Het tweede:deel.
Ik bén Christen
én bekeerd
én wedergeboren.
En tóch:
- Ik heb een enkele maal overspelige gedachten.
- Ik leen het oor wel eens aan de slechte adviezen van de duivel.
- Ik héb streekjes, ik bén hebberig, ik máák wel eens dubieuze opmerkingen.
- Ik houd mijzelf voor de gek. Wanneer ik vóór mijzelf een beeld oproep ván mijzelf, moffel ik de tekortkomingen weg.
- Ik ben zo dikwijls onverdraagzaam voor de anderen.
- Ik bén geen zonnetje voor de klanten aan het loket, ik voel soms minachting voor hun onhandigheden, doe wel eens giftig tegen hen.
- Ik ben gauw geïrriteerd, gun een ander niet veel.
- Ik bén niet kalm en niet hulpvaardig en niet positief ingesteld.
Och, t is allemaal niet zo prima, ik wéét het; maar, láát me toch.
Je maakt mij onrustig met dat opheuerige gepraat van vol zijn en een nieuw begin maken en zo. Zoals ik ben, zo bén ik nu eenmaal.
Mijn antwoord:
Zoals u bent, blijft u nooit. U kunt alleen maar vóór- of achteruit. U zit in een goed spoor door uw bekering en naar u zegt- uw wedergeboorte. Maar: in dat spoor dan ook vérder (Phil. 3:16).
07-06-2009, 20:31 geschreven door Gerritse
|