2.4.2.3Houd u niet groot voor de buitenwereld: het beste voor uw conditie
De Joden lieten zich dopen door (Johannes de Doper) onder belijdenis van hun zonden: en Johannes zei: Ik doop u met water tot bekering (Matth. 3:5,6.11).
Het is hier nog niet de tijd om over de betekenis van de doop door Johannes de Doper te spreken. In een volgende bijbelstudie komt dat aan de orde. Voor dit moment letten wij er vooral op, dat er ook bij dat dopen weer schuldbelijdenis te pas kwam. Toch wil ik ook die doop niet helemaal onbehandeld laten. De Joden lieten zich dopen en zij beleden hun schuld. Tweemaal een getuigenis voor de buitenwereld:
het opbiechten van wat verkeerd was geweest, al zal Johannes niet geëist hebben, dat zij in bijzonderheden afdaalden;
het kopje-onder gaan in water: een vorm van zelfverloochening. Alleen heidenen hoefden zich in die dagen te laten dopen om cultisch rein te worden, dat is: deel te mogen hebben aan de joodse cultuur. Maar hier lieten zich Joden dopen. Ze zeiden: Uiterlijk ben ik een Jood, een Godlover, en heb de doop niet nodig. Maar: innerlijk ben ik geen Godlover. Daarom ben ik in beginsel aan de heidenen gelijk. Geen geringe stap om zo je natuurlijke voorsprong prijs te geven.
Wanneer u echt heel bepaald van de slechte weg af wilt, belijd dan uw zonden. Zeg niet slapjes tegen anderen: De Heer weet, dat ik Hem mijn zonden beleden heb! Neen, laat die anderen maar horen, dat u ze Hem belijdt. En laat ze het ook maar zien: laat u dopen maar daarover later meer.
Nog even twee opmerkingen:
ik zei zo even, dat het goed is om uw zonden ten aanhoren van anderen te belijden. Daarmee heb ik echter niet bedoeld, dat op elke bidstond iedereen dat altijd zou moeten doen. De wijze kent de tijd en de manier (Pred. 8:5). God zal u zeker leiden om dat opbiechten met mate en op de daarvoor geschikte plaatsen en tijden te doen plaatsvinden;
zon geschikte plaats en tijd is zeker het overdekte zwembad op het ogenblik, dat u vlak voor uw doop staat. Ik zeg ook alweer: het hoeft niet, maar toch; stel u eens een veel voorkomende situatie voor: tien dopelingen, een blij-rumoerende, handenklappende, handenopheffende gemeente. Daartussen een beetje griezelend de welwillende, kerkelijke familieleden van de dopelingen. Wat bevangen kijken ze rond zich heen: Waar ben ik nu toch terecht gekomen? Negen van hen zijn er al gedoopt. Misschien was er toch naast alle positieve elementen ook iets uitdagends in de houding van sommigen van hen: Kijk, hoe vrij ik ben geworden van banden van traditie. Daar is de tiende. Bij haar in ieder geval niets triomfaals. Ootmoedig belijdt zij haar zonden, zij het niet al te gedetailleerd. Het is heel stil. Later zegt een bezoekster: De laatste hè, dat was mooi. Weet je: ik verlangde er even naar, om naast haar te staan.