2.2.9 Slotopmerkingen
2.2.9.1 Samenvatting
Mogelijk zegt u: Wanneer is dit inktzwarte deel nu eens aan een eind. Zelfs het verhaal gaf geen spiertje licht. U heeft gelijk. 2.3 wordt al iets beter. Maar toch kan ik nog geen afscheid van 2.2 nemen zonder een laatste opmerking.
Als samenvatting kan dus gegeven worden, dat de weg van God af er één is van nederlaag, tegenspoed en ziekte en ook van steeds meer ontregeld raken. Op die weg vindt men meer en meer moeilijkheden. Men komt steeds verder van de plek, waar men graag wilde zijn. Steeds meer wordt het onmogelijk om Gods raad op te volgen. Men ziet de ondergang aankomen, maar het wordt steeds lastiger om te draaien. Men wil naar groene weiden, maar komt op een kale steppe. Men wil naar de zon, maar komt in de mist. Men wil naar een feest, maar gaat naar een plaats van rouw. Het kan zover komen, dat men geen kant meer uit kan, behalve die ene: naar de afgrond.
2.2.9.2 De voorspoedige goddeloze
Nu zijn er twee kanjers van moeilijkheden. Ik stipte ze al even aan, maar kom er nu wat uitvoeriger op terug. De eerste: iemand kan zeggen: God en Jezus zeggen me niets. Ik heb geen boodschap aan Hen. Maar ik ben geslaagd in het leven, stapel succes op succes en ben kerngezond. Ik heb mijn gedachten goed in bedwang. Ik wilde een huis op de Azoren. Nu, ik heb het! Mijn oude dag, die eraan komt, belooft financieel en in het algemeen prima te worden. Het leven heeft mij alles gegeven, waarom ik vroeg. Die Joke en Jan; drop-outs: een schop voor dr achterste verdienen die zwakkelingen. Het is misleiding om het voor te stellen, alsof hun ervaringen normgevend zouden zijn voor wat iemand te wachten staat op wat dan genoemd wordt de slechte weg. Ik ben op die weg. U kunt die weg voor mijn part met woorden bekladden, maar ik zeg: houen zo; ik kan me geen betere voorstellen!
Wat moet ik daarop zeggen? Wel, niet veel. Er is geen behoefte en geen nood. Maar: heeft zo iemand gelijk? Er zijn soms oudere mensen, die alles wat zojuist gezegd is, zouden kunnen beamen. Maar opeens komt de grote rukwind en brokkelen alle zekerheden af. De slechte weg kan er een tijdlang fantastisch goed uitzien. De duivel heeft er belang bij, wanneer zij, die God niet volgen, kunnen zeggen: Kijk mij nou. Het is toch helemaal niet nodig om zo moeilijk te doen van bekering en zo. Wanneer zij kunnen wijzen op allerlei zaken, die hun welvaart en welzijn lijken te bevestigen, verslapt de animo bij degenen, die hun beweringen horen. Deze animo: om God te volgen op een smal en zo-op-het-oog ongerieflijk pad. Zo bezien heeft de duivel er baat bij, om het fijn te houden tot aan de laatste snik. Maar dat lukt hem haast nooit. Mankementen in de levenshouding kunnen heel moeilijk altijd verborgen blijven. In de beproevingen van de oude dag verpulvert de steeds maar weer opgelapte asfaltlaag over de instabiele ondergrond. Gaat het u goed, zegt u: Laat maar praten. Denk eens hierover na: zult u het kunnen verdragen, als uw aanzien verdwijnt na uw pensionering. Zult u ertegen kunnen, als de eenzaamheid over u komt na het overlijden van uw vrouw en het emigreren van de kinderen. Hebt u voldoende veerkracht, als de ouderdomskwalen u besluipen?
Zo lang hoeft het niet eens te duren. Er zijn mensen, die zich een hele piet voelen, als alles meezit. Bij zakenlieden treft men dat nog wel eens aan. Jarenlang kan bijvoorbeeld alles prima gaan. Maar dan komt er tegenslag. In de zakenwereld veel meer dan bij mensen met een vast inkomen, ziet men nog dikwijls het beeld van de zeven vette jaren, gevolgd door de zeven magere jaren. Zakenlieden hebben in de natuurlijke wereld een heviger leven met meer bergen en dalen. Daarom openbaren zich bij hen eerder dan bij anderen bepaalde algemeen-menselijke eigenaardigheden. Het valt mij bij hen op, hoevelen hun veerkracht kwijt raken als er maar iets meer dan twee magere jaren zijn. Het beeld van de zelfverzekerde man, dat ik zo even schetste, bestaat lang niet altijd tot de ouderdom. Als men een enigszins riskant bestaan leeft, zonder de zekerheid van een vast maandsalaris, kan het al eerder vervagen.
Vindt u nu nog, dat ik bij mijn situatietekening te sombere kleuren gebruikte?
2.2.9.3 Onvoorspoedige godvrezende
De tweede grote moeilijkheid is deze: iemand kan zeggen: God en Jezus zeggen mij alles. Ik ben met mijn hele persoon met hen verweven. En toch: ik heb tegenspoed en ziekte. Ik kan soms erg terneergeslagen zijn en ben dan kortaangebonden jegens mijn gezinsleden. Moeilijkheden: ach, het gaat mij slechter dan gisteren, maar beter dan morgen. Ik heb altijd gemeend, dat het steeds maar lichter om mij heen zou worden. t Mocht wat: ik raak meer en meer teleurgesteld in mensen, ook in medegelovigen. Wat hen betreft, zie ik het echt niet meer zitten. Ik zie het donker in en heb al jaren lang niet meer bevrijd en blij gelachen. Het leven met Jezus een feest, een zonovergoten tuin?? Een oase?? Het zal allemaal wel, maar ik sleep mij voor mijn idee voort van klacht tot klacht, dwars door een onmetelijke woestijn.
Wat moet ik daarop zeggen? Ook niet zoveel. Er is teleurstelling en aarzeling bij deze gelovige. Maar heeft zo iemand gelijk? Ik ken blijde gelovigen, die ook zo hebben gesproken, die dit goed kunnen begrijpen, maar die uit kunnen roepen: Je komt erboven uit. Ook voor jou zal het pad helderder stralen tot de volle dag (Spreuken 4:1. Je hebt geen bovenmate beproeving te doorstaan (1 Cor. 10:13). Houd stand en je zult de uitreddingen des Heren zien (Ex. 14:3). Alle dingen werken mede ten goede degene die geloven (Rom. 8:2. Je zult voortgaan van kracht tot kracht (Psalm 84:. Jouw woestijn zal bloeien als een rozentuin (Jes. 35:1). God zal ook jou zijn heil laten zien (Psalm 59:16, 50:23). Je ziel hoeft niet langer neergebogen te zijn (Psalm 42:6). Niet langer zal jouw zorg elke morgen gelijk met jou opstaan (Psalm 73:14). Elke dag, als je uit bed komt, zal de goede gunst van God je duidelijk voor ogen staan (Klaagl. 3:23). Je lach komt terug (Psalm 126:2). Blijmoedig zul je eens weer altijd feest vieren (Spr. 15:15). Je zult je weer koesteren in Gods zon (Mal. 4:2).
Ik sluit mij bij dat koor aan: welvaart en welzijn van hen, die God niet dienen, zijn tijdelijk en broos (Ps. 73:18,19; Spr. 14:32); tegenspoed en ontreddering van hen, die God dienen, zijn tijdelijk en raken vergeten in een vreugd, die alle narigheid verzwelgt (2 Cor. 4:17).
En nu: naar 2.3!
11-11-2006, 19:09 geschreven door Gerritse
|