5.1.3.
Abrahams nakomelingen: eerst pioniers!
- Toen (zij op het droge midden door de zee gingen) zag Israël, welk een machtige daad de HERE tegen Egypte gedaan had; en het volk vreesde de HERE en zij geloofden in de HERE en in Mozes, zijn knecht (Exodus 14:31)
Altijd slaaf geweest in Egypte (Deut. 24:18)...dan: tien geweldige gebeurtenissen (Ex. 7-12)... als vrije mensen weggegaan (Ex. 12:41); dát had het volk Israël meegemaakt.
Daarna toch: de twijfel...
- waar zijn we mee bézig. Dit is toch eigenlijk idioot.
- als slaven hadden wij een triest-arm leven, maar er was zekerheid (12).
- Mozes belooft ons een blij en rijk leven, maar wat zijn er een ónzekerheden.
- wás die farao nu eigenlijk wel zo kwaad?
- is God nu écht wel sterk.
- ís die Mozes nu wel zo goed; is hij geen gevaarlijke fantast(11).
Dan bewijst de farao, dat hij heus wel een kwade is (:5-8).
God bewijst zijn kracht; zij hebben licht, de onderdrukker duisternis (20).
....en Mozes?!...terwijl iedereen gilt van angst (11) ontketent hij met die staf van hem een elfde, alles overtreffende gebeurtenis (21).
Over drooggevallen zeebodem trekken zij hun volledige bevrijding tegemoet (22). En dan verandert er wat; nog niet voor altijd...was het maar waar...maar er is toch iets nieuws: een miljoenenvolk staat God te loven en te prijzen voor zijn máchtige daden.
In een groot volk is vertrouwen ontstaan in een door God gegeven leider en...wat méér is: eerbiedige verbondenheid áán en geloof in God.
..............
Wat een slag voor satan. Al duizenden jaren is hij muren aan het optrekken tussen God en de mensen. Een enkele pionier zon Abraham bijvoorbeeld- brak er dóór...keek er overheen; dat was érg.
Maar nú: een heel volk, nota bene afstammelingen van die man: breekt door...heeft de blik!... dat is erger.
Een heel vólk van pioniers en als het ware een profetie van eens een hele wéreld voor God (Jes. 2:2). Dat is voor hem het ergste.
U die dit leest- herkent u er iets in?!: u was ook een slaaf van uw negativisme en van uw doemdenken.
...u begrijpt: dit geldt niet voor u allen. Ik haal er zo maar eens een van mijn gesprekspartners uit.
..........................
Dat verhaaltje van u sprong er in alle discussies weer even uit, weet u nog wel:
Mijn leven is zinloos. Ieders leven is zinloos. Helpen heeft geen zin. Je verlengt alleen zinloos lijden.
Tjonge; wat was u een lolbroek. Wat een vrúcht droeg u. Hé...pffff...bij de herinnering krijgt u het nóg warm (Rom. 6:21).
En later...was u bekeerd en op weg naar het land van God. Maar: Egypte lag niet helemaal áchter u. Er ging nog heel wat Egypte ín u en mét u mee (Num. 11:4).
Het geprakkiseer begon:
- u telde met die sombere babbel vroeger toch méé. De mensen hadden de pest aan u, maar toch: u had uw plek. In de algemene disharmonie zorgde u voor uw eigen vaste wanklank.
- die evangelist, die u tot Jezus leidde...en al die andere Christenen: wat zijn dat eigenlijk voor mensen. Die denken vast en zeker over u:
Hij is dr enkel en allenig voor de centen en de rest is flauwekul.
- en God?!...alles is bij Hem zo hóóg...zo rúim...zo báng makend licht... zo weinig vertrouwd.
Je vroegere bekrompen, benauwde, lekker donkere denkwereldje, zo vertrouwd toch; je zou er soms wel weer naar terug willen kruipen (2 Petrus 2:22).
En toen kwam die stresssituatie, herinnert u het zich nog? Alles leek tegen u samen te spannen. Uw vroeger leven trachtte u te heroveren. En o...wat was het rót...wat was u blíj, dat de naam van Jezus zon sterk fort was om naar toe te vluchten (Spr. 18:10).
Uw medegelovigen waren góed: ze sleepten u er dóór; het gíng hun niet om uw centen, maar om uw héil!
En God!...; wat deed Hij toch voor heerlijks: er kwam een zee tussen u en alles van vroeger. U steeg óp in zijn hoogte. U haalde opgelucht adem in zijn ruimte. U baadde onbevreesd in zijn licht!
U looft en prijst Hem, bent aan Hem verbonden als een kind aan een goede vader. Er is een nieuwe relatie. U gelooft niet áán Hem, maar ín Hem. U bent wedergeboren!
Goed zo; pionier tussen vele pioniers. Laat de vijand het maar weten: de waarheid is op mars en niets zal haar tegenhouden. (La vérité est en marche en rien ne larrêtera).
Ik zie u staan in de sam; handen hoog uitgestrekt, handpalmen horizontaal, naar boven geópend.
Wat bent u geestelijk gezien- hemels mooi, u, die vroeger zo aartslelijk was. U wilt zoveel mogelijk van Jezus ópvangen... óntvangen...: uw houding drukt het uit.
Het lied wordt gezongen:
Want U o Heer, bent God, de Allerhoogste.
Die strofe:
Ik verhoog U...ik verhoog U...ik verhoog U...o Heer...
Ik weet, wat u ervaart. Terwijl u Hem verhoogt; terwijl u bezig bent om uw geloof ín Hem uit te zingen, komt er iets ván Hem bij u binnen. Maar ach, dat doet er ook niet toe. Het heerlijke, dat binnen komt drukt het futloze denken weg. Plaats wordt gemaakt voor sterk licht vol sterke daden (Dan. 11:32).
Ga door pionier. Geloof ín God leidt tot ruimte vóór God.
09-05-2010, 20:51 geschreven door Gerritse
|