4.3.2.2.
De motor slaat aan, vermaalt het wier. Wég flitst de boot!
- Ik, Jezus, weet uw werken én liefde én geloof én dienstbetoon én uw laatste werken, die meer zijn dan de eerste (Op. 2:19).
- Wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, hem zal ik macht geven over de heidenen en hij zal hen hoeden met een ijzeren staf
als aardewerk worden zij verbrijzeld, gelijk ook Ik van mijn Vader heb ontvangen én
Ik zal hem de Morgenster geven! (Op. 2:26-28).
In Thyatira is het ánders dan in Efeze (4.3.1.2.). Zij hebben óók volharding, maar daarnaast hebben zij liefde, die men in Efeze in de meest púre vorm mist. Zij hebben ook geloof en dat staat in het voor Efeze bestemde memo niet zo uitdrukkelijk vermeld. Er is dienstbetoon
dát zal in Efeze ook wel in orde zijn geweest. Maar in één ding zijn ze volstrekt tegengesteld aan de Christenen in die aardse gemeente. Dáár gaat het van méér naar mínder. Híer gaat het van mínder naar méér. En dat, terwijl zij toch op één punt niet zo bij de pinken waren als die van Efeze. Dáár waren ze heel fel in de bestrijding van een bepaald soort dwaling, die leidde tot onheilig, overspelig leven (Op. 2:6, 14,15).
Hier, in Thyatira, hadden zij een vrouw in de gemeente die:
- een heel grote mond
- een heel bijzondere overtuigingskracht
en
- een heel lage morele standaard
had
En de gemeente deed maar niets. God moest zélf waarschuwen
hielp niets (:21) en straffen misschien wel met resultaat In die harde correctie deelden allen, die zich door deze vrouw hadden laten meeslepen (:22). God kent ieder mens door-en-door (:23). Een herder treft met een steen uit zijn slinger feilloos een wegdwalend schaap om het zo mogelijk in de kudde terug te brengen. Zó kent Gód in ieders persoonlijkheid geschikte plekken om heilzame schrik teweeg te brengen. Zijn stenen zijn soms zwaar en scherp, maar dienen een positief doel.
Er wás dus gevaarlijke argeloosheid op dít punt. In het algemeen echter hield de gemeente te Thyatira zich toch verre van de volkomen foute ideeën, die werden gepropageerd. Er werd daar bijvoorbeeld gezegd:
Je moet eerst héél erg zondigen
dan weet je pas, wat genade is.(Rom. 6:1).
Dan zeiden de gelovigen van Thyatira:
Van Jezus hoeft dit niet (Op. 2:24). Wij houden ons maar aan wat Híj gezegd heeft. (:25).
De Efeziërs hadden volharding met een áárdse achtergrond. De gelovigen in Thyatira hadden óók volharding, maar dan met een hémelse achtergrond.
En dáár zat het verschil tussen beide gemeenten.
De volharding van Efeze leidde tot niets. Voor Thyatira evenwel gold, dat de volharding hen al tot een begín van overwinning had gebracht. Het was nu nog zaak, dat zij die volharding bleven betonen tot aan het einde van hun taak op aarde. Dán zou voor hen een heerlijke waarheid voluit gaan gelden:
- Jezus heeft macht tegen de duivel en al zijn trawanten (Matth. 8:31).
- Zíj hadden in beginsel diezelfde macht al in de náám van Jezus (Luk. 10:19).
- Eens, bij de grote afrekening, zou de satan onder hún voeten worden vertreden (Rom. 16:20, Joz. 10:24).
- Zíj zouden mede satans uiteindelijke ondergang bewerkstelligen (Op. 2:27).
En: nog een veel fééstelijker waarheid zou volledig blijken:
- Nú waren zij al bezig om geestelijk met Jezus samen te groeien.
- Eens, bij de grote beloning, zou dat één-zijn helemaal compleet worden.
U, wedergeborene, u zit met uw in aanleg toch al goede, levende werken, nog wél dicht bij het oeverriet. Kleffe modder houdt de kiel van uw boot vast. Allerlei waterplanten zitten in de schroef verward. Dat gééft allemaal niet zo erg. U hebt een begín van liefde en geestelijk inzicht. Wel is het jammer, dat u net als de mensen van Thyatira- sommige dingen nog niet zo helder ziet. U laat misschien wel toe, dat medegemeenteleden roddelen, zotte of losse praat doen (Ef. 5:4), allerlei vreemde ideeën aan de man proberen te brengen. Natuurlijk, u behóórt die wat bangelijke onverschilligheid af te leggen. U behóórt vriendelijk maar beslist bedervend optreden te bestrijden. Het mag niet ongehinderd doorwoekeren (2 Tim. 2:17). Het mág het gemeenteleven niet gaan aantasten (Pr. 10:1).
Echter: zo gáát u ook handelen. Geen twíjfel aan. U zult nú liefdevol en verhoudingsgewijs- zácht corrigeren. U bespaart de onvoorzichtigen zodoende véél leed. Zulk verdriet zou ontstaan, als God later ook liefdevol, maar: hárd- de zaken moet gaan rechtzetten. U zult de toestand niet laten voortbestaan, dat anderen met minder geestelijk inzicht dan ú- op sommige kérnpunten nauwkeuriger zijn.
U hebt altijd al van volhouden geweten:
- bij uw diploma-jacht
- bij uw loopbaanplanning
- bij de opbouw van uw zaak.
Nuttig aards werk, maar zonder bepaalde kernbetekenis voor God. Nu u zich met uw gedachten in zijn sfeer beweegt, slaat er vúur uit die volharding. Die vasthoudendheid is lévend werk geworden en dient een hoger doel.
Wat hebt u nú een kracht in die motor van uw leven. U trekt hem aan
hóór dat geronk .Inktzwart de opkolkende modder, wanneer de kiel er dóór snijdt. De schroef ránselt het wier in mootjes. En ú
u schiet naar het midden van de plas, dáár, waar de anderen zijn.
Wilt u blijven:
- midden op dat wijde water
- in de wilde wind en de milde zon
- onder Góds hoge hemel.
Vraag God dan om nog méér kracht. Nóóit meer afdrijven naar die maffe oever. Voorgoed in het middelpunt van zíjn wil aangaande u.
Dan zult u de nu al terugtrekkende vijand definitief verslagen zien. Dan zult u werkelijk de vólle, vólle eenheid met Jezus ervaren.
28-03-2009, 15:44 geschreven door Gerritse
|