3.5.
Hoofdgedachte:
Geestelijk geboren worden leidt tot een beter inzicht in Gods koninkrijk en in koninklijk leven.
Gedachten:
- Het koninkrijk van God is : de echte waarheid 3.5.1. - Wedergeborenen krijgen inzicht in die waarheid 3.5.2. - Wedergeborenen krijgen déél aan die waarheid 3.5.3. - Wedergeborenen gaan volgens die koninklijke waarheid koninklijk leven 3.5.4.
3.5.1. Het koninkrijk van God is: de échte waarheid.
U zegt misschien: "Hé, dat is aardig: hij gaat het over 'het koninkrijk van God' hebben en over de subtiele verschillen tussen dát koninkrijk en het koninkrijk der hemelen". Ja, dat zou u wel willen: dat zou ik óók wel willen. Ik behandel nú echter de wedergeboorde: die moet in het middelpunt blijven. Daarom noem ik hierna maar een páár kenmerken van dat begrip 'koninkrijk van God'. In een later deel kom ik op eventueel onderscheid als hier voor even aangeduid, misschien nog wel eens terug.
- (Jezus tot Nicodemus): "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het koninkrijk van God NIET ZIEN",(Joh. 3:3). - (idem): "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het koninkrijk Gods NIET BINNENGAAN", (Joh. 3:5).
Deze woorden zeggen dus óók: wedergeborenen kunnen het koninkrijk van God wél zien en wél binnengaan. Maar, dan moeten wij toch eerst weten, wat dit koninkrijk van God dan eigenlijk ís.
Wat vinden wij dienaangaande voor aanwijzingen in de bijbel? Ik noem er enkele:
- Om het 'koninkrijk' te kunnen bevatten, behoort men zich te ontdoen van allerlei aan de aardse sfeer vastzittende gedachten (Matth. 19:24). - Soms kan een keurig mens zijn keurig wereldgelijkvormig denken niet loslaten. Dan kan hij 'het koninkrijk' niet pákken. Nog erger, hij moet meemaken, dat allerlei ónkeurig volk het wél pakt, omdat ze soepel hún ballast kunnen prijsgeven (Matth. 21:31). - Men kan niet zeggen: " 'Dat koninkrijk' daar begin ik later wel eens aan". Wanneer men nú geen geestelijke gedachten wil gaan koesteren, is later het koninkrijk buiten bereik (Matt. 21:43). - Het koninkrijk is waard om er offers voor te brengen (Mark. 9:47, Hand. 14:22). - Krampachtigheid en gespannenheid maken, dat je het niet kunt grijpen (Mark. 10:14). - Niet hoog denken van jezelf schept een gunstig klimaat om het koninkrijk te ontvangen (Luk. 6:20). - Dralers, terugkijkers, herkauwers, zeurpieten, scheppen voor zichzelf een ongunstig klimaat om er deel aan te blijven houden (Luk. 9:62). - Als de demonen op hun eigen gebied worden bestreden, is dit een teken, dat het koninkrijk er ís (Matt. 12:28). - In het begin is het koninkrijk van God bijna niet wáár te nemen, maar later is het overduidelijk (Mark. 4:31). - Wie het koninkrijk in de houdgreep heeft, wie 'erin' is, krijgt een veel groter geestelijke statuur. Hij of zij wordt van een heel ander kaliber (Luk. 7:28). - Het koninkrijk is niet alleen iets, waar jíj in bent. Nee, het is ook iets in jóu, dat je doordringt en veredelt (Luk. 13:20). - Het koninkrijk van God is niet allereerst iets van gewoon huis-, tuin- en keukenplezier. Het heeft alles te maken met vreugden van hoger orde (Rom. 14:17). - Het heeft ook niets te maken met machteloze aardse woordjes, maar wel alles met de kracht van hemelse woorden, die gelijk daden zijn (1 Cor. 4:20).
Maar, wat ís het toch, dat eist: - Snel beginnen met hemels denken - Snel ophouden met aards denken - Offerbereidheid en een positieve gezindheid - Soepelheid, ontspannenheid en nederigheid Dat gééft: - Overwinning over de werkelijke (Ef. 6:12) vijand - Grote ontplooiing na klein begin - Volkomen levensvernieuwing - Geluk op het hoogste niveau
Dat kan niet anders zijn dan het overleggen, het handelen, het zíjn, dat van God afkomstig is. Hij is waarheid. Hij kan niet liegen (Hebr. 6:18). Hij vertoont nooit een zweem van verandering (Jak. 1:17). Wat van Hem komt, is dan ook écht, volkomen, helemaal, eeuwig, onveranderlijk wáár: de echte waarheid.
Het koninkrijk van God is dus het geheel van de wetten, de sfeer, het milieu van de onbeperkte God. Wíj zijn beperkt. Hij past zijn ongelimiteerde waarheid aan die beperktheid van ons aan. Het kader van onze uiteindelijke begrensdheid is overigens érg ruim. Daarbínnen kunnen wij de hoogste vorm van menselijk leven bereiken. Die vorm is zo onvoorstelbaar verheven, dat er nu nog geen woorden voor zijn (2 Cor. 12:4).
Nog even: - Wat zijn 'aan de aardse sfeer vastzittende gedachten': zij doet lelijk over mij : ik ga negatief denken over haar. - Wat ís: keurig 'wereldgelijkvormig denken': ha, ik heb een nieuwe aftrekmogelijkheid voor de belasting bedacht. Ik moet er voortdurend over prakkiseren. Was mijn áángiftebiljet er maar vast! - Wat zíjn 'dralers, terugkijkers, herkauwers, zeurpieten': ik wacht nog, ik heb nog geen duidelijk teken van God gehad en ík heb dat zó heel speciaal nodig: weet je waarom?: Vier jaar gleden is er iets náárs gebeurd; zie je die man daar voor in de zaal; ja, die met dat ruitjespak: hij deed het mij aan en ik moet er altijd nog aan denken.
06-07-2008, 19:07 geschreven door Gerritse
|