4.5.3.
Jezus werk is onvernietigbaar
- (De twee reizigers naar Emmaüs) bleven met sombere gezichten staan.Eén van hen, genaamd Kleopas, zei tot (Jezus, die zich bij hen had gevoegd):
Zijt gij de enige vreemdeling in Jeruzalem, dat gij niet weet, wat daar dezer dagen geschied is?!
En Jezus zei tot hem:
Wat dan?
Zij zeiden tot Hem:
Hetgeen geschied is met Jézus
de Nazarener!... een man, die een profeet was
machtig in werk en woord voor God en het ganse volk.
(Luc. 24:17-19).
Zon ontzettend verdriet!... dat móet je van je afpraten
Wat heb je Jezus líef gehad!... die Godsman
die sprák
en die dééd!!... nóóit vertoond.
Ere brengend aan de Verhevene
heilbrengend aan het volk.
En nú
Jezus: dood (:20). Elke verwachting: dóód (:21). Toch: een vage hoop; ach, eigenlijk te gek om over te praten (:22-24). Je zegt het nóg maar weer eens uit tegen een onbekende, die toevallig dezelfde kant uitmoet als jij. En dan begint die man te spréken:
net als Jezus altijd sprak. Het wordt allemaal zo duidelijk (:25-27).
Je hart
je hart bárst bijna van spanning
die man
die man
ís Jezus:
- Altijd een Redder in de nood (Matt. 14:31) nu ook
- Altijd pittig eerlijk in zijn vermaningen (Matth. 17:20) nu ook
- Altijd uitermate instructief nu ook
Nee, dit kan niet
néé (Luk. 24:22).
En dan is het tóch zo (:30). Jezus is helemaal terug van weggeweest. Niet kléin te krijgen; heeft de dood overwonnen.
Zijn woord, zijn werk, Hijzélf
onvernietigbaar gebleken.
Mensen, wat fíjn toch allemaal hè: zón Meester te hebben! Kleopas en zijn reisgenoot hielden de herinnering vást. Zij kónden die profeet met zijn woorden, werken en wonderen niet vergeten. En: opeens wás Hij er weer. Hij legde uit, waarom alles zo was gelopen. Hij maakte duidelijk, hoe het lijden had gediend om werk en woord te onderstrepen; eeuwige luister daaraan te verlenen (:25-27).
En
al ís Hij dan opeens weer weg (:31); uit hun hárt raakt Hij nóóit meer weg.
Dít moet vertéld worden (:33). De andere getuigen van de opstanding (Hand. 1:22) zijn hun echter met blijde uitroepen nog vóór (Luk. 24:34). Dan pas krijgen zíj de gelegenheid om met hún heerlijke verhaal de feestvreugde nog te verhogen (:35).
Zon man
zo groots, zo levend van werk: achteraf bezien kón dat immers niet kapot (:26). Kan íemand levend werk eigenlijk wel kléin krijgen?
U wedergeborene- volgt Jezus op de voet.
Wel: Hij is het wáárd!!
Zon Vriend; kijk Hem nu toch weer eens bezig met die Emmaüsgangers:
- Erbij, wanneer het nodig is
- Zo
to the point.
- Niet zoetelijk (:25); wél bouwend (:26, 27).
Weer precies dat van leven bruisende werk en woord, waarin Hij altijd zo sterk was.
En dan dat eindeloos heerlijke, dat Hem van vriend tot Vriend maakt. Hij is Gód
Hij is Overwinnaar, ook over de dood. Hij is met zijn machtige activiteiten weer aanwezig en dat blíjft zo; altijd en altijd. Honderd geslachten later nóg zo.
Ook al ben je maar met weinigen (Matth. 18:20)
in eeuwigheid onverzwakte Krachtbron (Hebr. 13:8).
Zekerheid, die onvernietigbaar is.
Volg Jezus nóg meer op de voet. Bij Hem en zijn altijd aanwezige machtige wonderen en woorden ben je veilig. Hij geeft het voorbeeld, hoe levend werk eimand blijft volgen, zelfs door de dood heen.
De vlag uit voor zulke daden
de vlag uit voor zon Leider.
11-11-2009, 21:48 geschreven door Gerritse
|