Gedachte
4.3.2.
Verslapping en volharding. |
Overwegingen: |
- |
Verslapping: stuurloos dobbert de boot in het riet |
4.3.2.1. |
- |
De motor slaat aan, vermaalt het wier
wég flitst de boot |
4.3.2.2. |
4.3.2.1.
Verslapping: stuurloos dobbert de boot in het riet.
- Schrijf aan de engel der gemeente te Sardes
: dit zegt Hij, die de zeven geesten Gods en de zeven sterren heeft: Ik weet uw werken, dat gij de náám hebt, dat gij leeft, maar gij zijt
dóód! Wees wakker en versterk het overige, dat dreigde te sterven, want
: Ik heb géén van uw werken vól bevonden voor mijn God. (Op. 3:1,2).
Ze waren allemaal zo goed begonnen, die zeven gemeenten, waarover in Openbaring wordt bericht. Maar de slijtageslag had hier en daar zijn werk wél gedaan. Neem nu Sardes.
De Geest van God wilde zo gráág in al die zeven gemeenten wonen. Hij wilde zich overal op de daar in het bijzonder nodige manier manifesteren.
Elke gemeente hád al zijn eigen engel: in de geestelijke wereld een verbindingsofficier met Gods hoofdkwartier. De Heilige Geest wilde alles wel doen. Hij wilde zich om-zo-te-zeggen wel splitsen in zéven Heilige Geesten om elke gemeente maar het méést doelmatig te kunnen dienen. Het blijft natuurlijk een wijze van uitdrukken. Tóch een fijne gedachte: de Heilige Geest wil zich desnoods wel in miljarden Heilige Geesten splitsen om ieder van ons, als wij daarom vragen, persoonlijk te begeleiden.
Maar dát nu dáárgelaten
de verbindingslijnen vanuit het hoofdkwartier met de troepen te velde lieten niets te wensen over. Maar die contraverbindingslijnen hè
dáár haperde nog wel eens het een en ander aan. De andere fronttroepers zeiden:
De Sardes-compagnie! Díe is goed zeg!
Maar in het hoofdkwartier moest de engel, die met de communicaties belast was, op een gegeven ogenblik zeggen:
De Sardes-lijn is wáárdeloos! Er komen wel wat berichten door, maar allemaal nepinformatie. Voor míj is die lijn zo dood als een pier!
En dan gaat er een boodschap uit van Generaal Jezus zelf:
Wakker worden jongens. Jullie zijn een hol vat geworden. Wat er nog aan geestelijk leven wás, dreigde al dood te gaan. Voor het moment is dat gevaar afgewend. Er zijn er nog enkelen bij jullie met mérg in de knokken (:4). Wees daar nu eens een beetje zuinig op.
Jullie hebt het góed gehoord; dáár kan het niet aan liggen (:3). Ik heb er alles aan gedaan. Ik heb récht op een prima resultaat (Jes. 5:2). Ik moet bij God aankomen met jullie als mijn bruid. Maar dat kán helemaal niet. Jullie zijn zo ondermaats! Jullie weten toch, dat Sardes in de aardse sfeer tweemaal bij verrassing is overrompeld door vijanden!
In de gééstelijke sfeer kan Ik jullie óók bij verrassing voor onaangename feiten plaatsen (Op. 3:3). Echt; je hebt het dan aan jezelf te wijten: wie dode werken doet, loopt het gevaar, zo dood te wórden, dat hij zelfs niet meer gehandhaafd kan blijven in het register van de door Mij gerédden! (:5)
De situatie in Sardes is veel erger dan die in Efeze. Dáár was zóveel te roemen, dat men geneigd is om te zeggen:
Jezus stelt zijn eisen wel héél hoog.
Maar hier!
ze waren toch wel érg verslapt, dat er na zon puike voorlichting per saldo niets uitkwam. Die verslapping had er toe geleid, dat levende werken vól gloed verslapt waren tot nog wat násmeulende bezigheidjes. Gééstelijk liepen de Christenen van Sardes met de dood in de schoenen.
U moet nu niet denken,dat ik op die Sardes-mensen néérkijk.
Het was zon rijke stad
dat Sardes. Welvaart kan zo bedervend werken. De gevaren, waarover zij uitgleden, zijn er nú nóg.
U, wedergeborene, u hebt de overwinnende tijding óók goed gehoord. Zij werd u al duidelijk verteld ná uw bekering. In die periode kon u het echter allemaal nog niet zo vátten. Maar toen de nieuwe mens in u begon te ontstaan, was dat als het ware een tweede bekering. U ging schatten zien, zó groot, dat u stamelde:
Bij mijn beginbekering had ik de klok wel horen luiden, maar ik wist bepaald nog niet, waar de klepel hing. De helft -wat zeg ik: de helft van een procent- was mij niet aangezegd (1 Kon. 10:7), was niet bij mij overgekomen.
Wat een start hè; maar toen kwam de proef.
Voorbeeldje: ergens in een corrupt land werd een jonge, veelbelovende vent naar het buitenland uitgezonden voor studie. Hij kwam terug met een gráád! En met plannen!! Plannen!!!
De regeertop zei:
Malcolm is terug lui
lastig mannetje. Als hij getemd is, heel goed bruikbaar voor het systeem.
Hij werd verleid, gecompromitteerd, gechanteerd met geld, vrouwen en baantjes. Men haalde de vaart er uit. Na enkele jaren was hij net zon knoeier als de rest.
Nu ja, het gaat niet helemaal op. Toen u voor het eerst merkte, dat u zwanger was van nieuw geestelijk leven
het bewoog al
barstte u van dadendrang. Maar: de proef is hard. Met duizenden handjes proberen de omstandigheden de vaart er uit te halen.
Déze overweging is wat negatief, de volgende is weer pósitief. Even geduld dus. Maar; ga eens na: ís de vaart er uit? Hééft de welvaart van Sardes u te pakken? U hébt nu die mooie kerk en alle andere gemeenten zeggen:
Dáár loopt het als een trein.
Maar: is er nog geestelijk léven in die groep van u; liefde, behoedzaamheid met reputaties. De andere gemeenten zeggen:
Laatst was er bij hém ook een scheuring. Maar tjonge jonge
wat wíst hij er raad mee
een túcht, dat dáár is!
Maar: ís dat wel allemaal zo jofel gegaan toen? Tankt u nog wel bij de Heilige Geest? Wel, verslapping heeft uw scheepje in zijn vaart vertraagd. Zorg, dat het niet stuurloos wordt. Uw werk ééns toch écht levend- is zo dóóds geworden. Het licht gaat er uit. Het donker trekt er in. Het roer moet óm.
22-03-2009, 21:33 geschreven door Gerritse
|