4.4.8.
Wedergeborenen rusten niet, vóór zij God verheerlijken met geestelijk vruchtbaar werk
- Daarom houden ook wij -(Paulus, bescheidenheidmeervoud)- sedert wij (al deze goede dingen) gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van (Gods) wil vervúld moogt worden in álle wijsheid en geestelijk inzicht om:
o De Here wáárdig te wandelen
o Hem in álles te behagen
o In álle goed werk vrucht te dragen
o Op te wassen in de rechte kennis van God (Col. 1:9. 10).
Over de Colossenzen kwamen de meest prima berichten bij Paulus binnen:
- Zij geloofden in Jezus
- Zij beoefenden de geestelijke liefde voor medegelovigen
- Zij kenden Gods grote plannen met hen (:4).
Dat gaf Paulus zón moed: eindelijk lui, die er iets van snápten. Met extra plezier bad en dankte hij voor deze medegelovigen (:3). En gelijk ging hij al weer een stapje verder. Deze veelbelovende Christenen hadden bewezen, verder te wíllen en verder te kúnnen gaan dan vele anderen. Voor hén moest het mogelijk zijn om vól te worden met het juiste inzicht in Góds wil. En Paulus bad steeds vuriger:
Heer, die Colossenzen hébben het in beginsel
geef ze het dan volóp
wijsheid en inzicht van U.
O Heiland; als ik dát toch eens mocht meemaken:
- mensen die leven als kinderen van een koning, van dé Koning
- mensen waarmee U in alle opzichten uit de voeten kunt
- mensen die een volledig scala leveren van góede geestelijke producten zonder énige uitval
- mensen, die zón formaat bereiken, dat zij in uw begrippen leren denken.
O Meester, ik houd gewoonweg niet óp om dáárvoor te bidden, dát aan U te vragen. Vader, bescherm deze kostbare bloem.
Zo streed de apostel ervoor, dat geestelijk vruchtbare werken van gelovigen God verheerlijkten.
Wat moet dat een opluchting voor Paulus zijn geweest; zo dikwijls moest hij zuchtend medegelovigen in zijn gebed aan de Heer brengen. Dat deed zulke mensen beslist geen nút (Hebr. 13:17). (Wat niet inhoudt, dat de brief aan de Hebreeën door Paulus geschreven zou moeten zijn).
Nú kon hij eindelijk eens gelovigen júichend aan God voorstellen. Reken maar, dat hun dat wél nut deed.
Ze waren dieper gaan geloven, liefhebben, kennen. Hun positief optreden had positieve gevolgen. Een machtige bidder, de rechtvaardige Paulus, begon krachtig mee te strijden (Jac. 5:16). Hij pleitte bij God voor nog méér:
- kracht van de Geest, bewustheid
- van-alle-markten-thuis-zijn
- werkelijk góed werk, kennis.
Hij was in het algemeen- niet eerder tevreden, vóór degenen, die hij onderwees, God verheerlijkten met geestelijk vruchtbaar werk. Pas wanneer lévende, God lóvende activiteiten het oude, doodse gedoe totaal en blijvend hadden vervangen, was het hem voldoende.
U wedergeborene- hebt als één van uw plezierige taken het blij maken van uw voorgangers. Zie de predikant van uw gemeente daar nu toch eens zielsvergenoegd zitten kijken! Eén van de oudsten heeft verslag uitgebracht over een contact met ú:
- Zón warm, levend, praktisch geloof
-
een heerlijke, nuchtere, onverstoorbare liefde: zelfs voor degene, die hem het leven zo zuur hebben gemaakt
-
en een inzicht in de dingen-achter-de-dingen!
Uw voorganger gaat op de knieën; hij bidt:
Heer, ik dank U, hij is geen handenbindertje meer, maar rijp om handen op te leggen (Mark. 16:18).
- Heiland, geef hem de gaven van wijsheid, kennis en onderscheiding van geesten ( 1 Cor. 12:8-10).
- Meester, geef hem
geef hem
een begrip, zo wíjd als de zee (1 Kon. 4:29).
- Vader, bevrijd hem van elke keten, die hem verhindert, om volledig een kóning te zijn.
- Heer, laten al zijn handelingen omhóóg gestuwd worden, omdat ze vol zijn van geestelijke vrucht voor U!
Zou dat niet heerlijk zijn om zo begeleid te worden! Strééf er dan ook naar om een voortreffelijk gemeentelid te wórden. Dat wórdt u, als het nieuwe leven ín u álle kansen, álle goede voeding, álle ruimte en álle zorg krijgt. Dan rúst u niet, vóór u God verheerlijkt met geestelijk vruchtbaar werk. Dan schrompelen alle op de mens gerichte overleggingen in uw handen el wandel weg tot niets. Uw leven wordt dan één loflied op de Voortreffelijke. Uw daden vormen dan een eregarde, die waardig is om door God te worden geïnspecteerd.
Wat ik daar nu allemaal mee bedóel?
Napoleon klaagde eens over bepaalde keiharde tegenstanders:
Die Russen hè, die moet je niet alleen dóódmaken
je moet ze nog ómgooien ook.
En wij weten allemaal, hoe hij zich aan de Russen vertilde.
Wel, de duivel behoort aan u óók een keiharde tegenstander te hebben. Laat hij maar klagen over uw inzetbereidheid, uw vindingrijkheid en uw taaiheid. Laat hem zich maar in ú verslikken.
Flink weerwerk aan satan bieden (Jac. 4:7). Dat deden de Colossenzen ook. Immers: alleen door vól te houden in beproevingen/verzoekingen krijgt men een breder inzicht in Gods koninkrijk (Hand. 14:22). U gaat óók weerstand bieden. Uw eerste loon: hij pakt zijn biezen (Jac. 4:7), al komt hij voor volgende aanvallen wel weer eens terug (Luc. 4:13). Vast loon voor die van Colosse én voor u: dieper leven met de Heer; eerste gevolg: krachtige bidders én engelen van God (Dan. 12:1) scharen zich aan uw zij. Tweede gevolg: nóg dieper leven met de Heer
en zo voorts.
04-10-2009, 21:26 geschreven door Gerritse
|