2.4.4.2 Laat de zonde los van de wereldgelijkvormigheid: het net zo zijn als ieder ander
âEfraí¯m vermengt zich met de volken. Efraí¯m is een koek, die niet gekeerd is. Vreemden hebben zijn kracht verteerd, maar hij beseft het niet. Zelfs ligt grijsheid over hem gesprenkeld, maar hij beseft het niet. Zij hebben zich niet bekeerd tot de Here en zij hebben Hem trots dit alles niet gezochtâ? (Hos. 7:8-10).
a) Het volk uit oude tijden, waar het in deze tekst om gaat, had een taak. Het moest zijn eigen identiteit bewaren. Alleen binnen dat raam van helemaal zichzelf zijn kon het zijn roeping vervullen. Die roeping was tweeledig: â? dragen van een belofte van God; â? meehelpen aan een plan van God. Die belofte en dat plan betroffen de eerste komst van God Zoon. â? God had het plan om door middel van zijn Zoon in de wereldgeschiedenis in te grijpen; â? Zijn Zoon zou door de poort van de geboorte in de arena binnentreden voor de grote strijd. Uit het volk Israí«l, waarvan Efraí¯m deel uitmaakte, zou Hij geboren worden. Wat een roeping; wat een taak! Telkens echter dreigde het volk tekort te schieten. Ze vermengden zich met andere volken en kwamen zodoende niet tot taakvervulling. Zo werden ze ook ontrouw aan hun roeping. b) Daar kwam nog iets bij! Ze hadden allerlei negatieve ervaringen, die het leven van alledag kan bieden: â? Verleidingen overwonnen hen; â? Grievende bejegeningen verbitterden hen; â? Verslavingen overmeesterden hen. Op allerlei manier roosterde de duivel 'de koek van hun leven'. Dat 'roosteren' werd tot 'aanbranden', tot 'verbranden' zelfs. c) En nooit, nooit kwamen ze ertoe, nu eens 'op hun andere kant te gaan liggen'. Hogere ervaringen met de Heer zouden hen goed gedaan hebben. Maar zo was het nu eenmaal niet. De realiteit was, dat hun zielse leven overladen, over-gaar, verschroeid werd door aardse en demonische belevenissen. Hun geestelijk leven evenwel kreeg geen enkele aanraking van God. Het bleef ongaar en klef. d) En: er kwam nog iets bij! In de veeleisende dienst van allerlei afgoden teerden zij weg. Met de cultus van die tijd gingen seksuele uitspattingen gepaard. De daarmee verbonden orgií«n roofden hun lichaamskracht. Ingewikkelde vragen werden in hun brein binnengesmokkeld door zelfverzonnen of geí¯mporteerde godsdiensten. Het overpeinzen van die nep-problematieken tapte hun denkkracht af. Ze hadden niets in de gaten, maar eigenlijk waren ze innerlijk al oud en moe aan het worden. En: iets van wezenlijke waarde was er nog niet uit hun handen gekomen. Oud en moe en leeg, terwijl ze er uiterlijk misschien nog jong uitzagen. e) Wat was het nodig, dat deze mensen zich omkeerden om de Heer te zoeken. Hem hadden ze nodig om nu eens -eindelijk te komen tot: â? taakvervulling en roepingsgetrouwheid; â? opbouw van de contactgestoorde diepste wezenskern: de geest; â? een verjongingskuur in Gods schoonheidssalon met blijvend gunstig gevolg voor de ziel. Maar: zij bekeerden zich niet.
Ad a: Deze dingen zijn ook tot uw lering geschreven (Rom. 15:4). Wanneer u begint met zich te bekeren, begint u ook te behoren tot God volk, niet ut oude tijd, maar van de nieuwe tijd. U krijgt dan ook een taak. Ook u behoort uw identiteit, uw eigenheid als kind van God, uw apart gesteld zijn als zodanig (Hebr. 10:10) waar te maken. Alleen zo kunt u de roeping van de nieuwe tijd, de nog meer omvattende roeping vervullen: â? u draagt de voortgezette belofte van God; â? u helpt mee aan Gods voortgezette plan. Dat plan en die belofte betreffen de tweede komst van Gods Zoon. â? God heeft het plan om opnieuw, door middel van zijn Zoon in de wereldgeschiedenis in te grijpen (Open. 1:7); â? nu gaat zijn Zoon naar de veldslag aan de spits van een leger van medestrijders, zijn keurkorps (Op. 19:14). U mag soldaat zijn in dat leger, als u uw taak en roeping volledig waar maakt (Op. 14:4). Dat is me nog eens een taak! Wat een kanjer van een roeping. Nooit behoeft u zich meer af te vragen: âWaarom leef ik nu eigenlijk? Wat is de zin van mijn bestaan?â? Maar ook u kunt tekortschieten, ook u kunt door wereldgelijkvormigheid helemaal opgaan in de massa; door uw net zo zijn als wie dan ook onherkenbaar en onbruikbaar worden als 'apart geplaatste'. Zo zou ook u aan taakvervulling en roeping niet toekomen.
Loskomen van de slechte weg is één ding, losblijven een tweede. Hoe blijft u los? Laat ik eens een voorbeeld noemen van niet-wereldgelijkvormigheid, waardoor dat losblijven bevorderd wordt. Het is ook een illustratie daarvan, dat u heel anders bent geworden, omdat u Christus hebt leren kennen (Ef. 4:20). Stel: er wordt vuile, obscene taal uitgeslagen, waar u bij bent. Nee, nu niet bleekjes meelachen, niet meehuilen met de wolven in het bos. U plaatst zich buiten de sfeer. Hoe? Irriterend en negatief? Met een uitgestreken gezicht zeggen: âIk doe daar niet meer aan meeâ¦â? (u weet wel, met zo'n zuinig samengetrokken mondje). Hí¨ nee, vraag God maar om wijsheid, als die u voor deze situatie ontbreekt (Jac. 1:5). Hij geeft u tientallen positieve manieren om uw 'heiliging' â? uw 'afzonderlijk gesteld zijn' â? te laten zien (Philipp. 2:15). U zult die heiliging kunnen tonen op een aantrekkelijke, tot gezonde jaloezie prikkelende manier.
Overigens â? even terzijde â? als er een verkeerde sfeer in uw omgeving is, dan kunt u 'van binnen' zeggen: âBoze macht, vloekgeest (bijvoorbeeld), ik bind jouw macht in de naam van Jezusâ? (Matth. 18:18). Zo irriteert u de mensen niet en de demon kan niet zo vrijuit meer doorgaan met zijn kwade praktijken. Ik kom hier later â? niet in deze bijbelstudie - breder op terug.
Kijk, in zo'n sfeer van positieve niet-vermenging groeit u naar uw roeping toe, helper van God te zijn.
Ad b: Hiervoor heb ik geschetst, hoe dat volk van vroeger te kampen had met allerlei neerdrukkende belevenissen. Daarmede moet ook elke pas bekeerde rekening houden. U moogt zich echter beslist niet laten verbitteren, verleiden, verslaan. U zult op die punten wel eens struikelen, misschien zelfs vallen, maar u mag niet blijven liggen. Dan immers krijgt de duivel een kans u te laten 'aanbranden', zo niet erger. Als de duivel de 'koekenpan' is, bakt u dan, ondanks uw aanvankelijke bekering nog min of meer aan hem vast. In het gewone, dagelijkse leven wordt een aangebakken pannenkoek wel 'gered', maar hij komt in stukken en brokken uit de bakvorm. Hij blijft eetbaar, maar gaat met de andere mislukkelingen op een apart schaaltje, afgezonderd van de glorieus gelukte exemplaren. In het geestelijk leven gaat het net zo. Vele bekeerde mensen bakken toch vast aan de meedogenloze bakvorm van satan. Zij worden gered, maar als door vuur heen (1 Cor. 3:15). Zij bereiken het rijk van God, maar deerlijk beschadigd (Op. 2:11). Zij kunnen zich troosten met het weten, dat zij uiteindelijk helemaal heel gemaakt zullen worden (Op. 22:2), maar toch, het feest had groter kunnen zijn. Sommigen van hen, die in het duizendjarig rijk binnenkomen vanuit de eindtijd van deze bedéling, voelen dankbaarheid, maar toch ook iets van spijt. Kijkende naar de lijfwacht, zeggen ze: âDie lieten zich bijtijds keren!â? (zie de raamvertelling).
Ad c: Vraag aan God in de naam van Jezus: âHeer, zet uw gereedschap maar tussen mij en mijn leven en de vernietigingswil van de tegenstander. Heer; ik zit al een beetje aan hem vast. Ik kan die honende bejegening, die medekinderen van God mij aandeden, niet kwijt! Er zijn ook bepaalde ruwheden, onbeschaafdheden, onhebbelijkheden, die ik maar niet van mij af kan zetten. Uw mes Heer, om mij los te snijden van mijn boze wegen; o, ik verlang er naar. Ha, daar is het. Heer⦠au⦠dank U heer⦠au, au⦠dank U. En zwaai me nu maar hoog op en vang me op in uw bakvormâ? (voorbeelden gaan altijd mank). âPraat me geestelijk maar bij. O Heer, dat doet even heel pijn: mijn kleffe blubberigheid op uw bakplaat⦠oeiiii⦠maar wat een rust, wat een ontspanning voor mijn geest. Ga uw gang maar; wijst U het maar (Ps. 27:11). Wat merk ik daar: U krabt de harde schroeikorsten van mijn ziel (1 Cor. 6:11). Het komt goed. Dank Uâ?.
Ad d: Wanneer u zich bekeerd hebt, is uw denkkracht voor God. Geen vreemden mogen die energie opslurpen. Kan dat dan nog? Jawel; hiervoor zagen we één manier van wereldgelijkvormigheid: het zich net als andere wereldbewoners in de luren laten leggen door de vuile trucs van de duivel: â? als hij de mensen opport om ons te haten: terughaten; â? zet hij ze aan om ons te beroddelen: terugroddelen. Maar; wilt u nog een andere vorm van wereldgelijkvormigheid horen? (er zijn er genoeg!). Wel, hier komt hij: jezelf door andere mensen laten overheersen: een heel gewone, veel voorkomende domheid. Ik ga u met het nu volgende niet bang maken; u komt er ook wel doorhen, als het u overkomt, maar: een gewaarschuwd mens geldt voor twee.
Het geval kan zich voordoen, dat iemand bekeerd is en de gelegenheid krijgt om anderen te onderwijzen aangaande Jezus. Door dat onderwijs aan die anderen krijgt hij een zeker moreel gezag bij die anderen. Er kan nu iets heel vervelends gebeuren. Dat gezag bij die anderen kan verworden tot macht over die anderen. En wat is dan het gevolg? Een geestelijk leidsman, die een groep mensen afzonderlijk zet, maar niet voor Jezus, maar voor zichzelf. Zulke leidslieden zijn dikwijls zelf zielenpieten. Het is niet de bedoeling om ze te bespotten. Maar, gevaarlijk zijn ze wel. Hun volgelingen doen alles voor de leider, maar de grote Leider komt niet aan zijn trekken. Later moeten gelovigen soms beschaamd erkennen: âIk heb toch zo mijn best gedaan voor⦠(vul maar in), maar ik besefte helemaal niet, dat ik daardoor Jezus tekort deed. Wat heb ik mij het vuur uit de sloffen gelopen om de inzichten te verdedigen, die in deze kring golden: uren per dag. En waarom? Het waren uiteindelijk allemaal menselijke leringen en voorschriften, voorbestemd om te vervagen en te vervliegen (Col. 2:22)â?. En, wat hebt ú daar nu voor boodschap aan? Ook u zult soms in de verleiding komen om mensen te gaan verheerlijken. Doe dat niet! Het belemmert uw loskomen van het oude leven. En: als u losgekomen bent, trekt zo'n houding u weer naar de oude fouten terug, kunt u er niet vandaan blijven. Wat was ook weer de hoofdgedachte? Loskomen en losblijven. Kijk maar alleen naar Jezus zelf (Hebr. 12:2), dan blijft u los. Mijd de zonde van wereldgelijkvormigheid. Steun niet op mensen, zelfs niet op de edelsten onder hen (Ps. 146:3). Ik neem aan, dat ik een rijk geschakeerde lezerskring heb. Daarom zullen er zeker zijn, die verrast opkijken en zeggen: âLaat ik nu toch altijd gedacht hebben, dat je niet wereldgelijkvormig bent, als jeâ¦â? (en dan volgt er een opsomming, waarbij ieder weer wat anders invult): â? niet fietst op zondag; â? alleen maar een verouderde zwart-wit t.v. hebt, enkel om naar het nieuws te kijken; â? meeloopt in een anti-abortus demonstratie; â? een doekje op je hoofd en een knoetje in je haar hebt (uiteraard voor dames). Tot die enkelen zeg ik: âHet gaat om de binnenkant, dat zei Jezus alâ? (Matth. 23:27). Je kunt heel wel de zonde van wereldgelijkvormigheid bedrijven, ook als je: â? altijd naar de kerk loopt; â? alleen maar godzalige lectuur leest; â? alles zo vreselijk goed weet; â? geen kettinkje draagt, omdat 'de bijbel het immers ook zegt' (1 Petr. 3:3). Overigens is dat de bedoeling niet: de vraag is in die tekst: âHang jij aan je oorbel of hangt die oorbel aan jou?â? Dus ook voor die 'enkelen' is het parool: doe de wezenlijke wereldgelijkvormigheid weg.
De mensen van toen keerden zich niet om. Ze wisten ook zo weinig. U â? mens van nu â? weet veel. U keert zich wel om. U gaat naar Gods schoonheidssalon, waar de Heer uw leven vernieuwt en verjongt (Ef. 4:23). Alle teleurstellingen en verkeerde keuzen, hierboven beschreven: â? houden u af van taak en roeping; â? verhinderen 'geestverruimende' aanrakingen door Hem; â? maken oud. Vraag aan de Heer om uw fris begin fris te houden. Vraag Hem u te helpen 'de blijde verwachting' vast te houden. Deze verwachting: dat mensen â? en nog directer: ook uzelf â? de volkomenheid zullen bereiken. Vertrouw Hem daarvoor, niet voor later, maar voor nu; voor de tweede komst van Jezus. Kijk uw innerlijk na, of de druilerige, grijze en vergrijzende regen neerzeurt van: â Nou, ik moet het nog zienâ?, of âIk geloof er niet meer inâ?. Laat het in uw leven niet triest plenzen met grote druppels van verongelijktheid, misnoegdheid en verontwaardiging. Die nattigheid vermengt zich met het duimdikke stof van de verkeerde weg tot een taaie smurrie, die uw definitieve loskomen verhindert. Maar; vleugels als van een duif (Ps. 55:7) krijgt u om weg te wieken, als u de raadgevingen, hiervoor vermeld, gaat opvolgen. Dus niet zeggen: âHé, aardige verklaring hí¨?â? hebben we allemaal niets aan. Doen!
31-03-2007, 19:18 geschreven door Gerritse
|