- Geliefden, laten wij elkander liefhebben, want de liefde is uit God; en: een ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God (1 Joh. 4:7). Hiervóór spraken wij over kracht om níÂet te zondigen (3.6.1.) en om wél lief te hebben (3.6.2.). Wij zijn echter daarmee nog niet tot de allerdiepste oorzaak van de ontvangen kracht terug gegaan. Dat doen we nú. In 3.6.4. gaan we dan dóór tot het allerhoogste gevolg. God heeft de wedergeborenen geestelijk bevrucht met hemels leven. In deze hele bijbelstudie is dat reeds in alle toonaarden gezegd. Dat hemelse leven draagt vele eigenschappen van God in zich: ook zijn liefde. Wanneer de vrucht van ons samengaan met God zich ontwikkelt, groeit ook die liefde. Onze medemensen behoren zich aan die liefde te kunnen wármen. Echter: hoe voldóen wij aan die verwachting, die zij, wat dit betreft hebben (en mógen hebben). En, hoe voorkomen wij, dat zij teleurgesteld bemerken, dat wij níet slagen in het niet zondigen. Het is eigenlijk zo eenvoudig te zeggen: heb God lief; en kijk dan maar eens, wat je verder doet. Want: God liefhebben houdt eigenlijk alles in. Je vergeet dan niet meer om je naaste lief te hebben. Je kúnt het niet vergeten. In het in-liefde-kennen-van-God zit alles inbegrepen, wat goed, opbouwend en gelukkigmakend is; ook: niet zondigen. De liefde tot God is de enige -maar ook de geheel voldoende- oplossing om niet beschaamd te staan. Men verwacht véél van ons. Met Gods liefde kunnen wij méér geven. In ons wedergeboren zijn zit dit kernbegrip -deze liefde tot God- geprogrammeerd. De wedergeboorte vervangt onze oude natuur door een nieuwe. Die nieuwe natuur, die van God afstamt, die aan Hem verwant is (Hand. 17:29), draagt de kracht in zich om God te kennen en lief te hebben (1 Joh. 4:19). Dit is de basiskracht, daarop stoelt elke andere.
U hebt het niet gelaten bij het u toekeren naar God. U hebt Hem toegestaan, uw innerlijk helemaal te hervormen (Rom. 12:2).
Als u bij dat voornemen blijft, krijgt u de kracht om God lief te hebben boven alles. Daaruit vloeit het liefhebben van uw naaste voort (Matth. 23:37, 38). Daaruit komt óók het vermogen voort om uiteindelijk zelfs geen beséf van kwaad meer te hebben (Hebr. 10:22). Dán kan de kracht van de wedergeboorte uiteindelijk helemaal wáár doen worden, wat beloofd is: dat het bloed van Jezus Christus reinigt van álle zonden (1 Joh. 1:7).