan. Wat Hij nu bereikte, konden wij iets later ook bereiken. Dan was er ook geen reden meer voor angst. Alle tegenstribbelen verdween. Wij allen legden ons in onze huizen te ruste . . . gingen in trance . . . traden uit. Radio en t.v. rumoerden geschrokken over het verdwijnen van onze tegenstanders, enkele uren geleden. Met een laatste grinnik wist ik dat ze na enkele uren nog een grotere sensatie zouden moeten doorgeven: Het als slaven terugkomen van deze walgelijke dragers van het bleke licht. En door wie zouden ze als overwinnaars omstuwd worden?? Door ons . . . Toen vervaagde het gebabbel van de niet-ter-zake-doenden en was ik te midden van het grote leger. Onder het voortgaan komt er even een uiterst hinderlijke gedachte door mij heen flitsen. Ik ken de bijbel en ook de geschiedenis van de koning, die zijn leger achter vluchtende mensen-van-God aanzond. Heel dat leger was verzameld en toen werden ze ook allemaal opgeslokt door de zee. Die was een tijdlang teruggeweken. Tijdelijk was de zeebodem begaanbaar. De mensen van God mochten dar lopen, zij niet. In overmoed deden ze het toch . . . en toen kwam de zee weer aanrollen (Ex. 14:17-31). Die geschiedenis lijkt toch sprekend op wat we nu doen . . . In de verte zie ik de tegenstanders als een witte stip. Vergis ik me of wordt die stip groter? Nee, ik vergis me niet. Ze komen terug, ze naderen in golven: is dat de zee die zich gaat sluiten? Dapper blijven . . . de eindstrijd is daar. Ik zie iemand voor hen uit rijden, stralend wit zoals zij, maar met rode spetters op zijn kleding. Dodend wit . . . verstikkend laaiend rood . . . Hij dringt onze rijen binnen, nadert . . . ik zie iets als een sjerp, een band om hem heen . . . er staat wat op (Openb. 19:16) . . . geen twijfel: dit is Jezus Christus, de gehate. De verbinding met mijn lichaam breekt!! (Openb. 19:21). . . . waar is nu de Meester om mij te helpen? Ik tuimel weg, ik sterf, ik grijp mijn metgezel aan, wij waren samen, wij blijven samen . . . als vurige hagel striemen wij de aardbodem, alles staat in brand, ik zal grijpen, meesleuren wat ik maar kan (Openb. 16:21). . . . velen sleep ik mee, de dood in . . . tòch nog een voldoening . . . ik zal . . . ik wil . . . meer . . . afgelopen . . . AFGELOPEN.
17-06-2006, 16:16 geschreven door Gerritse
|