2.5.2 De richtingaanwijzer van het afrekenen met allerlei afgoden (gedachte)
Overwegingen:
u opent de weg naar God (2.5.2.1);
u leert zich thuisvoelen bij God (2.5.2.2);
u sluit de weg, die u afleidt van God (2.5.2.3).
2.5.2.1 U opent de weg naar God
Indien gij u met uw gehele hart tot de Here bekeert, doet dan de vreemde goden en de Astartes uit uw midden weg en richt uw hart op de Here en dient Hem alleen, dan zal Hij u redden uit de macht der Filistijnen (1 Sam. 7:3).
U hebt wel eens eerder een poging gedaan om u te bekeren. U probeerde al eens eerder de hand van de Heer vast te pakken. Het lukte toen niet. U kreeg geen greep. Al eerder trachtte u uw been over de rand van het ravijn te slingeren. Maar het ging niet. Een zwaar gewicht trok u terug. Waarom lukt het u nu dan wel? Kijk, vroeger stonden de wegwijzers naar het heil van God er ook wel. Maar u kon ze niet lezen, omdat u ze nog niet wilde lezen. Maar nu kunt u ze lezen, omdat u het nu wilt. U ziet de waarheid: ik moet de vreemde goden wegdoen.
Even een voorbeeld: lang zat u ergens in een samenkomst. Men trachtte u te helpen. Thuis echter waren er die boeken over astrologie, die er niet alleen stonden, maar die door u ook werden verslonden. Zij maakten u zo vol, dat er geen plaats meer was voor het werkelijke positieve denken, dat God u wilde geven. Nu hebt u die boeken gezien als ballast: u leest er niet meer in. Voor de veiligheid hebt u ze maar weggedaan. Want, overlegde u, ik ben op dat punt nu eenmaal zwak, laat ik op mijn hoede zijn voor die hartstocht (Mal. 2:15). Hè, wat een opluchting!
Nu moet u niet denken: O, ik heb geen boeken over astrologie en geheimzinnige hoeken en lichtinvallen en afmetingen. Met mij is alles oké. U begrijpt toch, dat het maar een voorbeeld was, één uit duizenden. Een voorbeeld dan nog, dat alleen maar opgaat in een speciale situatie, voor een bepaald mens. Eigenlijk nog een beetje wereldvreemd voorbeeld ook.
Daarom nog een voorbeeld, wat dichter bij. Daar is een jongen van negentien. Altijd een beetje een wilde geweest. Toen hij twaalf was, kocht hij boekjes met de meest perverse porno, om zijn vriendjes te overbluffen. Wisten zij veel! Ze zaten maar wat dom te grinniken om wat ze in de verste verte niet snapten. De jaren gingen voorbij. Je werd zestien, te groot om die rommel nog te kopen. Maar de boekjes staan nog in je kast. Nu begrijp je ze. Vroeger overdonderde jij er je vrienden mee. Nu vergiftigen ze jou; op de jeugdclub weet je je daardoor een vreemde eend in de bijt. Zou het nu geen tijd worden om die hele ongein in de vuilnisbak te doen? Woensdag komt de ophaaldienst. Vanuit je kamer zie je, hoe je Baäls en Astartes (letterlijk: mannelijke en vrouwelijke afgoden) worden ingeladen en weggeperst. O, wat een bevrijding.
Gaat u toch nog eens uw geestelijke inventaris na? Geen enge boeken, geen vieze boekjes. Allemaal dik voor mekaar? Maar er zijn nog veel meer Astartes: bepaalde te benoemen gegevenheden, die u vereert of waarvan u de slaaf bent, of waaraan u zekerheid ontleent. Vroeger zag u ze wel, maar u wilde ze niet opruimen. U zei: Mijn hardrockband en mijn optreden en misschien mogen we toch wel eens in Top Pop. Of: Mij kan niets overkomen met mijn ziektekostenverzekering en mijn waardevast, welvaartsvast salaris en pensioen. Waarom noem ik nu juist zulke weinig opvallende Astartes? Och, iedereen komt al aandraven met de twee smaakmakers: rookverslaving en drugsverslaving. Het is goed om eens iets anders te noemen.
Maar hoe dan ook nu ziet u uw Astartes, maar en dat is het verschil nu wilt u er af.
Nu kunnen de Filistijnen u niet meer zo onderdrukken als vroeger.
Toen:
was er altijd wel een demon, die uw geloofshand, die u in gebed naar Jezus uitstrekte, deed verkrampen;
waren er boze geesten, die als zware gewichten aan u hingen;
waren er steeds stemmen, die u influisterden: Doe niet zo gek. Dadelijk hebben alle mensen in de gaten, dat je ook van die ploeg bent. Piet draaide gisteren zijn hoofd om, toen hij je zag. Hij wist het al.
Nu:
zegt u: Satan
in de naam van Jezus, de Zoon van God
weg!
haalt u die reddende rotsrichel, die u nooit kon bereiken;
ligt u weliswaar uit te hijgen, maar na verloop van tijd richt u zich op om verder te gaan;
ziet u de wegwijzer: niemand anders dan Jezus.
U bent op de goede weg, omdat u begonnen bent uw afgoden weg te doen. De route naar God is niet meer ondergesneeuwd
de sneeuwschuiver kwam langs.. de pas is vrij!
12-05-2007, 19:18 geschreven door Gerritse
|